140
CAÇUT QJJ ADR AGES. PRIMUM.
Cujavus Domcftica. Cuiava.
C Ujavum eft frudtus, qui in duo genera, in do-
mefticum nempe & filveftrem dividi poteft,
cuj usque domefticam hoc in capite primum
defcribemus fpeciem. Arbor duobus tribusve ple-
rumque iefe erigit truncis, qui non eredti, fed obli-
qui & incurvi fid funt : Immo licet unum tantum gérât
truncum ad hominis altitudinem, oblique tamen
pofitus eft : Paucos gerit longos ac flexiles ramos,
qui folia breviflimis gerunt e petiolis dependentia,
non Temper duo oppofita, fed inordinata , & obli-
quam fere formantia crucem, vulgaris funt formas,
obtufo apice, quae multas gerunt coftas transverfales,
parallelas fe r e , ac inferius quam maxime protubérantes
, unde cundta folia rugofa feu plicata apparent, ho-
rum color eft pallide & ingrate viridis, lubtus cine-
reu s , funt porro firma ac facile difiilientia, fima-
nibus conterantur, gravemque fpirantia odorem inftar
foeni : Flores ex foliorum alls proveniunt, bre-
viffimis ac craffis petiolis infidentes, aliquando fim-
plices, aliquando bini ternive fimul, quisque tamen
proprio in petiolo , inftar florum mail , fed paulo
funt majores, ac ex quinque albis confiant petalis,
quae calici tetra- vel pentaphyllo, craffo, ac deor-
fum inflexo fuftinentur, ftamina in centra Boris funt
tenuiflima, albica'ntia, antheris cinereis, inodora,
& intricata : fub flore provenir parvum viride tuber-
culum, ex quo frudtus e xcrefcit, uti de Jambofis
fuit didtum, cum quibus Cujavos multum convenit:
Frudtus eft forma ac magnitudine mediocris py ri,
fed prope pedunculum crafllor, neque exterior fu-
perficies ita plana e f t , fed tuberculis inæqualis ac
obfita, primo viridis graminei coloris, ac rotundus eft
frudtus, dein inftar ficci ftraminis vel pallidi citrei color
is , ac oblongus inftar py ri, tenui tedtus pellicula,
?iuæ inter edendum non obftat, nec auferenda e ft,
uperius coronatus inftar Jambofarum, fed paulo
minor : Caro interior eft quoque pallide albicans,
inftar Cydoniorum , femi-oigitum circiter crafla,
quodque r e fta t, eft compages parvorum durorum
ofliculorum, eadem came conjundtorum : Sapor eft
dulcis, led uccus fine adftridtione, fere inftar pyro-
rum, vel toftorum Cydonioram, peculiarem quoque
ipirant hi frudtus odorem inftar roeni, qui iis , qui
hoscomederuntfrudtus, diuinoreinfidet, atque cu-
biculo aflervati totum hoc odore fuo replent : Raro
tarn diu in arbore relinquuntur, donee penitus matu-
refcant, non tantum, ne vefpertiliones illos rapiant,
fed quoque, quum penitus maturi non ita grate fapiant,
interior enim ofliculorum globus feparatur a circum-
jedta c am e , tumque fructus faporis eft magis ele-
v a ti, penetrantisque magis odoris; unde,, fi fere maturi
lint, carpuntur , quum nempe nondum penitus
citrei lint coloris, led pallide albentis, & ad tadtum
duri, turn enim funt magis fuccofi & delicatiores,
gratiores quoque funt tempore matutino, fi rare no-
fturno fint obdudti, per folis calorem enim gravis file
odor faporque elevatur;
Truncus ramique tenui obdudti funt cortice , vel
potius tenui glabraque pellicula , coloris pallide
ruffi, quæque facile decorticari po te ft, v el fponte
quoque decidit inftar Betulas , atque fub hac viridis
locatur cuticula, cujus exterior pars fenfim in tales
quoque mutatur pelliculas : Arbor hæc porro lignum
gerit durum , firmum, ad fle xile , ita ut ejus vertex
usque in terram infledti poflit, neque frangatur: Mini-
mique rami funt adeo firmi, ut puerum fuftinere va-
leant : Radices non profunde in terram infiguntur,
fed fub ejus fuperficie proferpunt, unde facile per
fortes disjiciuntur ventos , hineque tamen non in-
tereunt vel perditæ funt arbores, eredtæ enim facile
ieerum radices emittunt.
