C A P U T V I G E S I M U M XXII. H O O F T S T U K .
S E C U N D U M .
Sampacca filveßris. Tsjampacca Utan. De wilde Tsjampacca - Boom.
Sllveftris hæc Sampacca truncum gerit magis ere-
ftum & altiorem, quam domeitica, foliatura cæ-
terum ac modo crefcendi cum ip% convemt,
rami vero ejus funt magis erefti, ac folia majora &
ampliora, ofto vel novem pöllices longa, quatuor
lata digitos,magisque viridia,pauciores habentia collas
qùam vulgaris, molliora, ac juniora fere lanugi-
nofa in inferiore parte, quales & ramuli ac petiQli,
contrita autem florum odorem lpirant, îuntque lapp-
ris amaricantis, ac rubram tingunt aquam, in qua
contrita hæc infufa fuere, atque hæc ficcata vindem
fervant colorem » quUm vulgaris fufca fint.
Flores cum præcedentis floribus omnino conve-
niunt, excepto quod petala fint latiora, albicantia,
ac coloris ftraminei, odoris debilis, fivero cult» fit
arbor, ejus flores penetrantiorem & quafi luxunolum
fundunt odorem, minorem tarnen domeitica. rUtil-
lum horum brevius eft & lacius, tacemus vero frugi-
fêr cum baccis vulgan fimihs e ft, ofllcula mclufa indem
funt-numeri, a binario. usque in ftptenanum nn-
merum, nec.ita rubentia ac m priori,fed læte rubenc
duum matura find . r « „ „
- Altera hums filveftris occumt fpecies, quæ flores
■ rerit ex luteo viridesr, forma cæterUm cum prion
ranvenientes, horum autem odor quoque fatmjs e ft,
e t e truncus lignum datmofte ac lentum, colons ob-
fcure citrini, flflt recens, vel maceratum , odo-
remoue foirai unguenti haud tarnen ingran, fere ln-
ftar O ie tEwrim, vel unguenti mapmtboltgm
Namen. Latine Sampacca filme fin s &.Alba. Malaice
Tsiampaeca Ütàn & P uti, diftmguendum veto eft a
d oiefa ca: Sampacca Pnti , m precedent! defcnpta
ca? ' L Raro occurrit in fllvis Amboinenfibus ac lo tis
umbrofis , plurimum vero in Hitoenfi remone &
tfte aL afiqu e, in hortis etiam coll poteft, ubi non
maiOrem adquirit altitudinem quam domelhcæ Soea-
paccx, odor autem florum ibi etaltatur.
Ufas Huius arboris lignum molle quidem eft ac
facile elaborari poteft, attamen flurabile ç f t ,nec facile
fiffuram patitur , non autem bene polin poteft.
Fiitulæ fclopetariæ ex illo formantur, ut & alia mi-
nora ad rem fcriniariam pertinenda. Diutifltae un-
Suend fervat odorem, puefertun fi occlufum firent
° Tuniora eras folia contufa in aqua macerantur, donee
rubram adquirat colorem, quae ab Ambomenfi-
tu s oculis inftiliatur, ut darum reddat vlfumi
In Rumptii Appendice hssc adduntur.
Pro filveftri Sampacca biite arbores fiabentlir, prima
eft TOtearir àCpa, quæ infflvis occumt,. Altera
eft Sampacca montana lequenti in capitC deienpta.
Primo Sampacca Alba Pea Tsjajnpacea Posit , hæc
altiorem & fectiorem gerit truncum domeitica: re-
liqua ititextu.
Nullum peculiarem præbet hie flos ufum, quum
debilis fit odoris. Juniora vero folia parum contuta,
& in aqua macerata, donee rubefcat, ab Amboinenfibus
oculis inftillantr 5 ut oculorum aciem aûgeat,
iilpsque claros reddat.
'Tabula Sexagefima OClava
Ramum'exiibct Sampacce Alba filveßris.
