formatur Scarabæum. Idem quoque vitium fortiuntur
vetuftiores arbores Zagu diétæ, fed non ita frequenter
hoc iis accidit. E contra plurimæ fæpe arbores
celfifiimæ in altis montibus, fed maritimis, optime vi-
gentes, virentes, florentes,, ac frugiferæ obfervantur,
quæ peregrinantibus magno funt commodo ac. folatio
ad eorum fitim exftinguendam, præfertim talibus in
locis, ubi nulla invenitur aqua, immo harum lympha
multo dulcior ac gratior eft quam illarum arborum,
quæ in declivibus ac paludoüs crefcunt locis , licet
hæ citius progerminent ac præcociores edant frudtus.
Hoc obfervavi, quod Calappi arbores, fi arête plan-
tentur,ne foils radii, & çalor illarum radices & nuces
nimis exurant,lætius crèfcant,acvegetiores fint, unde
& tales .filvæ optimæ. habentur, quæ pe.r denfam
comarum frondem opacæ funt.
Ut arbor Calappùs bene plantetur ac propagetur,
primo nuces vetuftiores & aridæ aliquot per menfes
arbori cuidam funt adne&endæ, donee humor internus
penitüs fit mutatus in deferiptum fuprapyrum,
quod per conquaffadonem expenri poteft, fi nullam
lympham obfervamus amplius fluôtuantem, fed caven-
dum, nepyrum ipfum feparetur ; fi tum recens germen
ex fuperiôribus proveniat foraminibus , quod per medium
feurotundum plerumque.protuberat, cui etiam
pyrum illudnettitur, tune fovea ad pedis latitudinem in
folo formatai fabulofo, ac mifeetur cinere contoftæ A-
dûpoe (quæ folia funt ficca & vetufta) in quo turn hæc
plantatur nux oblique pofita,&germen,quod femper
oblique etiam protruditur, directe cælo opponitur, nux
ad dimidium tantum terra obruitur, ac rçliquum nucis
dorfum per diem tantum tegitur per aliud quoddam in-
tegumencum, quod appropinquante nocté iterum tol-
litur. Terra circumjecta femper quodammodo altior
debet elfelocata, ac circa nucem gyrus quidam effor-
matus, utfdepluens aquaibi ftagnet, uti inEuropa circa
Brafilcam capitatam obfervatur. Nux autem oblique,
uti jam diétum eft, ponenda e ft, quia cqnftanti na-
turæ lege germen hoc nunquam in altum tollitur,feu
excrefcit, fed femper ad ejus ortum infledtitur , unde
i& pleræque arborés Calappi ad radicem angulum
formant ;e contra fi nuces eredtæ plantentur, truncum
femper obliquum feu inclinantem dâbunt, hinc con-
ducit tam diu vetuftas nuces arbori appendere, donee
germen ad fpithamam, vel loügiuspropullulaverit,
& hinc dignofei poteft, quorfum futurus truncus eri-
gere fefe v e lit, unde iftâ quoque patet caufla, cur arbor
Calappùs femper ad radicem mclinet ,&nihilomi-
nus eredtus & excelfus ejus fit truncus.
Ad arbores Calappos plantandas, ut feptimo jam
anno fuas 'edant frudtus, fequens requiritur modus,
effodiatur fovea fesquipedem lata loco humidq &
arenófo, comburatur m ea fat magna Adap quantitas
pro cinere, imponatur copia fufficiens teneræ ac fil-
yeftris Portulacæ, implantetur ipfi exquifita Nux Ca-
jàppa tali, quo fupra didtum e ft, modo, ae; contegatur
hæç.ad dimidium terra, fpatio tum feptem annorum
ad quatubrdecim pedum altitudinemexcrefcét, ac fru:
dtus producet: Alii veto cum plantant, tamquam arcanum
jfùbnuCemanipulum contuforum limâcum fuppo-
fuerunt,&,fi junior arbor jam truncum formavit, ejus
ramificatipnibus pondusquoddam appendent, ut melius
extendere, ac truncus eo citius in altum fefe exferere
pofiet.
In regionibüs Ambbinenfibus arbores Calappi ferms
fuos-producünt frudtus, duodecimo nempe, vel
decimo quarto ætatis anno : fed inZeylana, & aliis Indiæ
regionibüs multo præcocius, quinto ac fexto fæpe anno.
