S2' HERBARII AMBOINENSIS L ib e r II. cap. XXIX.
orve d’ùitôs transverfales lata , rigida , obfcure vi-
reutia, deciduaque flcça riigrefcïmt. Junior» ramu-
lomin folia Tant fufca, ' penetrantioremque habent
odorera ' quant -vetufta , cundla vero folia trafta-
ta veT ctibiciilo iriclufa AUii 'dimt odorem. Rx ra-
miilôrum oftu- racemus progenninat.,palmam looms,
in unam binàsvc latérales partes divifus, ex quo tru-
ftus excrefarat copiofi , inftar Lànfiorum, fedmagis
vagi ac pàüci pèrtfeEli excrefcunt, qui primocme-
rei fùnt clôbùli ex rotundo angolofl, fuperius fqveolanotati
H i frqau's J perfeïti, fpeciem præ fe fe ront
parvarum Jambofarum, quatuor qumqueve limül
ex-Tacemis dependent, quidam fflmplices'mitai" parvi
Pruni, plurimi aüte'm gemini inftar fcroti cams, ex-
terius albicantes feu pallide virentes inftar pofflorum,
vel albarum Jamb'ofarum, fub glunia exteriore aliud
inteEumentum reconditur cultrum cralTum fangumci
coloris,quod interiorem ambit nucem, utiMacifjJNu-
cem Mofchatam. Hoc autem integamentum elt æ-
oualins, totumque inveftit nuclelim, atque fub hoc
verus invénitur nucleus alio tenui adhuedum ac li-
enofo teclus.putamine, quod tamen to.tam læge.qon.
ambit itùc'èm,: quæ externe graminei vmdis e f t c o loris
, interne albicantis, quæque varns tp.curvis hums
in tria, quâtùôr* Vel- quinque fegmenta poteft dtyidi
il' c a u S Dexterior fenfim nigrefeit, dehifeit, ac ru-
bentem cum ejus jntegumentq. enuttit nucleum , qui
terram taneens facile radices agit, novasque proger-
minat arbuîculas: Frudus fimplices plerumque încur-
vi & irregulares font, inftar Renis fo rm a i. Très etiam,
nuclei Ted rariffime, una in gluma înveniuntur, .liane
in •terrain: hi .décidant, involucrum fuam mutât
rubedinem V& dégénérât in fordide cmereum feunign-
canfem colorem, quo nucleus vetufaor e ft, eo ma,
^Fruftus àc præfertim nucleus fortem fpirat odo-
renTAIlio ■ 'àdêo- flmilem.ut pro eo habéreaii-. ildem
dübque odor in arbôris cqrticelpercipitur adeo pene-
o-àns , ut totam repleat domum, ac yix tolerari pqffit:
In viridi’ lîèno debiîior e ft, in fieço autem evap^cit.
Maxime fatuus in vetuftis detegitur foins,- ad Alhum
tamen etiam- accedens. _ Trunci cortex externe ex
ç-inereo viret, ,aç ftepe nigrefeit, lignum albicat, eft
ïeve ac mofte.
Anni tempos. Ouum arbores Tint ita excelfæ, v ix
obfervari poteft, quo tempore flores provenant,unde
anni tempus in hac numeratur , quum matun décidant
fruttus, quod fit menfibus Februario &Martio,
fique tüm lio n coliïgântür, vel ab apns comedan-
tur, in fiibfequentibus pluviofis menfibus dota, arbu-
fcularum filva fub vetufta ac riiatrice-confpicitur-arb°
N'men. Latine Æiarm a naturali Allii odore rMa-
laice Caju-Bawang. Ambomice famalujjel & Tama-
1 Locus In Altis Amboinehfium filvis crefcit hæc
arbor,-fed non copiofe, ac. tantummodq. hinc md.e
una alterave. In magna pliirimum invemtur Amboi-
na vel. in regione Hitoe , præfertim circa magnam
illam viam, quæ per regionem iftam obliqué decurrit,
item in Leytimora prope Hoettomoery , atque notan:
dum eft lignum hoc ab inperitis erronee haberi pro
vero CajiirLqffi, ob nominum fimilitudmem. ..
U fus Hicrruftus quondam Amboinenfibusinlerviit
îoeo Âilii ac Cepæ;* uti, illis haftenus eft in ufu, qui
infi funt adfueti ac filvas inhabitant, mternus emm
nucleus carbonibus parum inpofitus ac toftus^&cum
Zingiberë & Limonum fucco contritus bonum præ-
bet condimentum, pifeibus àcçommqdatum; Jupiora
ac tenera fo lia, quæ vemftis fortiorem ac penetran-
tiorem dant odorem, cum pifeibus itidem coquuntur
ob iftùm Ailii odorem. Omnia vero hæc condimen-
tahodie extra ufum funt, poftquam ex Java ahisque
regionibus Alliqpi ac Cepa tranfportata.fuerint.
