P R Æ F I
fuit qnam maxime a Nobiliffimis Societatis In-
dicæ reÊloribus illis , qui hanc profitentur artem &
feien tiam. , < , . ^ -
Ego itaque pro viril! thefaurum hune pubhçse
dedico falüti & commodo-, qui mihi haud pâ rvo
conftitit lab ore, tædio, ac fumtibus , ho c tarnen
ipfum gaudium & voluptatem mihi adferet, fi in-
te lle xe ro , Leftoribus placere , incitabitque m e , ut
reliquas meas Chartas de Animalibus terreftribus,
üere is , & marinis, ut & de Conchyliis & Minerali-
bus-, quæ‘in hifee inveniuntur infulis, fi Deus mihi
v itam porro largiatur, in ordinemredigam, atque
in publicum emittam.
Dum v ero nova quædam, quum Herbarium hoc
jameflèt elaboratum, admeampervenerenodtiam,
quæ antea mihi fuere ign o ta , de quibusdam fcilicet
herbarum qualitatibus, nec mihi integrum effet ca-
pita continuomutare v el denuo deferibere, hinc po-
tius. forma Appendicis ea fuo fubjunxi cap iti, quæ
L e tto r ica æftimâbit, aefi ipfi textui forent inferta,
ùnde faStum fu it, ut quædam capita.-non tantum
au6la, fed & etiam mucata, & correéla fine, ica ut
appendix ilia operis tranferiptione textui fit infe-
renda.
In quibusdam locis quaedam addidi, qu® ad ipfam
plantarum hiftoriam non pertinent, fed forte for-
tuna irrepfer unt, ut & firnul illorum notitiam Leótor
habeat, fi ob inbecillitatem fummamque feneftutem
promiffos fubfequerites libros perficere non daretur.
Denominationes loco rum, in quibus ipf® pro-
veniiint plant®, explicarë quodammodo debeo, to-
tam enim Indiam divido inlndiam v ete rem , & In-
diam aquofam. Vetus India e x vulgari ufu iterum
• dividitur in Indiam intra G an g em , hodie Indofta-
nam di&am, & in Indiam extra Gang em, qu® re-
liquam comple&itur Afi® majoris partem, ab orien-
tali Gangis parte ufque in mare, in qua fit® funt
Ben ga la , A ra cana, Ma lacca, Siama , & Cambodja.
& c . Per Indiam aquofam intelligo caeteros Indi®
tra&us ad partem Auftralem & Orientalem Malacc
a fit-os, exinnumeris majoribus minoribusque infulis
conftantes, ubi Lingua Malaienfis in vulgari
eft u fu , licet qu®vis infula fuas & alias vernaculas
adhibeat linguas.
Aquofa h®c India incipit a Sumatra per Javam
& reliquas majores infulas in longo traóhi ad Orien-
tem fefe extendentes, quern Julius,Scaliger lepide
mundi palpebram v o c a t , feqüe dein in fleé titcum
infulis ad Eurum fitis ad Borealetti Septentriöna-
lemque partem, quique per Moluccas tranfit, &
verfus Septentrionem terminatur in infulas Philip-
pinas feu Manilhenfes. In extrema hac India, aquofa
verfus Orientem fita funt tria inperia, Am bo ina,
Moluccas, & Banda , qu® ad Orientem terminan-
tur & am a r iA u f tra li feparantur terra , Neva Guinea
d if ta , qu®que arbores etiam transmifit ad hujus
operis perfeétionem, uti inter alia id patet. Libr. 2.
in Capite de Maffoy cortice.
Moneftdi porro funt L e& o r e s , quo modo Barbara
nomina Latinis litteris expreffa, fint pronun-
c ian da , vocalis nempe U pronuncianda eft ut Oe
Belgarurii, v el inft'ar Germanorum U. Tsja legen-
dum eft ut-Germanorum Tfcha v e l Portugallorum
Cha* Si in Sinenfibus yocabulis linea transverfalis
ut a , per nafum pronuncianda eft tanquam U-g adef-
fe t , uti' Galli-faciunt in omnibus iftis verbis,, qu®
cum X terminantur, v e l Hebr®i, A rabes, & Aethio-
pes cum littera Ain. Reliqui accentus, qui Gram-
■ flexi, Graves, & Acuti dicuntur, atque quibusdam
in locis fupra nomina funt n o ta ti, notam gerunt
9 H • H -i prpdifebe
Compagnie wyzelyk gemommandeert is aart die
geen, mens ampt en profejjie zulks is.