Sin iis vero annis nondum exnib.uerint frudlus, exftir-
pant incolæ arborem, ut radices computrefcant, tum-
ue eodem locp aliam implantant Calappum, quæ per
mummemoratum frudtus gerit præcociores, ac tre-
quentiOres. Oui porro cupit,ut arbores cito fint fertiles,
àtquè plures dent frudtus, manum continuous admove-
re debet,qiiandoquidem hæc præfertim arbor hominum
curamrequirit,atque hinc melius circa ædificia proger-
minat, ubi Cineres & aliaprpjedtilia ad radicem quoti-
die adferuntür ; folum autem bene expurgàndum eft a
longb çarice, ac zizaniis, quæ fub arbore funt combu-
renda, tabs enim fiamma, & relidtus cinis optime con-
ducit huic afbori: Ramificationes autem vetuftiores,
quæ ad iriferiora inclinant, ac dependent, amputandæ
funt \Rmut3 five pilofus Illecontextus, uti & vetuftibfa‘
pldge kweld ook de oude Zagu-boomen.3 dog zoo zeer niet:
Daar en tegen ziet men difcwils op booge bergen, dog omtrent
de Zeekant gelegen , veel J'cboone Calappus-boomen
jeugdig bloeyen, en vrugten dragen, waar van de reizende
man een gröbt gemak beeft, om den. dorjl te vert
Jlaan, inzonderheid op zoodanige plaatzen, daar geen water
omtrent en is , ja baar, water is zoeter en aangenamer
, dan die op een lagen., en moerajjigen grond Jtaan,
dog deze wederom febieten baaftiger op,, en dragen vroeger.
Dit beb ik aangemerkt, dat de Calappus-boomen willen
digt by malkanderen Jlaan, op dat de zonne en hitte
baar, bare wortelen, en vrugten niet en raken, dies werden
voor de bejle Calappus ? bojj'cben gehouden , die wegens
baar digtheit donker Jlaan.- ,
Om den Calappus-boom te planten, moet men eerfl de
geheel oude, en drooge moten e&nige maanden aan een boom
hangen, tot dat het binnenfte water geheel en al in voornoemde
appeltje verändere, ’t welk men aan bet jebudden
gewaar kan werden, als men geen water meer boort rammelen,
maar het appelken zelfs moet men niet los febud-
den„ tot datier bet nieuwe uitfpruitzel uit, de bovenfte gaat-
jens voortkome, 't welk dan gemenelyk door bet middelfte,
of rondjle gefebied ,waar onder pok het appelken vajlbangt,
dan maakt men een kuil omtrent een voet wyd , in een zwa-
velagtige grond, en beftroid die met eenige ajfebe van verbrande
Adap, waar in men dan deze. noot plantzoodanig
datze watfebuins komt te leggen, en bet fcb,eutje, dat
altyt febeef daar uitkomt,. opwaarts na den bentel, ziet;
de noot wert maar half bedekt met aarde, de reßerende
bloote rugge wert ßegts met eenige ruigte toegedekt, o f over
dag met een dekpan, e n ’s nagts ontdekt. De omleggende
aarde moet altyt wat hooger zyn, ende de noot in een delle
of kring-groeve f t aan; op dat bet regenwater daar ront-
om Jlaan blyve,gelyk men in Europa met de krop-kool doet.
Men moet, als gezegt, de nopte fchuins planten, om dat,
door een byzondere eygenfcbap der natuure,. dit febeutje
mit regt opfebiet, maar altyt by zyn oorfpronk een kromte
maakt, waar door meeft alle Calappus-boomen by baar wortel
ook een bogt hebben ; daar en tegen, die men met bet
booft regt over eind plant, zullen een Jchuinze, of voor
over bellende f t am bekomen, daarom is bet noodig, dat men
de oude nooten zoo lange aan den boom. opbangt, tot dat.bet
febeutje in de lengte van een fpaji, ofte meer uitgefepooten
zy, en men daar aan zien kan , werwaaris den toekomen-
de flam zig rigten wil. Hier uit dan blykt de bovengemelde
reden, waarom den Calappus-boom altyt by dp wortel
wat bellende ftaat', en niet te min voor de reft een regte
en fteile.ftam beeft.
