ex dicto autem capite appareret, ac fi fruttus eodem.
ex ortu cum floribus provenirent, 'quodtamen con-;
trarium in Amboinica obtinet, uti qtiotidie examinari
& obfervari poteft.
Locum In Amboina fatis frequens quondam occur-
rebac , hodie autem -ob quotidianum ejusufumtam
mul turn fuie excil'a, ut raro inveniatur , aç longe,
in montibus quærenda f i t , in Moluccis cæterum eref-
c it, in Celebe, & Balya, ac vicinis regionibus. . .
Ufus: Plurimum ex hac arbore exterius àdhibe-
tur lignum, quod quamvis- fifiu difficile f i t , quoti-
die tamen ufurpatur ad aflerculos & tigilla, quæ apta
funt fepimentisac teftis ædium ; quod optimum &
maxime durabile eft. pres reliquis lignis ; & facile per
longitudinem in rettiiiimos afieresfinditur, in ramen-
ta tamen multùm diffilit, itau t vulnera frequenter ad-
ferat, fi non prudenter tradletur, fique ad teftorum
tigilla ufurpetur, neceflario interne albicans ac fpon-
giofa ligni pars abradenda e ft ,' quum alias facillime
carie infeftetur, unde interiorhæc pars breviffime pen
t atque porro exeditur ,fumo quoque induranda eft,
antequam in ufum vocetur: Bacilli & manubria haftarum
& telorum inde formantur, tenues autem funt, ; quum
nigrum ac corneum lignum v ix ultra p.ollicem fit eras--
fum', çæteri vero tenuiores baculi, uti piftilla fclopeto-
rum, & telorum acumina apte ex eo fotmari poffunt.
’ Fruchis, uti jam dittum fu it, tardiffime ac tantum
in ifimma fenedlute femel producit, obfervatùm quoque
fu it, corneum ejus-li'gnum dein fenlim decrefcere,
ac proinde variis operibus ineptum fit. Unde fi cras-
fius- defideretur lignum ; tales funt eligendæ arborés,
quæ mediocriter craflæ funt, ac nullos haóte-
nus produxerunt fruótus, vel jam eos gerent. Ar-
bdris hujus cerebrum fi coftum fu e r it, comedi
poteft, ac fere Sagüeri laporem habet, quamvis vi-
lius & amarius fit. E x éjusdëm quoque medulla farina
confia poteft, hoc autem non nifificcis fit tem-
poribus ac dominante fame, quum multo vilior nec
ita gratfifi^sfaporis qtiam Sagu arboris. Indigenæ- hâne
quoque non lubenter préparant, quum eorum fecu-
res per excifionem eqrnei hùjus ligni depravantur.
In Boero arbores hæ magna crefcunt copia ac
plurimum aflercùlis & tigillis inferviunt , quæ fi aliquot
per dies fumo induraverint, durabilia âdmodum
funt 3 atque. in Ambóinam transferuntur, & ad ædes
exftrùendas adhibentur: In Baleya nullus quoque alius
hujus arboris eft ulus, ubi tarn diu etiam exfpefta-
tu r , donee ejus lignum fit nigrum, &confenueritarbor,
unde turn afleres etiam formant: Ex viridibusramis
quidam quoque, ob defeftum àlius materiæ, conficiunt
Pangcàwan, quæ lônga funt tigilla, quæ Sagu foliis
obvolvuntur, & unde Atap feu tegmina habent: ve-
tuftum arboris hujus lignum- cum Sariboæ adeo conve-
n i t ,u tdifficulter indedigndfeiacdiftinguipoffit; illud
autem Sariboæ femper craffius ae gravius eft : E x duro
ejus ligno fpatulæ quoque breviores acbatilli, quibus
areæ in hortis terra obruuntur, omnesqup efuimus
radicès. .
Gitil. Pifo, Lib. 4. Cap. 11. Hiflof. Brafil. fextam
Pahm Brafîlianoe deferibit fpeçiem, (juam ^ r iv o c a t ,
cujus lignum eft nigrum »- grave, ac durum, quod
Brafiliani adhibent ad gladios-& hallas, eftquefirmiffi-
mum & nigrum, atque in aqua fundum petit, quoique
Ebeni refert lignum : Atque hæc fpecies Sagmjtri
hujus habenda éft, quamvis ejus folia qUodammodo
dilferant.
Braminees Birala mado, dog uit bet.gemelde Capittel zoude
bet fcbynen als of de vrugten uit deil zelfden öorfpronk
met bet bloeizel quarnen, 't welk anders aan den Ainboin-
feben ondervonden en nog te zien is.