Lignum parum eft in ufu, excepto quod afferes â-
liquando inde for meneur ad exftruénda parva monoxu-
la i delapfos nucleos Amboinenfes. fünlbus alligare
folebant, quos in fumo exficcabànt:, dpnec externe
nigrefeant, quos fecum vehebant ihitineribusniarims,
ex°quibus condimenta præparabant. ^uos hune mti-
nem fupra ignem torrebant,ac cum Zmgibere&tofto
vingers breet, Jly fi boog-groen^ en de afgevallene ver.
droogde voerden Jvoart: De. jónge bladeren aan de gehec-
le ryskens zyn bruyn- en Jierker van reuk dan de oude,
doch .geven doorgaans alle dè bladeren, een voeiniggeban-
delt tjride, 'of in buis Jlaande, een look-aebtigen reuk van
baar: Uit den feboot dér ryskens komt een tros voort, een
bant Icihk, en in eeh of tvoee zyde-takken verdeelt, daar
de vruchten aankomen veele by malkander, gtilyk de Lanf
je n , docb ydelder en weinig komen tot perfectie, zyndt '
èerjt graauwe kogeltjes, üyt- den ronden 'hoekig, en van j
vooren met een kuiltje. De volwajfene bebbèri de*gedaante !
van kleyne Jamboefen , hangende 4 a 5 aan ifojjen by . I
malkanderfommige enkelt, dis een kleyne pruim, maar
de meefle dubbelt, als de 'klooi-zak' van een bont, van bui-
ten witaebtig of bleek-groen, gelyk Appelen, of witte
Jamboefen; onder, de buitenfie bolfier, leidt een ander
dekzel vqn een mes dik Uoei-root, en de binnenjle Noot omvangende,
gelyk de Foely de Noote-Muffebaten, docb dit
demi is effendtr, en bekleet den gebeelen korrel, onder
deze leidt de regte korrel, noch al met een andere dunne
enjmitacbtige Jcïïaal omvangen , docb die echter dikwils
den gebeelen korrel niet dekt, by zelfs is van buiten gras- J
groenden vanbinnen wit, latende zich-met verfebeidt
kromme linten in drie, vier, en.vyf Jiukken deylen, gelyk
een Canari.
De buitenfie fcbelle wort metter tytfwartachtig,fplyt
open, en laat de roode korrel met bet dekzel uitvallen, die
op de aarde raakende licht,wortels febiet, en nieuwe boompjes
VQortbrepgt : De enkelde vruchten zyn gemenelykmt
Jcbeefyénpls een niere gefatfoeneert. Men vint ook (docb
zeer zelden) wel drie korrels in een bolfier ,' en alfie uit
dezelve op de aarde vallen, zoo verandert '•bèpl.o?nwmt%el
ook zyn r9pd,igbeldt,, èn werp lelyk-graauw ofjfi^art, ai
boe>de: koTLel mder, hóe. .iyy-grpender wert.
De vrucht, inzohderbeidt da korrel, beeft, een fierkrn
reuk5 de knof-lookzoogelyk, dat menze.daar voor aan-
nemen zoiide: dezelfde reuk-is■ oojtin de feborfie des boom,
en daar by zoo fierk, dat- by bet gebeele buis vervult,
èn men hem qualyk lyden kan : Wat flapper, is by-, in't
groene bout, maar in 't drbogé- vergaat by, den flapften
is inde oude bladeren, doch-nóg-ah naa.het knoflook rii-
kende. De feborfie van den fiam is van buiten uit den
graauwen groenaebtig, en bykans f wart} bet bout wit,
licht, en niet hart. ' -H■ 'v f
Sayfoen. Om dat bet zulke hoogeJjoomen zyn, zooien
men qualyk opmerken, wanneer bet bloeyzel voor den dog
komt, dies men zyn Sayfoen reekent , wanneer de rype
vruchten beginnen af te vallen, 't welk gefebiet in Fe-
bruary en Maart, en zoo 'menze als.dan niet op. en leeft-,
of datze de wilde Nexekens niet op. en knappen, zoo vint
men in. de,volgende, reegen-maanden een. gebeele boficbagie
van jonge boompjes onder de ouden,
Naam. Latyn-Alliaria, van den1 Natuurlyken knof-
' look reuk; in 't Maleyts Caju-Bawang: Amboins Tama-
luflel en Tamalaffe. , ' * . v
Plaats. Deze boom wafi in de booge Amboinfcbe bojjem,
docb geenfints in menigte, en maar bier en daar een: m
vint hem meefi. op groot Amboina , of bet lant van hitoe,
inzónderbeidt omtrent de groote weg, die bet Lam
dwers overgaat: Item op Leytimor by Hpettpmoery,
enfiaat ook aan te merken, dat het bout by de.onervaer-
ne abufivehk voor ’t réchte Caju-Laffi gehouden wert,
om de gelykbeidt der naameh, .
Gebruik. Èertyts beeft dezè vrucht de' Ambomeezeti
'gedient in plaats van Ajuyn en Look, gelykfe noch doet
\ by die gene, die daar aan gewent zyn, en.in ’t bos woonen,
want de binnenfie korrels een weinig op kooien gerooft.,
en met Gember en zuure Lemoen-zap gevreven, h
geven een goede zaufe, om vijfchen daar by te eeten. u 1
jonge em malffe bladeren , die Jierker rieken dan de me, 1
werden ook by vijfeben gekookt, om desvoorfebrevern 1
wille,. docb. alle die dingen .zyn bedensdaags in 'afgwg J
ongebruik gekomen, zedert. dat men jaarlyks van jav ,
en andere Landen Ajuyn èn Look beeft beginnen aan
Het bout is weinig in gebruik , behalven datter zo/ii
iyds eenige planken van gekapt werden tot bet omL
van kleine Prdauwen. De afgevallene korrels pleg
Amboinefen tot nu toe aan fnóeren te rygen,tn inae
ie droogen, tot datze van buiten/wart werden, en t
dan met zig voeren op haare Zee’-reizen, om een zauj
van te maakeri: Dezelve tot dien einde een rwem§twvr
'ló m s .ir .