Anni tempus : Arbor hæc fub finem menfium pluvio-
forum floret, frudtusque per totos fere menfes ficcos
producit, immo usque in Majum & Junium; in areis
prope ædes atque ad hortomm margines plantantur,
son tantum perofficula depofita, fed etiam per ramos
aropu-
XLI. H O O F D S T U K .
Tamme Guajave-Boom.
C Ujavos is een vrugt, die men in tweederleyeJlag, als
tamme en wilde onderfebeyden kan, en waar van
wy de tamme in dit Capittel eerjl zullen befebryven:
De boomfebiet gemeenelyk met twee a drieJlammen op, en
die ook niet regt, maar febeef en krom ftaan: ja al krygt
by maar eenen ftam van omtrent een mans lengte boog,
zoo ftaat dezelve dog evenwel febeef; by beeft weinige
lange en buigzame takken, daar de bladeren op korte fiee-
len aan ftaan of van afhangen; niet regt in twee reyen te-
gens malkander , maar wat verwerf, enbykanseenfcbuins
kruis mankende, zy zyn van een gemeene forme, omtrent
zes vingeren lang, drie br eet, en vanvooren met eenftom-
pe fpits, hebbende veele dwers-ribben , die bykans gelyk
loopen, en beneden of van onderen zeer verre o f boog zyn
uitftekende, en waar doorze als gerimpelt of geplooit feby-
nen, baar coleur is een dootze en onaangename groente,
van onderen wat grysagtig; voorts zynze ftyf, en bryfe-
lende als menze in de hand Vryft, en als dan ook gevende
een fterken en booyagtigen reuk: Het bloeizel komt voort
uit den feboot der bladeren op korte dikke fteeltjes , zomtyts
enkelt, en zomtyts twee a drie by malkander, dog yder
op een byzondere fteel, gelyk bet qppel-bloeizel, dog wat
grooter, en beftaande uyt vyf witte blaatjes, die op een
jterretje of voetje van vier a vyf ligt-groene dikke en ag-
terwaarts gebogene blaatjes ruften , bet middelfte zyn dunne
witteen ranke draatjes met graauwe knopjes, zonder reuk,
en wat door malkander verwerd: agter bet bloeyzel voaft
een klein groen knopje, daar de vrugt geformeert werd,
even gelyk als gezegt is van de Jamboefen, met welke de
Cujavos ook veel gemeenfebap hebben , de vrugt is van gedaante
en grootte als een middelbare peere, dog by den fteel
wat dikker, en de buytenfte vlakte en is zoo effen niet,
maar een weinig met pukkeltjes en heuveltjes bezet, eer ft
gras-groen, en ront, daar na als droog ftroo of uit den
citroen-geelen bleek, en lankvoerpig als peer en, met een
dun butdje bekleet, dat men in 't eeten niet en behoeft af te
fcbellen; voor aan met een kroontje, gelyk de jamboefen,
dog wat kleinder; bet binnenfte vleefcb is mede bleek-wit,
gelyk dat van de queen, omtrent een halve vinger dik,
zynde bet refteerende een klomp van kleine harde korrels,
en met bet zelfde vleefcb aan malkander en gepakt: defmaak
is zoet, dog droog, zonder adftriüie ,byna als de peer en of
gebraden queen, zy hebben ook een byzondere booi-agtige
reuk, dewelke de gene, die ze gegeten beeft, langeindemoni
aankleeft en byblyft; en in een kamer gelegt zynde zoo ver-
vallenze dezelve ook daar mede: men laat.te zelden aan den