Plaats. In Amboina is by eertyts redelyk overvloedig ge-
weeft, dog nu, wegens een ddgelyksgebruik, zodanig uitgekapt
, dat men bem weinig vint, en al verre in 't gebergte
zoeken moet, 'anders wafi by ook in de Moluccos, op
Gelebes , Baly, en de nabuurige Eylanden. •
Gebruik. Het mqefte gebruik van dezen boom is bet bui-
tenjle bout, bet welk, boe wel moeyelyk zynde om te kappen
, niet te min dagelyks gezogt wert tot latten enfpar-
ren, noodig oni allerlóy heiningen en wanden mede te binden,
en dékken van te maaken; zynde dit bet befte, en duur-
zaamfie onder alle andere bouten: want bet laat zigin de
lengte tot zeer regte latten en ryenfplyten, maar bet Splintert
ook zeer geweldig, zoo dat men zig ligt daar aan bezeer
en kan: als bet niet voorzigtig wert gebandelt, en als
men bet tot fparren aan dakwerk wil gebruiken, zoo moet
men zorgvuldig bet binnenfle witte en<,voosagtige bout daar
\afkappen; want hetzelve anders ligtvermoljemt, en waar
door dan deze latten aan de binnenjle zyde in kopten tyt
vergaan en uitgevreeten zyn , ook moet menze nog beroo-
iken , eer mènze gebruikt,of aan ’t werk neemt; men maakt
’er ookftókkenofjleelen tot pieken en toranen van, dog die
vallen wat dun, om dat bet zwarte boomagtige bout niet
boven een duim dik.is, maar andere dunne fiokken, gelyk
Jlampers tot roers, en fpitf en aan .depylen , konden bequa-
melyk daar van gemaakt worden.
- 'Zyne vrugten, alsgezegt, brengt by zeer langzaam, en
maar eerfl in zyn volkomen ouderdom, voort, en men heeft
ook bemerkt, dat zyn böornagtig bout daar na wederom vermindert,
en feevolglyk tot, eenige werken onbequaam wert,
wesbalven , indien men dik bout daar van wil hebben» men
zoodanige boomen moet uitkiezen, die van een middelbare
ouderdom zyn, en nog geen vrugten gedragen hebben.y ofte
in % korteftaan te dragen: bet Palmyt van dezen boom
kan men ook gekookt eeten, en /maakt by naa als dat van
den Sagueersboom, hoewel bet watflegter.en bitterder i s V
zoo kan men ook .van dejfelfs merg meel maaken, dog dat
gefebiet niet dan by fcbraale tyden, en bongers-noót, om,
dat bet veel Jlegter en van fmaak zo goet niet is als dat
van den Saguboomi De Inlanders doen bet ook niet-
gaarne, om dat baare bylen, door bet ombouwen van dit
boomagtig bout, zeer befebadigt werden.
Op Boero. waffen deze boomen zeer overvloedig, en
dienen meefi om latten en fparren daar van te. maaken
, dewelke, eenige dagen in-de rook gelegen hebbende
, zeer durabel zyn, en naar Amboina gevoert wer *
den tot gerief van den huis-bouw: op Baly beeft trien. ook.
geen ander nut of gebruik van deze boomen , als dat men
wagt tot datze ter degen out geworden zyn, en een zwart
bout -gekregen hebben, om insgelyks tot latten te kennen
dienen: uit de groene takken maaken zommige, ook, by:gebrek
van andere materie, de Pangcawan, dat zyn lange
regulen of latjes, om dewelke, men de Sagu-bladerenvouwt,
als men dezelve, om buizen mede te dekken, tot Atap maakt,
bet oude bout van dezen, boom gelykt dat van de Sariboe zó
wel > dat men. het qualyk daar van onderfebeiden kan, dog
dat van de Sariboe is altyt dikker van Jubjlantie, en ook.
zwaarder: van bet harde bout maakt men ook kortefpatel-
tjes of gfaaf-febopjes, waar mede men de bedden in de
tbuinen omfpit, en alderbande wortelen uitgraaft:. :
Guil. Pilo fib. 4.- Capit. 11. Hiftor. Brafil. befebryft
een zesde zoort van de Palma Brafiliana, die by Airi
noemt, met een zwart, zwaar,-en hart bout, ’t welk de
Braziliaanen gebruiken , om bare zwaarden en fpiezen van
te maaken, zynde zo zwart en digt, en ook in 't water zinkende,
dat men bet voor Ebben-bout zoude aanzien: en dit
wil een mede-zoorte van onzen Saguafter zyn , hoewel de
bladeren daar van wat komen te verfcbillen.
s a i