IBOINENSI S Libèr I Camt 1.
8 HERBAR11 A A
Totus Calappae racemus cum omnibus .etiam foliis
Mälaicenfibus peculiariter Palepa Nior dicitur.
V o x Calappae etiam derivan poteft(ä Kelapb, .quod
Arabibus dénotât decorticare, unde.Kelipba cortex,
mt'egumentum, quia Calappa ipfigni tegitur Cortice,
ac multiplici indiget decorticatione , antequam ad
interiorem liquorem perveniamus;'iftud Kelapb Chal-
daeis. decorticare, tegmine fpoliare .dénotât, & Arabicum
Galpbon operculum.fîgnifiçat,j omnia vero ifta
nomina primitus defcenduntr ab Hebraeo Illepb , id.
eft texit, obtexit. Licet enim vox Calappa e Javana
lingua f i t , notandum tarnen eft , Javah.os&Ma)ai-
cenfes multa ex Arabica & Hebraea defumpfifig vó-
cabula. .
An iila, quam Tbeopbr. lib. i. Cap. 16. defcrjbit folio
efie arundinace.o, eadem fit cum Coco Indica, af-
firmare nón aufim, licet nomina-maxjme conveniant,
& Palma Indica etiam in regipnibus Àegypto viçinis,
nempe Trogloditica,,& Aetniopia nafcatur; IpfaTheo-
phrafti verba dabo , &.difcrimen rèlinqùo- indagan-
dumiis, qüi regibriés illas perluftrànt. Is igitur primo
lib. i. Càp. 18.’ a;t,Coccum-elle folio arundinaceo,
iit Palma', deinde iîL 2. Cap. 8* dicit Coccas plurimas
in Aëthiopia nàfçi fruticotas', nön uno caudice, fed
pluribus, & infcërdum ajiquö modo conjundtis, virga
minime longa, féd cübïtali. tantum, levi coma cacu-
mini adnexa, früdtum figura, magnitudine & fapore
diverfum, cäeterfs. vero praeftat, quae rotunda forma
guftuque fit gratiofe, fed'minus dulci. Eousque
Tbeopbr. lib. 2.
Plinius haeC aliter legit, quem vide lib. 13. Cap. 9,
Alia eft-arbor Cuciofera v o ca ta , quae inA eg ypto
hafcitur, & Palmae ipecies e ft, d equa vide Tbeopbr.
lib. 4. Cap. 2. .
An haec Palma Indica veteribus fuerit riota, plures
dubitant fcriptores : Palma Cypria Tbeopbräfti v ix efie
Set eft, quum arbor Calappus numquam eo usque ad
orealem vel Occidentalem crefcere obfervetur pla-
gam, fed quum apud Tbeopbraßum, Arrianum, Stra-
bonem, Plinium, aliosque veteres fcriptores legatur,
in India excelfifiimas crefcere Palmas., quae“magni
funtufus, unde nempe vinum, mel, panis, acetum,.
aliaque confici poflimt, de nulla alia arbore mteo.
uidem judicio id intelliei debet, quam de Calappo,
um vera Palma Dadtylifera in tota India , a parte
Oriental! Indi fluvii, & inter Tropicum Cancri fita,
exotica fit, ubi haec Palma Indica fola praedominatur,
interim fdiendum vel notandum e ft, veteres fcriptores
plurima de hifce duabus arboribus confudifle,
forte per nominum confonantiäm fedudtos, tribuen-
tes uni nerrfpe illud, quod alii competit .arbpri. Sic
etiain mOnendtim e ft, quad in Horto Malabarico no-
men hujus arboris, figurae ejus jundtum, quatuor di-
verfis exprimatur liiigüis , Latina nempe, Arabica,-
MallabäriCa, acBracmana, intelligas autem oportet
tres has priores linguas unum tantum habere nomen,
Tenga nempe, litteris modo Latinis, Arabicis, & Ma-
labaricis'expreflum, ne quis putet nomen Tenga efie
bonum vocabulum Latinum, aut Arabicum.
Juxta teftimonium 0 . Dapperi in Africae defcript.
vocatur Calappus haec in Madagafcara Voaniou, quod
cumMalaicenu & Amboinenfi vocabulo proximecon-
v en it, & in aliis pluribus occurret poftea nominibus.
Rariflimae ibi funt hae arbores ,, ac juxta incolarum
teftimonium penrtus olim igfiotae3 fed ante quinqua-:
ginta vel fexaginta circiter annos modo ibi-proger-
minarunt per nuces aliis ej? regionibus per maris flu-
. xus in litus forte fortuna projedtas, quod verofimile
admodum videtur, dum femper fere ad litus maris
tales invenias nuees Cocos fludluantes , .vel in illud
projectas.
Een gebeelen Calappus-tak met bladeren en al, <vüort by
de Maleyers in ’t byzonder Palepa Nior genaamt.