boom geheel ryp werden, niet alleen om baar de rovend»
vleermuyzen te ontzetten, maar ook om dat de geheel rype in
't eeten niet zoo aangenaam zyn: want de binnenfte korrel-
klomp fepareert zig als dan van bet omliggende vleefcb wat
a f, en daar door werd de vrugt veel drooger van fmaak,
en ook fterker van geur; dierbalvenplukt menze ten maften
by ryp af, te weten atsze nog niet te deegen Citroengeel
zyn, maar bleek w it, en wat hart in 't aantaften,
want als dan vallenze zappiger en fnaakelyker, zy zyn ook
aangenamer des morgens , wanneerze den nagt-damo gehad
hebben: want de zonne vermeerdert baren fterken geur
en reuk: »
De ftam en de takjes zyn bekleet met een dunne
feborffe of veel eer glat velleken, van coleur ligt-ros, of
vaal, en dat men ligt affcbïilen kan: of ook van zelfs wet
af valt, gelyk dat van de Berke-boomen, en daar onder
vind men een gras-groen huideken, welkers buytenfte zig
metter tyd ook in zulke vellekens verandert: wyders beeft
dezen boom een hart, taai, en buigzaam bout', zoo dat
men zyn top, zonder te breken, kan buygen tot op de aarde
toe; en de minfte takken zyn fterk genoeg om een jongen
te komen dragen: de wortelen zetten baar niet diep in de
aarde, maar kruipen of loopen wat onder derzelver korfte
voort; en daarom wordenze ligt door een barden wind omgeworpen
, dog zyn dan evenwel nog niet t'eenemaal doot
of bedorven, want opgerigt zynde , zoo wortelenze al
weder voort.
Sayzoen: Dezen boom bloeit in 't laatfte van de regen-
Moujfon, en men beeft de vrugten bykans de gebeele droogt
Mouffon door, jam lfs tot in May en Junius toe: zy werden
op de erven byde buyzen, en aan de kanten van dt
tbuynen geplant, niet alleene door de gezaaide korrels maar
tok
nnntos & terra: mandatos, qui fadllime proger- ooi n de afgefmdme takken, dewelke zeer ligt weder
a mnS iPrimb aucfem ifiodo-per; offleuli nempe co- opfcbieteir. dog op de eerfte yarfier van korrels ts bel wel
moDulIulant, quüm riequè librairies neque ligter; •aaiayiog'meéJÏ6è>t‘, vig heeften kunnen dezelve
mimilia(uaerere il'Iapoflint, led incorrupta per de- vertieren, maar êoetenze mbe/ebadigt door den afgank
ïfh'ones iter’um emittunt y quæ terram taugentia weder van bah/r géven: en dewelke dan de aarde rankende
rnnullülaut domeiîicæ hujus alia quoque Ipecies voortkomen en offebieten, hoewel niet zoo ligt en in zulke
Plïo u i e froftus gerit paulo minores, ac màgis al- meenigte, als de wilde: onder dit tamme gejlagt vertoont
1 entes glabriores quoque- ac rotundiores, fed miil- zig mg een-andere soort«, vulkers- vrugten wel wat klein-
m ouoque fuccolïores, delicatioresquc, fere ïnfïar der zyn ; als mede Witter, gladder, en ronder, dog ook
nvri faccharati, quique hinc mcliores habentur ril is weder vry zappiger en fmakelyker, .bykans als een zuiker-
rnimæ fceciei fruftibus. • ; peer, en Werden dierbalven geaff beter te zyn als die van
h1“® f . de groots zoort.
