HERBARII AMBOINENSIS L ib e r II. cap. XXXI. 9°
cum granis quibusdam nigri & longi Piperis contrita
abdominis.dolorem curant.
e x p l i c a t i o
Tabu]* Vtgefima Secunlx ,
Quae exhibet Cassiam Indicam filveftrem , folioBt plarimis
ovalibus, filiqua longtjjima in plurimos ifthmos divifa.
A. Ramum foliis floribusque ornatum.
B. Siiiquam longijjtmam.
OBSERV A T I O.
Videtur haec eadem effe cum ilia, quas a Breyuio in Prodr.
s. p. ji. vocatur C a s s i a fiftula Indie a, flare cameo C l.
• Jdgerii, cujus Jiliqua ibi deferipta optime cuni hac noftra con-
venit. Cafliae vero notas exhibet fag. 50.
, e buizen daar van maken, de' bladeren, met eenige kor-
reis van fwarte en lange Peper gevreven, genezen de buik-
pyric
UY T L E GGI NG
Van de twee-en-twintigfte Plaat,
Dewelke vertoont de Indifche wilde Cajfia , dragende veele
ronde blaadjes, met een zeer lange peul in veel holligheden
verdeelt.
A. Wyft aan de Tak met bladen en bloemen, behangen.
B. De zeer lange peul.
AAN M E R K I N G E.
Dit fchynt dezelve Cajfld- te zyn, die vaoBreynius in in
tweede Prodromus genaamt wert Casfia flftula Indica , fiere
cameo Cl. fageri, welkers peul aldaar belchreven zeer wel
met de onze overeenkomt. En het kenteken van de Caflia
wert aldaar pag. jo vermeldt.
CAPUT TRIGESIMUM
SECUNDUM.
Tamarindus. -dßam Java.
TAmarindus eft arbor vafta & late fefe extendens,
.trunco craffo & alto, cujus cortex eft nigricans,
rugofus, ac fifths , rami autem in plurimas breves,
ac nodofas raches diyifi funt, quæ comam formant
denfam cum grata umbra, unde & aflerculis alligan-
tur, ac.drcumduduntur, inftar Tiliæ comæ, turne-
nim elegantior eft, àtque extënfam magis præbet comam
, fi ædibus àpponantur, atqiië colantur, quam fi
in filvis crefcânt, ubi plerumqüe comam gerimt gradient
ac tenuem. Raches vàrios iterum emittunt
pedolos , qui folia fufiinènt, fed irregulari ordine,
nunc enfin lôlitârii, ahquando autem plurimi conjun-
ô i , quatuor circiter pollices long! funt, ab utraque
parte gerentes tenuia, parva, & angufta folia, direfte
dppöfita, uti in Viciæ foliis apparet, ‘ vel quæ alii
adlcribunt Filicis feminæ foliis, quamvis illam Filicis
foeciem in Europa non obfervaverim , fed talem in
India invent infra deferiptam nomine Filicis Calamarice:
Foliola hæc vix transverfum digitum longa funt, Pa-
ralello-gramma formantia, pennam lata , inferiore
parte latiffimâ, fuperiore autem parte angulo prominent^
tenuibus përtexta veriulis, fuperius læte vin-
dia, inferius cinerea. Horum fapor eft acidus inftar
Acetofæ fine fplendore, tenera autem funt, fed fi
v etufta,rigidafunt,a quatuordecim ad feptendecim
paria una in minor! pinna. Hæc adeo tenera funt, ut
fi ramufi. abrumpantur, in altum fefe erigant,immo fi
Sol ad bccafiim properet, vel, fi ccelum fit plu-
yiofum ac ventofum, primo fefe attollant oblique
ad fuperiorem ramuli, partem , dein autem, fi Sol fit
fub horizonte , deorfum fuB petioiqjefe refle&ant,
ficque reflexa & conclufà maneant usque ad horam ante
lolis ortum, fimili fefe erigentia & aperientia modo
, iurfum nempe & antrorfum, quart! Solifequam natu-
ram in aliis hujus opens locis poftea de muftis annota-
bimus plàntis, hæcque fere natura eft, feu generalis
régula omnium iftarum, quæ fimilia tenera foliola in
una rachi habent oppofita. Immo in quibusdam fo-
liofæ pinnæ per noftem retrorfum reflettuntur, atque
fi-udtus feu filiquas fere abfeondunt tali modo ad lp-
fum usque ramum , - donee Sol iterum oriatur, quæ*
fefe turn in priftinam reftitùunt formam. Quævis
porro foliofa pinna ad fuum ortum geniculum gerit,
ut & pedunculus flores fuftinens: In vetuftioribus ar-
boribus rami adeo horridi funt per deciduas pinnas,
ut fpinofi appareant.
