Ill Boek.. XIX Hooftft. AM B O IN S C H E K R Ü Y D B O E K . 195
CAPUT DECIMUM NONUM. XIX. H O O F T S T U K .
Cananga* Bonga Cananga. De Cananga-Boom.
CAnanga eft arbor fatisalta,ere&o acrotundo con->
flans trunco, orgyiam in diametro habente, qui
cortiçem geric cinereum & æqualém, raros ra-
mös, acjflurimum transyerfos, çum levi coma undi-
que tranfparenti. Folia Jongis infident rachidibusper
ordines alternatim pofita , uti in Malo Perfico fed
multo funt latiorà & longiora, non eredta, fed oblique
fibi invicem jundta, cæterum cum Monoæ, .& Dam-
maræ Selanicæ foliis multum conveniunt, palmam
circiter longa & fæpe longiora, très quatuorve digi-
tos lata ; juniora vero folia ultra fpithamam longa
funt, inferiore parte fubrotunda, æqualis porro la-
titudinis, longo apice ornata, laste viridia, tenuia,
multisque obfiqujs pertexta coftis , fuperne glabra,
inferne parum rugola per protubérantes coftas. Ün-
decim vel tredecim uni adhærent rachidi, exceptis quæ
in inferiore prolapfa funt parte, præterfoliola aduna-
tim infuper adhærentia.
Trunci vetuftiores plurimum funt unuou, contra&i,
& exefi. ’ .
■ Flores inter,& polt folia racemofi proveniunt ex
flaccidis dependentes'petiolis, qui primo adfpeftu pro
floribus non haberentur, fed penicilla videntur ex lin-
teo confefta, nuriquam enim aperti funt, fed flaccidi
& emarcidi quafi dependent, ex fex confiant longis,
anguflis ,& flaccidis petalis, digitum longis, minorem
digitum craflis, quæ fimul trigono junguntur calici,
. in horum centro tuberculum apparet planum ex plu-
rimis flaminulis, uti in Ranunçulis, conftruétum fla-
vefcentibus, in quorum medio, fefe erigit capitulum
feu piftillum fubrotundum inflar grani Piperis, quod
in fruétum excrefcit. Horum florum color triplex eft,
in .teneris enim petala ex coeruleovirefcunt,acintror-
fum inflexa funt inftar coronulæ, quum fefe magis
aperiunt, color eft inmaturi pomi ex viridi nempe &
flavo mixtus, adulti & vetulti flores luteum haoent
colorem, fed fempêr cum viridi mixtum.
Horum odpreft fortiflimus,late fefediffundens, ex
Narcifll & Caryophylli odore mixtus, qui ex incola-
rum fententia omnium gratiflimus e ft, noftræ vero
nationi nimis gravis , Indi enim femper fortiffimum
odorem, licet non ita fît jùcundiis, optimum cenfent:
Odorhic e longinquo gratioreft,quamfiquisproxime
accedat,. multoque penetrantior eft. vefperi, obfcùro
& placido aëre, ac præfertim tenui pluvia mixto, quum
ftatim obfervatur & fentitur quafi, quam primum cir-
1 ca hanc ambülamus arborem.
Flores plurimum decidunt, nullum relinquentes fernen
3 exceptis paucis quibusdam, qui in fructus ex-
crefcunt, qui coni funt oblongi, fere uti fuperiores
glandium partes, fed non ita duri, repleti quibusdam
mollibus ofliculis, quæ raro progerminant, licet ter-
ræ committantur, - fed a fturnis, aliisve animalibus
comefta, & per ftercus rejefta, novas progerminant
■ arbufculas, unde hæ arbores tali propagantur&trans-
-plantantur modo , quæ in filvis & fæpe etiam in hor-
tis per iftas quafi confitæ aves conquirimtur.
Trunci cortex eft glaber & dnereus. Lignum vero
eft pallidum ac intüs magis flavefcit, neque durum,
neque durabile, & in ramis fragile. Recens cæfum,
fi erigatur, mifitam emittit aquam, nulli operi utile.