■ Nomen ■ Ltein&'Cujavus domeftica , & frudtus Cuja- Naam. In 't Latyn Cujavus Domeftica, en de vrugt
Mm Apud plurimos Malaicentès eft ignotus , hinc- Cujavtira-: by de meefte Maleyers iffe onbekent, en die noe-
nue vocant Cujavo, juxta Portugallicum vel Hifpani- menze dierbalven Cujavo , na het Portugees of Spaanfcb
rum GuajaVo, unde quoque deducitur Ternatenfium Guayavo, en van daar komt mede het Ternataanfcbe Gua-
Ouaiawavel Gojawo : Javani ac Baleyenfes vocant jawa, of Gojawo: de Javanen enBaliers noemenzeNjzm-
mrnbo Cmeng. Macaftarenfes -farnbo Portugaal. bo Cuneng: de Macajfaren Jambo Portugaal: want die
Hæc enim natio Jambofarum fpeciem p u ta t, dicit- natie zienze voor een zoortevan Jamboezen aan, en zeg-
tme a Portugallis pr-imum in has dedudtum efle re- gen datze door de Portugeézen eerft in deze landen over ge-
ffiones *; quidam Malaicenfi vocabulo vocant Cujavo bragt zyn , zommige noemenze ook in 't Maleyts Cujavo
Batavia & Cuj ave Negory. Amboinenfes hunc dicunt Batavia en Cujavo Negory: de Amboineezen noemenze
Siri-Caya quum cum Anona multum conveniat ; cæte- Siri Caya, om datze met de voorgaande Anona veel ge-
rum milium ipfi nomen inditum eft Ambomicum. meenfebap beeft, ander,s_ heeftze in ’t Amboins geen eigen
naam.
Locus: Quamvis putent, hünc frudtura ex Peruana Plaats. Hoewel men fuftineert dat deze vrugt uit Peru
reeione'in has delatum fuifle terras-, indicare tamen in deze landen zoude wezenovèrgebragt, zoen weet men
nequeunt per quem, quoque modo. Eft enim hodie nogtans niet aan te wyzen, door wien, en hoedanig, want-
in India Orientali, ac præfertim in Moluccis adeo ze is bedendaags in Ooft-Indien, en wel bezonderlyk in de
multiplicâtüs & cögnitüS, ut fere îndigena hàbenda Moluxe Eylanden , zo zeer vermeenigvuldigt, en ook zo
fit arbor : Fateri tarnen debemus non juftum indige- lange bekent gewéeft, dat menze wel voor een inlantfcbe
num fortitum fuifle nomen , - nec alicubi invenitur, plante zoude konnen houden : dog evenwel moet men beken-
ubi nulli Portugalli vel Lufltani lmbitaverunt : Amboi- nen, datze geen regte Inlantfcbe naam en beeft, en niet
nenfes faltem noftri teftantur, antePortugallorum ad- ligt ywers gevonden wert, daar geen Portugeezen of Caf-
ventum Cquod fuit poft annum Chrifti 1515.) Kifce in tüianen gewoont hebben, immers onze Amboineezen weten
infulis ignotam fuifle : Ita ut transportant gloria ex te zeggen , datze voor der Portugeezen aankomft aldaar,
Occideiitalibus regionibüs, non Portugallis, fed po- (dat is na ’t jaar Chrifti vyftbien hondert en vyftbien) in
tius Lufitanis fit tribuenda, qui hanc forte primum deze Eylanden onbekent zyn geweeft : zulks men de eer van
in Manilhas , ac inde in ’lernatam propagaverunt. bet overbrengen uit de Weftindifche Landen, niet de Por-
Potuit quoque efle, quod primo filveftris luerit ar- tugeefen, maar veel eer de Caftilianen behoort toetefebry-
bor., ac dein cultuta & dillgentia in dermeftieam ven, als dewelkeze miffebien eerft in de Manilhas, envan
degenerata v el mutata fuerit : filveftris enim ubi- daar in Ternatenbebben voortgeplant: bet kan ook wel zyn,
que-mulfeb magis remota occurrit quam domeftica, datze in't eerft wilt geweeft, en daar na, door veele voort-
quæquénüHîbi oCcurrit, üti didtum e ft, hifi ubi Eu- plantingen en naarftigbeid, veraart en in tamme ver an-
lopææ natiönes habitant, y el habitaverunt. dert zyn: want de wilde zyn almrne veel verder verfpreid
dan de tamme, en die men ook, als gezegt, nergens vind
dan daar Europifcbe natiën woonen of gewoont hebben.