I k , voor my, offere dit myn gering talent voor ’t gemene
beft, het welk my geen kleine moeyten, onhjlen,
en verdriet veroorzaakt heeft, en my egter tot luji en
vermaak dienen za l, als ik verjtaa, dat het den Lezer
eenig genoegen geeft , ook my aanporren , om myne
andere Cartabellen, van land, lugt, en Zee-gediertens, .
hoor entjes , fchulpen , en mineralen, ' die men in deze
Eylanden vind, zo my God 't leven fpaart, in order te
brengen, en de wereld mede te delen.
Terwyl nu, na dat dit werk dl in ’t net gecopikert
was, my nog eenige dingen ter kenniffe zyn gekomen,
die ik te voren niet geweten heb , aangaande vele en
merkelyke eygenfebappen der kruiden, en ’t egter my in
deze Jtaat niet mogelyk was de Capittelen t'eikens te
breken, en te hermaken, zo heb ik dezelve dingen agter
aangevoegt, in manier e van byvoegzels, op yder Capit-
te l, die den Lezer dan- gelieve aan te nemen, als o f het
den regten text was , dewelke in zornmige Capittelen
daar door niet alleen vermeerdert, maar ook dïkwils
verandert, en verbetert word, zo dat men dezelve verbetering
by verfchryving van ’t werk in de text zal moeten
invoeren.
Hier en daar heb ik ook eenige dingen ïngemengt, die
tot de Hiftorie der planten niet dienen, maar by gelegent-
heit daar in gejlopen zyn, opdat den Lezer daar van kenniffe
mag hebben, indien ik, wegens myne fwakheit en
ouderdom de voorfz. beloften 'van de rejlerende boeken niet
vermogens mogt zyn te voldoen. -
In ’t benamen der plaatzen, daar de planten waffen,
moet ik my ook wat verklaren', want geheel Ooft - Indien
veer deel ik, in oud-lndien, en water-Indien: Oud Indien
werd na ’t gemeen gebruik wederom verdeelt in Indiam
intra G an g em , heden Indojlan genaamt, en Indiam
extra Gangem, begrypende het rejlerende deel van groot
AJia beoojlen de Ganges tot aan de Zee toe, daar in
Bengale, Aracan, Malacca, Siam , en Cambodia & c.
leggen. Door water-Indien verjtaa ik ’t rejlerende deel
van Oojl-Indien, bezuiden en beoójlen Malacca gelegen,
in ontelbare grote, en kleine Eylanden bejiaande, daar de
Maleytfe taal in ’t generaal gebruikt word, hoewel yder
Eyland in ’t bezonder nog verfcheide Inlandfe en eygens
talen heeft.
• Dit water-Indien begint van Sümdtfa, door Java,
en de rejlerende groote Eylanden, in een lange ryg na
-t Oofien Jlrekkende , dewelke Julius Scaliger aardig
de oogleden des werelts noemt, en kromt zig daar na
met de Zuyd-oojler Eylanden naar 't Noorden, en Noort-
wejl , door de Moluccos, en eyndigt in 't Noorden met de
Philippinfe o f M anilhafe Eylanden. In den uitérjlen
hoek van dit water-Indien naar ’t Oojlen, Zyn‘■ gelegen
de drie gouvernementen , Amboina , de Moluccos , en
Banda; dewelke na ’t Oofien bejloten, envande Zuyd-
Zee afgefcheyden werden door Y land, ’t gene men N o v
a Guinee noemt, en het wélke'al mede eenige bomen
gezonden heeft tot opmakinge van dit werk, gèlyk onder
anderen Lib. 2. in 't Cap. van Maffoy te zien is.
Nog dient tot waarfchouwing van den 'L e z e r , hoe
men de vreemde namen, die met Latynfe letteren ge-
fchreven zyn , pronuncieren z a l , te weten den vocaal
U , moet men uitfpreken , gelyk den Neder landje Ö e ,
:of der Hoogduytfchen haarXJ. T s ja moet men lezen, gelyk
de Hoogduytfche T fc h a , o f de Portugezen Cha.