DE wilde Tsjampacca beeft een regter en booget
ftam, dan de tamme, -anders aan bladeren en wasdom
dezelve zeer,gelyk, doch de takken wqffcben
regter over eind; De bladeren zyn wat grooter, en bree-
der , acht en negen duimen lank3 vier vingers breed, bo-
ger-groen, met minder ribben, dan de gemeene, zagter
in 't aantajlen3 en de jonge bykans wolaebtig aan de on*,
derjle zyde, als mede de jonge takjes gewreeven zynde3
ruikenze meer na de bloemen , bitter van fmaqk, en verwen
bet water roodaebtig', daar menze gekneufi in leid.
De gedroogd,p bonden bqare groente, daar de gemeene bruin
bejlerven.
De bloeme is geheel en al de gemeene gelyk, bebalven
dat de bladeren wat breeder zyn3 witaebtig van coleur,
als jlr-oo, flap van reuk3 doch gebavent zynde , werdze
Jlerker en geil 3 -echter de tamme nog al wykende. Het
middelfie pilaartje is wat korter en breeder, maar de
vruebt-dragende tros, met zyne bezien , is de gemeene
meeji gelyk, de binnenfie korrels zyn ongelyk van getal
, van twee tot zeven toe, zo rood niet als de vdorige3
maar liebt-rood, als zy ryp zyn.
Men beeft nog een tweede wilde zoorte, wiens bloemen
uit den geelen naar den groenen trekken, anders van gedaante
de voorige gelyk., werd flap van reuk, den jiam
beeft binnen een week en taai bout9 donker-Citroen-ver-
wig3 als bet'vers is3 o f droog, zynde geweekt, hééft
bet een zalfacbtigen , doch niet onlieffelyken reuk , bykans
als bet Oleum Laurinum, of de zalve^Diapompholigos.
Naam. In ’t Latyn Sampacca filveftris en Alba. Op
Maleyts Tsjampacca. Utan en Puti. Dodb te onderfcbex-.
den van de tamme Sampacca Puti in ’t voorgaande Kapittel.
Plaats. Het werd weinig gevonden in de Amboinfcbe,
Sojfcben, en in fcbaduwachtige plaatzen, meeji op bei
Land van Hiioè, en omtrent Larique, mewkan bei ook
in de boven planten, alwaar bet niet booger werd dan de
gemeene Tsjampacca, maar de reuk van de bloeme werd,
verbetert.
Gebruik. Het bout van dezen boom is wel week, en
laat zig ligt bearbeiden, evenwel durabel, enfebeurdniet
licht, doch men kan bet niet welpolyfhen: Menmaakt ’er
laden van Roers van , als mede ander klein febrynwerk.
Het behoud zynen zalfacbtigen reuk zeer lang-, inzonderheid
als bet opgejlooten floot. / ■
De jonge bladeren wat gekneufi, en in water geweekt,
tot dat bet roodaebtig werd, bet zelve doen de Amboinee-
zen in de oogen om bet gezigt te verklaren:
In de Appendix van Rumphius werd dit ’ er bygedaan.
Voor wilde Tsjampacca werden twee boomen gehouden,
de eerjle is de gemeene witte, die men in 't wilt
vint. De tweede is Berg-Tsjajnpacca in ’t volgende
Kapittel befebreeven.
1. Sampacca Alba of Tsjampacca Poeti. Deze heeft
een booger en regter ftam dan de tamme. Het- overige in
den teXl.
Men heeft geen zonderling gebruik van deze bloem,
dewyl daar weinig reuk by is i De jonge bladeren wat
gekneufi, en in water geweekt, tot dat het roodaebtig
werd, doen de Ambciineezen in de oogen om bet gezigt te
■ verklaren;
De acht-èn-fejlig/le Plaat .
Vertoont cth Tak van de witte <wil(/e Tsja^paeca-Boem.
CAFUT