Om Calappus-boomen te planten, datze in bet, 7 jaar
vrugten dragen, dat gefebiet- aldus, maakt op een vpgtige
en zandige gront een kuil een en een half ‘ voet Preet,, verbrämt
daar in een goede partye Adap tot ajfebe, legt daar
op een redelyke dikte van kiene, of' wilde,porcelyn, plant
daar .op een uitgefebooten Calappus mót, op die manier,
als bóven ftaat uitgedrukt , en bedektze ten maften by met
aarde, zoo Zalze in ’i '7 jaar tót de hoogte van 14 èpeten-'
opgefchaoten zyn, en vrugten dragen: andere hebben voor
een zekreet in ’t planten ;- onder de noot- een band vak gekneusde
lantjlakken te leggen , en als de jonge, boom nu al
een ftam gezet beeft, de takken met eenig gewigt te bezwaren
, op, datze bun ter degen uitbreiden, en den ftam zig
daar door te fpoediger opbejfe.
In de Amboinfcbe geweften dragen de Calappus - boomen
wat laat , te weten in 't 12 en 14 jaar ,maar op Ceylon,
en andere Indiaanfcbe geweften veel vroeger , te weten
in 't .5 en 6 jaar: want alsze in die jaren nog niet dragen,,,
zoo kappen de Inlanders den ftam om, laten de wortel
verrotten, en planten een nieuwen Calappus daar dn, dewelke
dan , door des verftorvenen meft, vrugtbaar geworden,
vroeger en rykelyker draagt. Die verders begeert,
dat zyne boomen vroeg dragen, en rykelyker vrugten.‘vóórtbrengen
zullen , moet 'er de band geduurig aanflaan, de-
wyl dezen boom- inzender heit de zorge van men/eben ver-
eyfcbt,en daarom ook't liefft by wooningen van menfeben
voortkomt, daar ajfebe, en ander uitvaagzel rondom de
wortel'gefmeeten word; den grond meet men zuiveren van
het lange fnygras en andere ruigte, en dezelve daar onder
verbranden, want by een ligt viertje, dikwils daar onder
geftookt, bemint: De oude takken , die beginnen neerwaarts
ie bangen, moét men af kappen, bet Runut, of bai-
fig geweef, dat van buiten aan de takken-hangt, als mera
germirta diligenter avelléiida funt, reliantes autëm
ramificationes funt extendendæ, atque a Miifco, aliis-
que inpuricatibus piirgandæ, nec truncb aliæ plantæ
excrefcentes relinquantur , uti funt.Waringa minore
fo lio ,a c præfertim Grüfta àrborum pufillo folio,quæ
herba eft fubrptundis foliolis inftar Niimmulariæ, atque
innumeris fuis tenuifiimisque farmentis totam
ambiunc arborem, & earn fterilem reddunt.
Animalia vero, quæ hanc çonfeendunt arborem atque
inhabitant, £rmo màgni furçt iQlJres^ qui nuces
corrodunt , ac dejiçiunt; Secundo Ipecies certa Cancro-
rum terreftrium, qui Burjoe Cancri vulgo dicuntur, &
chelis acutilfimis nuces divellunt: Tertio Animalçulum
quoddam forma Sciuri, Malaice Tupe, Portugallis Bi-
ebode Palmeira (de quo poftea loco fuo plura exhibe-
buntur.) Quarto fpecies quædam (fycadûm, quæ fere
nusqüam mil in Arboribus Calappi- audiuntur , quæ
parvæ quidem funt molis, fed ingentem edunt foni-
tum, acplurimum fub vefpera, fereno aepacatp. coe-
lo , çiijus fanus ab aliis CicadÛm fibilis differ t. Ùuinto
in regipne Celebes circa.Macafieram in Calapputou-
dibus quoque invenitur interdum fpecies quædam 'Salamandres
venenata, ipfis Tokke didta, noftro vero po~-
pülo G.ekko ab ejus voce denominata,quæ arborum ad-
icenfores infiliunt, & eorum corporib.us tam diu firmif-
fime inhærent, doneC totum corpus aquæ immergant,
Vel urina illüd adfpergant. Sexto fæpe fit, ut in fupre-
niüm ârboïis truncumfe conférât Anguis quidam, Oe-
