Banda,in Gorama& Ceramaoccurrit orientali, quam-
vis non, magna in copia, plantatur ibi & colitur inftar
Mangæ arboris, in Baleya quo que occurrit. In
Amboina Silveftris r.eperitur in filvis Hitoæ, fed fre-
quentior in Boero ; Gorama, Cerama, ac porro in
infulis Auftralibus.
UJus. Domeftica, quæ in Banda & Baleya plantatur,
fruótum exhibet, qui crudus eft edulis,quum gratam
habeat aciditatem, fi prudenter modo depuretur a
fupra memorata calce,. filveftris fruftus quoqlie edi-
tu r , fed plurimum in Gorama vicinisque infulis: In
Amboina autem eft v ilis , vefpertilionibusque relin-
quitur. Interiores nuclei apertorum officulorum Calap-
pæLymphæ incoóti, fuut rere tam dulces, qiiam Canard.
Lignum, uti fupra diólum fui't, in locis illis, in
quibus abundat, ædificiis infervit, quum fatis diu fit
durabile, quum horum incolarum domus plerumque
fumo fint repletæ, unde colli aliaque infefta hoc non
expetunt : Baleyenfes, quum fruótus decerpere cu-
piunt , hancarborem non confcendunt inftar aliarum
arborum juxta truncum, fed per fcalas, ob rugofum
ejus .truncum ac corticem, foliisque utuntur crudis
ad Bocaflan., uti alia hunc in finem apta ac recenter
excreta folia Ulang-Ulang.
Tabula Sexagejtma Septima #
Ramum exhibet Vidorki Silveftris primi, ubi Litt. A. offi*
cula feminalia reprsfentat.
O B S E R V A T I O .
Caniram H. Malab. part. i. Tab. 37. hujus generis vide-
tur fpeciés.
•voel in Banda, op Goram, en Ooft- Ceram, alhoewel mede
in geen groot getal, men plantze, en havent ze aldaar,
lyk de Mangas-boomen, op Baley werdenze mede gevonden:
en op Amboina beeft men de wilde in 't gebergte van Hi-
toe, dog veel overvloediger op Boero, Goram, Ceram, ené
de verdere Zuid-ooJlerEyldnden.
Gebruik. De tamme, gelykze in Banda, en op Baley
geplant voert, is bequaam, om raauvo te eeten, om datze
een aangename rynsbeit beeft, aljfe maar met voorzmig
beit gezuivert voert van de bier boven aangebaalde kalk: de
voilde voerden ook voel.gegeeten,dog meefi op Goram, ende
de naajtgelegene Eylanden: maar in Amboina werdenze
veragt en voor de vleermuizen gelaten: dé binnenjlebeejlen
uit de geklopte Jieenen , in Calappus-melk gekookt, fmaa-
ken by na zo zoet, als Canari: bet bout, als boven is ge-
zegt, voert op de plaatzen daar men bet in meenigte beeft,
tot den buisbouw gebruikt, en daar bet ook al vry lang
aan duurt, om dat de buizen dezer Inlanders meefi of doorgaans
vervult zyn met rook, daar de voormen en het andere
kleine ongedierte geen f.'maak in fchynen te vinden: de Baley
er s3 willende de vrugtenplukken, beklimmen dezen boom
niet gelyk men voel andere boomen doet langs den Jlam, en
dat wegens zyne ruige fcborjfe, maar komen met een ladder
daar op; en de bladerengebruikenze ook raauvo totBocaffan,
gelyk als andere daar toe bequaame Ulang-Ulang, of jonge
en eerfi uitgefeboten bladeren. .
De Seven- en Sefiigfle Plaat
Vertoont een Tak van de wilde Vïdorik-Boom, alwaar Lett. A.its
zelfs zaat-korrels verbeeldt.
A A N M E R K I N G .
De Caniram van de Hortus Malabar. eerfte deel Tab. 37.
verbeeldt en befcbreven fcbynt van deeze boom een zoort te syn.
CAP. QJJINQJJAG. OCTAVUM.
Cat afp a. Catappan.