Flores funt rari & vagi,parvis dependentes ex ra-
cemis, & femper in ramulorum fummo progerminant
for-
XXXII. HOOFT STUK.
Tamaryn-Boom.
DEn Tamaryn-boom 'is een groote, èn ‘wytuitgebnië
boom-y friet een dikken boqgen j la m e n een Jmrt-
acbtïge,' ruige,'éngebbrftëne fleborjfie,:.. Êètakkenzyn
in overvloedige ..korte enknoejlige ryskejisverdeelt, nu-
kende een digte kruin, met een aangenamefebaduwe, dies
toen bem ook voel-op‘latten leid, gelyk'een breede linde,
want by wert dan veel Jcboojidep', en breid zig ook beter
v i t , wanneer by by woningen van- menfeben geplant,
en gehaveni voort, dan dat by in,-t wild'.e Jlaat, aldaar
by gemeenelyk een ydele en magere -kruin beeft:
De ryskens hebben wederom ■ verfcbeide Jleeltjes , die de
bladeren dragen, docb gants zonder ordere, zomtyds en-
kelt, zomtyds met bosj.es by malkander flaande, en ongeveer
4. duimen lank, te voederzydenbezetmet fyne, kleine,
en /malle blaatjes, regt tegens malkander over, op
de manier e, gelyk aan de Linfen,of, gelyk ander ejcbrf
ven, aan bet wyfkens Vaaren-kruit, hoewel ik die koeren
in Europa niet gezien bebbe, maar Wel zodanige hierin
Indiën, en. by ons befebreven onder den naam van Filix
Calamaria: Déze Maatjes -zyn pas een dwers vinger lank,
en febier Paralello-Gramma , een febaft breedt, doch
achter breedjl, en aan de voorjle kanten Jteekenze met een
boekje wat uit, met fyne adertjes door togen, boven grasgroen,
van onderen wat grys: Defmaak is fuur als Sun-
ring, zonder glans, en teer,- docb de oude wat Jlyf, en
ftaan van 14; tot 17. paaren aan eenjleeltje: Zyzyn
zo teer, datze, als men de takjes af breekt, opwaarts
fluiten,lof opfpringeftsr ja zelfs als de Zonne wil ondergaan,
of als bet regenaebtig en winderig weer is, eerjl
opwaarts, of watfebuinsnade fpilze toe, en daarna,-
als de Zonne verre onder de Horizont is, zohuigermbaar
nederwaarts onder den fteel, en blyven- zófgefloten tot
ruim een uur voor der Zonnen opgang,- baar als dan,
op gelyke manier , wederom openende; te weten, na voo-
ren toe opwaarts , welke Zonnen wendende aard wy sn
't vervolg dezes werks, nog van veele planten zullen moeten
aanmerken , zynde bykans de natuur, of eengenerale
regel Voor alle de gene, die diergelyke. teere. bladeren aan
eenen fteel tegens malkanderen hebben, ja zelfs de blatdragende
fleelên werden by nacht achterwaarts getrokken,
en verbergen de bouweji,-fif vruchten bykans tegen
den tak aan, tot dat de Zonne wederom opgaat, zig als
dan weder in bun behoor lyke po ftmr berfteUende. Voorts
beeft yder blad - dragende fteel by zyn oorfprenk een knietje
, of knop , als mede de fteel, diede bloeme, ofbetbloei-
zel draagt', Aan de oude hoornen zyn de takken zo ruig,
en fteekelig, -van de afgevallene fteelen ', datze als doorn-
achtigfchynen. ..--f-'- _ ■ y. JJ.;; ..
De bloemen ftaan Weinige by malkander, aan klein
troffen, en altyd aan ’t voorjle van de ryskens, gya '
T aZ .X X iz .