■ Als in de Sineeze namen een zulk dwers Jlreepje Jlaat,
■ gelyk d ,moet men door de neus promneiereri, als o f
’er een U - g , mede onder liep ; gelyk de Francen alle
die woorden , die met een X temmeren ; o f de Hebreen,
Arabiers , en Moor en met de letter A in doen:
De andere accenten, die men Circumflexum , Gravem,
en
V O O R
pronunçiationem , uti in fcholis hoe docetur.
leones a variis delineat® funt artificibus., qua-
rum qu®dam majores, ‘ali® mihores funt, fingul®
vero fuo notat® nomine, quas ipfe nunquam vidi,
fed a peritis co gn o v i, certiorque fadlus fum, fads
cum ipfis copvenire plands , quid vero mutandum
aliquanao-fit, ad ipfas no tav i figuras v el in textu.
Has aiitem L e fto r fufcipiat tanquam fatis fideles
& jucundas , ’donee forte ab aliis corrigantur, v el
meliores _ producantur , facile enim is percipiet ,
me in hifee oris ab optimis non inftru&um fuiffe
pi6toribus, unde etiam me non puduit fsepius Le-
6torem , qui majores melioresque e xpedt figuras,
ad alios ■ remittere auflores , pr®fertim vero ad
infignem fumptuofiimque Hottum Malabaricum a no-
biliflimo V iro Henrico, van Rheede nuper in lucem
produftum , fed cujus teftimonio in.paucis tantum
uti potui capitibus , quum bini priores iftius operis
tantum tomi ad manus meas p e rv en e re , & pie-
risque in Amboina ignotus eft.
His igitur vafe as ; & f i , cognovero hunc metim
laborem non inutilem nec . ingratum fu if le , ftimu-
lum mihi addet, u t , quod fupra p rom ifi, reliquas
etiam Objervationes meas de Terreftribus, Aeriis ,
& Marinis Animalibus , Conchiliis, Mineralibus-
que , qu® in Orientalibiis h i r occurrunt infulis,
editioni adornem. Finem igitur praefationi huic
in pon o, libroque gratulor: fubfequentibus verficu-
lis ilium adloquens.
R E D E N .
en Acutum noemd, en hier en daar boven de namen
geteykent jiaan , zyn van bekende pronunciatiè , gelyk
in onze Jchoolen geleert werd.
De figuren zyn door verfcheide Teykenaars opgemaakt
, Waar van Zornmige wat kleinder zyn, en yder
mét Zyn naam önderteykend, dewelke ik wel nooyt gez
ien h eb ; dog egter van de omfianders verzekert wiert
ten naajlen by getroffen waren, en wat by yder te veranderen
i s , heb ik op de figuren o f in haar Capittel genot
eert. Den Lezer moet dezelve voor lie f némen, tot
dat zy van andere verbetert werden , want ’t is ligt te
denken , dat ik in deze gewejlen de bejle Teykenaars niet
gehad heb, dierhaJven ik my ook nietfcbame<den Lezer,
die grooter en beter figuren wil zien, zomtyts naar andere
Autheuren te wyzen, voornamentlyk na % voortref-
felyk en ko/ielyk werk den Hortus Ma laba ricus, door
den Ed. Heer Hendrik van Rhede onlangs in het ligt
gebragt, dog dit kan ik maar in weinige Capittelen doen,
vermits, tot nog. toe geen meer, dan 2 delen van dat werk
my toegekomen zyn, waar van 't meefte deel in Amboina
nog onbekent is.
Vaart dan hier mede wel, en zo ik Verftaa , dat dezen
myn arbeyd aangenaam is , zal het my, gelyk boven
gezegt heb, aanporren myne andere O bfervatien, die ik
nog "onder my heb, van de land- ,lugt- , en Zec-gedier•
tens, Hoor entjes, Schulpen, Mineralen, Gefteentens & c .
die in déze Ooflerze Eylanden gevonden werden , ook
te perfectioneren en bequaam te maaken, datze ’t ligt
mogen aanfehouwen : waar mede ik myn boek geluk
wenfche , met de volgende veerzen Y zelve aanfpre-
kende.
AUCTOR D t