Het woort Calappa .kan ook af geleit worden van Ke-
laph, het geen by de Rabynen betekent affcbillen, waar
van Kelipha een baß, ofbekleetfel.j om dat de Calappus-
noot met een zware baß bekleet is, en veel affcbillen nodig
heeft., eer dat men tot bet binnenße vogt genaken kan. Hei
zelfde Kelaph wort by de ChaldeënHiiede door affcbillen of
door bet bekleetfel aftrekken genaamU Het Arabifcbe Gal-
phon betekent een dekfel, dog alle deze woorden flammen
a f van bet Hebreeimfcbe Illeph, dat is, by beeft bedekt,
■ bekleet. En fcbo.on bet woort Calappa uyt de Javaunfche
taal oorfpronkelyk is, zoo moet men nogtans weten, dat dé
Javanen en de Malleyers veel woorden ontleent hebben uyt
de Arabifcbe en Hebreeuwjcbe taal.
. O f diegeene, dewelke Theophraftus in bet eerfle Boek
Capiitel 16. befebryft met een bladt aan bet riet gelyk, dezelve
zy met de Indifcbe Cocus, durf ik niet toeflemmen,
fcboonde namenzeer overeenkomenen ie Indifcbe Palmboom
ook groeit in de Landen grenzende aan Ègypten, te
weten in Aetbiopie, enz. Ik zal de woorden van Theote
phraftus bier zelve ter nederfleßen , en bet onderzoek dver-
lat'en aan de geene, die die Landenbezigtigeni■ Deze der-
balven zegt in zyn. eerfte Boek, Capittel agttien, dat
[ de Cocos is met een bladt ais van bet riet, en daar na in het
tweede Boek , Capittel agt.zegt by, dat ’er veel Cócos
groeit in Aetbiopie Jmiyksgewyze, niet met eeft fläm, maar
met veele en dikmaal te zamengevoegde ftruyken met geen
lange takken ofte roeden, maaxflegts zoo lang als eeji elf
met een kleyne kruyn in den top, dat de vrugt daar van in
grootte,. figuur en fmaak verfchülen* dogdat boven den andere
uytmunt,- die ront is, alzoo die flerker van fmaak is, en
minder zoet. Dus verre Theophraftus in zyn tweede Boéh-
Plinius leeft dit anders, welken zie in zyn dertiende 'Boek,'
fCapittel negen, zeggende een ander is de boom Cuciöfera ' enaamt, dewelke in Egypten groeit, en een zoort van
Yadel-boóm is, wadi' over zie Theophraftus in zyn vierde
Boek, Capittel twee.
O f deze Indiaanfcbe Palm-boom aan de Ouden zy bekent
geweeft], wort by de Schryvers in twyffel getrokken. De
Palma Cypria Theophrafti kan bet niet zyn, dewyl den
Calappus-boom nooyt zoo ver om bet Weflen en Noorden
groeyt; maar als men by Theophraftus ,-Arrianüs , Stra-
Bo, Plinius, en andere oude Schryvers leeft, dät in Indien-
zeer booge Palmen groeyeng waar van men veelderley ge-
bruyk beeft ; inzonderbeyt dat men wyri, booning, brood,
azyn, enz, daar van maken kan, moet 'zulks- mynes -Gorf
deels van geen andere, dan van den Calappus-boöin ver- .
f t aan worden, dewyl den regten Palmof 'Dadel -boom in
gants Indien beooften den Indus, en binnen den Tropicus
Cancri gelegen , uytfandigis, alwaar deze Indiaanfcbe-
zoorte alleen domineert, dog moet men mede Weten, en ver
dagt zyn , dat de oude Schryvers ,<veele dingen geeonfun-
deert 'hébben van deze twee. boomen, mijjcbien doór dé felykbeyt der namen verleyt zynde, den eenen toefcbryven-
e bet geene eygentlyk den anderen toekomt i- ftod dietit ook
tot waarfcbouwing, dat de tiaam dezes boovis-in dë figuur
van de Hortus, Malabaricus. , wel in vièrderley talen
uytgedrukt ftaat , te weten Latyn, Ardbis, Mallabaars,
en Braminees. Dog men moet weten, dat de drie eerfte
talen maar eenderley namen hebben, te weten Teriga,(/7egtx-
met Latynfcbe, Arabifcbe, en Malabaarfcbe.letters‘ge-
fcbreven,. op dat niemant meyne, dat T enga go et Latyn,
of .Arabis zy. ••
Na ’tfcbryvenvan O. Dapper, in zyn befcbryving van
Africa, heet de Calappus op Madagafcar V o a n io u 'hetwelk
met ’t Maleytfcbe en Ambonfcbe zeer na overeen-■ ■
komt, en in meer namen zal gètoont worden:-zy zyn ab.
daar fchaars, en volgens ’t zeggen der Inwoonders by bun
eertyts onbekent geweeft, maar voortgëkomen uyt de vrug-
ten van andere plaatfen, door' de zee danftrant byfgéval
opgewfirpen, t'zedert vyftig. offeftig jaren herwaarts't
welk niet zonder groote waarfcbynelykbeyt gefprooken is,
aangefien men van tydtot tyd aan ftrant eenige Kokosnoo-
ten vind.
O B SE R - A A N,