lar Petbola diétus, qui maxima ferpentum fpecies eft,
quæ-in hifee inveniuntur inlulis/ex albo , ac nigro ele-1
ganter variegata, paucp intermixto colore luteo, inftar
îndufifferici, Pethoca. diéti. Mirandum certe eft,quo
modo hæc tam altam, atque ereftam confcendere va-,
leat arboi;em, adjumento forte ipfi funt duæ fubtiles
unguilæ, quas ab inferiore, ac poftica ventris-,parte
circa' intéftina, fub fquamis adeo abfcondere npvit,
u t v ix obfervafi poflint ; nec etiam pro çertb dici pote
ft , quid in arbore hac efficiat, quum nuçibus non
noceat, ita ut judicetur, quod probabile etiam vide-
tu r , ideo hanc fupreriiam arbons partem eligere, ut
corpus fuum Soli opponat ad fovendos artus, qui per
frigus -npétürnum contrafli, & quafi congelgti funt,
fæpe enim.obfervatum e ft, totum fuum corpus varios
jn gyros flexum toti raqio, ita circumvolvilTe, ut ab
oriente foie undique radios accipere pofiet. Attend
ïtaque Tint, qui hanc çonfeendunt arborem, ne, ut fæpe
faéturn fu it, per inopinatum hune hofpitem per-
territi ex arbore décidant, licet hic Oelar Petbola
inter, omnes ferpentes lit innocentilfimus. Alias equi-
dem cpnfcendit arbores, uti in liorto meo in arbore
Pandanga eum inveni, & alium in racemo Mufce adeo
fefe abfcondentem, ut v ix dignofei poffet, nec inde
depelli potuit, licet totus racemus amputaretur.
Jofepbus a Cofia Hift. natur. & moral. Mb. 4. Cap. 26.
inftar miraeiili adnotat fertilitatem arboris Cocos in
infula Porto-Rico crefcentis, quod fingulis nempe men-
fibus novum emitteret germen,acproindenovosfemper
produceret fruftus, etc. verum, an hoc omni fieret
menfe, dubito, & an.-rèéte hoc attendent auélor, licet
alii id etiam teftentur auélores. In hifee vero infulis
non certum obfervat anni tempus,fed, fi benepurge-
tu r , ac nullus indé eliciatur fuccus, per totum annum
fruftibus onufta e ft, quam vis orainariuni nuces
vetuftas colligendi in Amboina tempus fit menfibus
Oftobri, ac Novembri, qui todus anni menfes ficcis'-
fimi funt.,
GuilielmUs Pifo in Hiftoria Brajtlice, lib. .4. Cap: 12.
adnotat a quod Cocos plim effet in Brafilia e xotica, &
aliunde dedufta, fed fuo tempore frequenter fads na-
feeretur, atque Brafilica lingua, Inaja Guacuba dice-
retur, Mexicana vero Coyolli; ae.tribuit ipfi truncum
quinque, ac feptem pedes cralfum , quinquaginta ve*
ro pedes altum.
de de oude febeuties moet men marftig daar af nemen, de
refterendi tpkkpn 'wat uitbi‘siden, eifvanïclle Mos,ei- vui-
ligbeit zuiveren; Aan den ftam moet men ook gun b -‘c-
waffen laten voortkomen, gelyk zyn dc klcen-bladige ÏVa-
ringa, en inzonderheid de kleen-blndige Cruita Arborum
een kruid met klceve ronde bladeren, als Nummularia,ea
07i telbare dunne ryskens., (fenjiam gebéd 'omvangende, en
den boom onvrugtbaar' makende. ’ ’
. De gediprtens, die deze boom beklimmen, en bewoonsn,
zyn ëerftelyk groote Rotten | die de nooten daar af knagen
en afwerpen; 2. een Jlag van Land-kreeften , die%,m
beurs-krabben noemt, die met baar Jcberpe j c Lieer en de moten
afknippen. 3. Een beeftje in de gedaante van een Eekhorentje,
by de Maleyers T u p e , by de Portugeefen Bicho
de Palmeira genaamt', (waar van op zyn plaats, wat
méér gezegt zal worden:) 4. Een Jlag van Ckadte of Rekels,
die- mén febier nieuwèrs dan in de Calappus-boomen
boort, wel kleeji van ly f, dog niet te min een groot ge .