.1 ■ Anni tempus, Quotannis circa fineni pluvioforum
menfium feu Septembri arbor.hæc plurima fua dimit-
■ tjt fo lia, ita ut paucis fuis ramis fere tota fit nuda &
emarpida, tum rari etiam in ipfa notantur flores, fed
tunc temporis fruftus maturefcunt, qui raro colli;
guntur, quum fturni aliæque aves magna hanc arborem
occupantes copia illos comedant; Eodem quo-
que tempore ex trunco vel ejus corticis. fordibus ge-
nerantur Erucæ deformes, maculis nigris infignitæ &
pilofæ, quæ per totam ferpunt arborem , ac folia &
fruétus depafcuntur,hæ autem ab avibus devorantur,
ita ut intra unius menfis fpatium generentur & pereant;
fubfequenti dein Novembri regerminat arbor,
■ novaque emittit folia, ac flores pröducit:
; . Jim. II. " fit
DÈ Cananga is een redelyke booge boom, met eenreg*
te en, ronde jlam, omtrent eèn vadem in de'rondte,
een ligt-graawae e f f ene fcborjfe, weinige takken A
die mee f f dwers ftaan, en een ydele kruin, daar men
overal doorzien kan. De bladeren ftaan aan lange rys-
kens, in rygen tegens malkander vervoiffelt', gelyk aan
den Perjick-boom, doch veel bréeder en langer, niet regtj
maar fcbuins tegens malkander, onderzints met die van
Monoa en Dammar-Selan veel 'overeenkomende, omtrent
een band lank of meer, drie en vier vingers breed, maar
de jonge bladeren zyn ruim een fpan lank, achter rond ,
meeft van eenparige breedte 9met een lange /pits voor aan,
blyde-groen, dun, en met veeléfchuinze ribbendoorregen,
boven glad, maar van ónderen wat rimpelig, wegens de
uitfteekende ribben. Hier van ftaan elf adertiénaaneen
taksken, bebalven die geene, die achter afgevallen zyn,
en nog een bosje jonge bladeren, voor aan.
De oude ftam is meeft wat bochtig, ingekrompen, en
doorvreeten.
De bloemen komen iuffcben, en achter de biadeten by
bosjes voort, aan Jlappe fteeltjes hangende, , die men ten
eer f t en voorgeen bloemen zoude aanzien, maarvoor eeni-
ge quaftjes of bosjes lint, want zy ftaan nooit geopent,
maar als verjlenft nederwaarts hangende. .Zy beftaan uit
zes lange, /malle, en Jlappe blaadjes, een vinger lank,
en een pink breed, welke zamen op een driekantig bordje
ftaan,. binnen ziet men een vlak heuveltje van zeer korte
ftoppelen gemaakt, digt in malkander gedrongen, gelyk
in de Ranunculus, bleekgeel, boven op met een korltje,
als een peper-korl, daar uit de vrucht waft. De coleur
van deze bloemen is driederlei, want nog jonk zyndei
zyn de blaadjes blaauw-groen, en ftaan inwaarts gebo
gen als een kroontje, heel geopend bebbenze de coleur van
een onrype appel, te weten groen en geel gemengb, de oude
zyn regt geel, doch zodanig, dotter altydwat groens
onderloopt.
Haren reuk is zeer fterk , en zig ver uitfpreidende , uit
• Narciffen en Carioffel-nagelen gemengt, na 't oordeel der
Indianen van de alderlieflykfte , doch voor, onze Natie
wat fwaar, want de Indianen oordeelen altyd den fter-
ken reuk, al is by zo zoet niet, voor den beften. Van.
verre is dezen reuk ve,el aangenamer dan digt by, ook veel
fterker des qvonts, als bet donker en ftil weer is , voor-
namentlyk by een dunne ftof-reegen, wanneer men hem
genoegzaam voelt, als men omtrent deze hoornen wande-
lengaat. -
De bloemen vallen meeft zonder zaad af j bebalven eenk
ge weinige , d/ie vruchten voortbrengen, dewelke zyn eèni-
ge kegelformige knoopen, fcbier als de voorfte einden der.
eekelen, doch zo bard niet, en binnen met eenige weeks
korls vervuld, die zelden opkomen, al rakenze de aarde $
maar door Spreuweri of andere Vogels gegeeten, en door,
den afgang weder uitgeworpen zynde, brengenze nieuwe
boompjes voort f dierbalven ,deze boomen alleen met dier gé-,
lyke plantjes voortgeteeld werden, dewelkemenin'twud,
en zomtyds ook in de boven, door de voorfcbreve Vogels,
gefaait vind. '
De fcborjfe des ftams is egaal, en regt-graaüw. Het
bout van den ftam bleek, en na binnen toe geelder, niet
bard, nog durabel, en aan de takken bros. Het versgé-
kapte, als men bet over eind fielt 3 geeft veel water uit,
en is tot niets gebruikelyk.
Sayfoen. Jaarlyks omtrent bet einde van'de regen-Mouj-
fon óf September werpt dezen boom zyn meefte bladeren
a f, enftaat als dan met zyne weinige takken zéér kaal,
en als uiigèdort, als dan ziet men ook wéinige bloemen,
daar aan, maar zyne vruchten werden dan ryp, docbkomen
weinig te regt, want in die tyd houdende fpreuwen
en andere vogels met menigte daar op buis, dieze opséiéiL
Zo komen ook in die tyd uit den ftam óf vuiligbeii'der
fcborjfe voort zeèkerè lelyke fwart-gefpikkelde en bdairige
rupzen, dié langs den gebeelén boom kruipen , bladeren én
vruchten opeetende, die dan door de vogels wederom vernielt
worden, zo datze in Omtrent een maand opkomen,
en vergaan, daar op in November begint den boom wederom
nieuw loof te gewinnen , en bloemen ie dragen.
B b a . ' Als