Ufus : Frudtus hic multum crudus editur , quum Gebruik : Deze vrugt eet men veelraatm, en dewylze
ejus caro fit ficca ac multum ftomachum replens, een droog en proppent vleefcb beeft, zoo verzadigt zybaaft,
cito ventriculum inplet, ventremque conftipat, unde en flopt denbuyk, zynde dierbalven gezont den gene, die
falutaris eft iis, quiDiarrhæa laborant, fed non con- de buikloop hebben; zy en is nietgoet of bequaam om voor
ducit ante prandium fumptus , dum adftridtam cauflat de maaltyd te eeten, dewylze, als gezegt, bartlyvigbeid
alvum , poft prandium melioreft, uti quoque matuti- veroorzaakt ; maar na bet eeten zynze beter , als mede
notempore, fi jejiinus quisfit, quum diflecatur, me- des morgens met een ledige maag: menfnytze ook wel in
dia olficulórum mole abjedta , àc vino Hifpanico fri- ftukken, de middelfte en korrelige klomp wegfmytende,
catur & faccharö , atque gratum præbet cibum : en ftooftze met Spaanfcbe wyn en zuiker, en dan zoo ge-
Quidam etiam fub cineribus toftos ufurpant hos venze een aangename koft: zommige gebruikenze ook in de
frudtus, & inftar Cydoniórum contra Diarrhæam ad- affebe gebraden, en als quee-peeren gegeten tegen de buik-
hibent: fed hoc non valet, cito enim ingratum con- loop: maar dat en is niet goet, want zy krygen daardoor
.trahünt naufeofumque faporem , fub vefperam co- een quaade en vief e fmaak, tegen den avond, en als men
mefti itidem nón cönducünt, quum halitum oris ex- wil gaan Jlaapen, deugenze ook niet veel, om datze een
citent foetidum, •expertum quoque fuit, in tenefmis fterk riskenden afem maaken, en zoo beeft men ook erva-
vel dyfenteria , crudi fi edantur , ftomachum aggra- ren, datze in deperjfmg en bloetloop raauw gegeten niet
vare: nimis enim cito ac difficulter alvum confti- veel goet doen: want zy al te febielyk en ongemakkelykftop-
pant, quod talibus in morbis periculofum ac noxium pen, ’twelkin die ziektens werd geoordeelt zeer febadelyk
nabetur, en nadeelig te zyn.
In Rumpbii appendice hæc fequuntur. In de Appendix van Rumphius volgt dit.
In Hort. Malab. part. 3. Fig: 34. vocatur domeftica In bet derde deel van de Hortus Malab. pag. 34. biet
■ hsc Cujavus Pela Malab. Pera Bracman. fed filveftris de tamme Guajavos, in ’t Malab oars Pela, in 't Brami-
vel rotunda Fig. 35. Malab. Malacca Pela & Tsjina nees Pera, maar de wilde of ronde F ig.35. verheelt, biet
Pelouka, utrasque h<è arbores ibi exotics habentur, in ’t Malabaars Malacca Pela en Tsjina Pelouke, en
w Malacca v e l Moluccis a Portugallis translatas. worden beide aldaar voor uitlandfcbe boomen gehouden, van
Malicca of de Moluccos door de Portugeefen aangebragt.
E X P L I - S 3 V Y X ,