luid van baar gevende, en dat meéft in de avond-ftonden
by klaar en ftil weer, 't welk ook van de andere Krekels
ftem verfchild. 5. Op Célebes omtrent Macajfer vind men
l ook boven in-de Calappus-boomen zomtyds zitten een fenyv
iiigezoorte van den Salamander , by bun lied&n T okk e, by
onze natie Gekko, van zyn ftem , genoemt, 'die d,e opkimmen
aan't lyf Jpringerii en daar zoo vaft aan blyuen zitten,
tot dat men bet geheels lyf in 't water dómpeld , of
met pis bejprengd. 6. Zoo. gebeurt bet ook zomtyds, dat
men op dezen boom vind huishouden, zekere jlange, Öelar
Pethola genaamd, zynde van H gro'otfte, Jlag, -die. nien in
deze Eylanden vind , met wit, en zwart Jcbooh geplekt j
en weynig geels daar onderlopende, febier gelyk een zyde
kleetje, Pethola genaamt. Het is te verwonderen,- boe zy
dien fteylen boom op komt , werdehde mijfebien in 't opkimmen
geholpen door twee Jubtyle klauwen , diëze-. aan den
buyk agter by den uitgang der dermen onder de febubben
zoodanig verborgen beeft, dat menje qualyk kan zien; en
kan men ook niet rqgt weten, watze op den Calappus-boom
doet, want de vrugten laatze onbefchadigt, zoo dat men
oordeelt , 't welk ook waarfcbynelyk is , datze baar op dien
beogen boom begeeft, oni in deSon te bakeren bare leden,
die miftchien door de mgt-koude verftyft mogtenzyn; want
men beeft gemerkt, datze bet gebeele lichaam met veels
bogt en Vertoont op een tak, die van de opgaande. Sm be-
Jtvaald werd; en de bekHmmers moeten bier op verdagt
zyn; want het is gebeurt, dat perzoonen den boom beklink
mende, en door deze ongewoons gaft verfchrikkende, van
boven neergevallen zyn: Hoewel deze Oelar Pethola onder
alk Slangen dé mfcbadelykfte is. Zy beklimt ook wel
andere hoornen,. gelyk ik ze in mynen tbuin op oenen Pan-
dang-boom gevonden bebbe; andere hebben baar gevonden
in den tros van den Mufa of PiJfang-booirP, zoo verborgen,
dat menfe niet bekennen. konde , 7,y was ook van daar niet
te verdryven, al kapte menfe met den gebéden tros in
ftukken.
Jofephus a Cofta, Hift. natun & morah Kb. 4. Cap*
26. toekent als een mirakel aan , de vrugtbaarbeit van de
Wefi-Indifche Cocos-baom op 't Eylant Porto-rico wqffen-
de, namentlyk dat by alle maand’ een jong febeutje, en
gevolgelyk nieuwe vrugten voortbrengt &c. dog of datpre-
cys alle maanden gefebiet, daar twyff el ik, aan, als mede
of den Autbeur wel ter degen daar op gelet beeft; hoewel
bet andere Autbeuren ook voorgeven ; immers in:deze Ey--
landen heeft by geen zeker zaizoen, maar als men hem
feboon boud, en niet tapt, of tyffert, dan ziet men hem
het gebeele jaar door met vrugten'beladen, hoewel de ordi-
naris tyd van bet in-oegften der oude nooten, bier in Amboina
gefebied in Oclober, en November, zynde de droog-
fte maanden van 't jaar.
Guil. Pifo in zyn BraJiUaanfebe Hiftorie, lib; 4. Cap.
12. zegt, dat denCocos-boom eertyds inBrazil vreemd was,
en van elders ingebragt moet zyn, dog bedendaags aldaar
overvloedig was waJJcbende, by noemt bem in 't Braziliaans
, Inaja Guacuba, in ‘ t Mexicaans Coyolli, en
geeft bem een ftam 5 en 7 voeten dik, mtdsgaders 50 voeten
boog.
e
E X . r; ÿ T -