C Atappâ duplex quoque e ft , Domeftica & Silveftris
, quas fimul noc in capite deferibemus:
Domeftica eft arbor vafta & extenfa, refto, fed
non admodum alto trunco, circa quem rami oppo-
fiti locantur, formam præbentes ampli petafi, & ad
majorum ramorum extremitates alii transverfales ori-
untur rami, atque ex fis porro alii minores; ad
quorum extremitates in orbem fine ordine & arftif-
fime folia dependent, fere inftar ingentis lampadis,
plurimis extenfæ tubis ; atque hæc folia funt maxima
, fed inæqualis magnitudinis, inferiora enim ac
vetuftiffima quinque, fe x , ottove pollices funt longa,
duos cum dimidio vel quinque lata pollices, alia autem
faepe decern duodecimve pollices funt longa,
quinque fexve lata pollices, inftar flabelli formata,
ad fummum nempe latifiima, ac fere inftar dimidii
circuli rotunda, brevi apice, inferius fenfim angu-
ftata-ufque fere ad ipfum ramum, cui brevi crafib-
que junguntur pe tio lo , uti quoque nervus médius
admodum craffus e ft, qui plurimas emittit coftas latérales
parallelas , quæ arcubus incurvis fibi mutuo
junguntur: Folia hæc funt glabra ac læte viridia,
fiibtus quodammodo flava, ad taftum mollia; flores
longis ex racemis dependent albi, pa rvi, plurimis-
que gaudentes albicantibus ftaminibus, plurimique
pkrumque decidunt , ita ut unus alterve tantum ex-
crefcat uno ex racemo.
Frudus eft magnitudinis junioris Mangæ, vel paulo
minoris, ac magis planus, ad oras acutior, très lon-
gus pollices; fesqui-pollicem latus, pollicem craffus,
undique ad oras leviter emarginatus , atque ad unum
plerumque latus reflexus vel protuberans, formam-
que hinc cochlearis vel cymbæ refert,fuperiore vero
parte fruétus eft bifulcatus, ac tenui pellicula exte-
rius teftus, primo intenfe viridis, dein rubens feu in-
carnatus, luteis maculis feu ftriis, atque fub hac pellicula
pilofum locatur putamen, fique recens feinda-
tu r , rubet inftar Cerafi aperti, minorem digitum craf-
fum, inque hoc craflum locatur ofiiculum dido pu-
tamini nexum, quodque conffaftum nucleum exhibet
LVI IL H O O F D S T U K .
Catappe-Boom.
C Atappan is mede tweederley, als tamme en wilde, en
die wy1 beide in dit Capittei zullen befebryven: de-
tamme wert een groote wyd uit gebreideboom, met
een regte, dog niet zeer booge Jlam; rondom den welken de
takken regt over dwers Jlaan, vertonende de gedaante van
een breeden boet, aan 't eynde van de eerfie o f hooft-takken
komen weder andere dwers-takken voort, en uit dezelve zo
vervolgens al weder andere; aan’ t einde van dewelke rondom,
zonder ordre, en digt boven malkander, de bladeren
hangen byna als een groote lamp met pypen; zynde deze
bladeren kloek en wel van'tgrootfte Jlag, dog daar omtrent
ook zeer ongelyk;want de dgterjte en dien volgende ook de
outjle, zyn maar vyf, zes ; en agt duimen lank, twee en
een halve, en vyf duimen breet, dog de andere wel tbien
a twaalf duimen lank, en half zo breet, gefapzoeneert als
een wayer, te weien voor bet breetjl, en by na zo ront als
een halve cirkel,met een.korte fpitze voor aan,na agteren
allenskens fmal toelopende, by na tot aan den tak, daarzi
met een korte dikke Jteeiaan Jlaan, gelyk ook de middel Ze-
nuwe dik is; hebbende veele paralleele dwers-ribben, die
met kromme boogen aan malkander en zyn gebegt: zy zyn
glat, en ligt - groen, dog van onderen een weinig na den
geelen trekkende, midsgaders zagt in ’t aantajlen. Het
bloeyzel hangt aan lange trosjes ofjleelen, zynde wit, klein,
en vol witte draatjes, en zy vallen meejt af, zo dat er
maar een, twee, en drie aan eenen tros Ut perfeStie komen.
De vrugt is van grootte als"een jonge Mangas, of nog
wat kleinder, ook platter, en aan de eynden Jpitzer, dne
duimen lank, balf zo breet, en een duim dik, aan de zyden
rondom met een dunne rant, die zig gemeenelyk na de eene
zyde wat omkromt of opwerpt, en alzo ’t fatzoen van een
lepel offcbqitje maakt: aan 't voorjle eynde in tween ge-
klooft, van buiten met een dub. velleken bekleet, in ’t eerjte
hoog-groen, daar na rooze-root of incarnaat, met geele plek'
ken of Jlreepen, en daar onder leyt een bairige of pelzige
bolfler, als men vers daar in fnyt, regt root, als een op-
gefneeden kerjfe, een kleine vinger dik, en binnen dezelve
een harde Jleen of fchaal, daar de voornoemde boljter vajt
aan hangt, en dewelke gebrooken zynde, zo komt bun «
C^Tru.I.