AMBOINSCHE I Soek. LX1I. Hoofdjl. KRUYDBOEK.
tis fæpius infle&untur, quiquc undiqiie racemos gc-
runt floriferos, atque inter hos foliola apparent fubrotunda.',
:1
Carol. Clus.libr. 2. Exot. cap. 27. hunc depingit quo-
aue frudtumdefcribitque nomine Fruclus Beretini,
aui in Europam delatus eft anno 1580. ab i i s , qui
cum equite Britannico Francifco Drakeno to turn cir-
cumnavigarunt mundum , eumque invenerant in in-
fula Beretina v unaPhilippinamm, qui in altifilmis cre-
verat arboribus, foliis JLaurinis, fed loneioribus, gla-
bris ac integris: Fru&us hi formam rererebant par-
varum glandium, incolisque edules erant, uti & illi
hos quoque, fed fame coadti, cum cibis ufurpave-
rant ac dein in Moluccis* quoque obfervaçanc ; in
appendice novae Dodonei, editionis fruftus hie voca-
tur Gians Beretina , qui in Europa pro glande habe-
tur ex forma interioris parvæ nucis feu ofiiculi, ex-
quo* carp. exterior e-rat fublata, quales hifee in terris
plerumque ilccantur & confervantur. Gnemon Donie-
llica copiofe & fponte crefcit in mille infulis ad Sep-
tentrionem Bataviæ fîtis, quæque ibi tarn craffos gérant
truncos., ut duo vix viri- illos ulnis ampledti pof-
fint. Atque in harum arborum truncis. cor feu me-
ditiillium eft firmiflimum ac folidum fufcumque, ex
quo nautæ noftrates anchorarum fuftes ac tigna formant.
Harumque arborum flores, fruftusque æque e-
dules funt, ac aliarum prius deferiptarum.
Tabula Septuagejitqa Trima
Ramum exhibet Gnemonis Demefticce Maris.
Tabula Septuagejima Secunda
Ramum exhibet Gnemonis Domejlica femince.
m
buiten ordre, zo dik worden als een vinger, en die zig dan
omkrullen als een Jlange, zynde rondom met bloeyende troffen
geladen, en daar tujjcben vint men ook kleine rontagti-
ge Maatjes.
Carol. Clus. lib. 2. Exot. cap-, 27. maalt dezevrugtmede
a f, en befebryftze onder den mam van Fruólus Beretinus;
zynde in Europa gebragt in ’tjaarvyftbien bondert en tagtig,
door de gene, die met ‘den Engelfcben Ridder F r&ncois Dra-
ke de geheele werelt omgezeylt ; en dezelve gevonden hadden
op ‘t Eylant Beretina, zynde een van de Pbilippinis, al*
omarze op zeer hooge hoornen wieffen, met bladeren als
die van Laurier, dog wat langer , voorts glat en on-
gezaagt yde vrugten waren van gedaante als kleine eyke-
leri, en by de lnwoonders eetbaar . gelyk zy luiden dan
dezelve mede (dog door honger geperft zynde) in dè kojl gebruikt,
en namaals ookin de Moluccos gevonden hadden: In
de appendix van de nieuwe Dó&ongus , vint men deze vrugt
genaamt Glans Beretina , werdende in Europa voor een
eykel aangezien, na de gedaante van bet binnenjle nootje,
daar bet buitenfie vleefcb afwas, gelykze bier te lande doorgaans
mede zodanig gedroogt en bewaart worden. De tamme
Gnemon groeyt overvloedig van zelve op de duizentEy-
landeipbenoorden Batavia leggende, hebbende aldaar zulke
dikke fanmen, datze twee mannen nauwlykrkonnen omvademen:
en daar binnen vimmen een majfyf en bruinagtïg hert,
waar uit onze fchippers anker-fokken, en blokken weten te
maaken: zynde de bloemen en andere vrugten van deze hoornen
mede zo wel eetbaar als van de andere, die bier boven
befebreven Jlaan.
De Een- en Seventigjle Plaat
Vertornt een. Tak van de Tamme Gnemon-Boom bet Manneken
genaamt.
De Twee- en Sevcntigfte Plaat
Vertoont een Tak van de Gnemon-Boom bet wyfje.
O B S E R V A T I O . A A N M E R K I N G .
Gnemon-Arbor a Valentp. 174. vocatur , que eft Mala- Gnemon-Boom wertze vauValent p. 174. genaamt en hefebre-
Elengi H. Malab. part. 5. Tab. 55. & Baccifera Indica flore ven, en is de Mala-Elengi van de Hortus Malabar. vyfde deel
compoiito.Ray.Hift.pl. p. 1637. Tab. 55. en een Besdragende bidifebe Boom met een zamengejlelde
Bloem van Ray Hiftor. der planten pag. 1637.'
CAP. SEXAGESIMUM SECUNDUM.
Gnemon Silveflris. Gnemon Utan.
LXIL H O O F D S T U K .
De JVilde Gnemon-Boom.
Sllyeftris Gnemon cum domefticà plurimis in pai‘-
tibus convenit, fed in multo altiorem excrefcit
arborera, æquali cor.tice, & in articulos divifo ,
qui mu|to longiorés funt quam in domefticà, fed ,
non ita protuberant: Folia quoque funt minora, bre-
viora, & rotundiora, & in ramulorum extremo plu-
nmi apparent brèves racemi conjunfti, in verticil-
los quoque divifi uti in domefticà , ex quibus.tres
quatuorve dependent frudhis forma ac magnitudine
domefticæ , vel inftar glandium , fed ab utraque. parte
rotundiores, primo lu tei, dein fquallide rubentes.
In horum carne molli plurimi locantur pili breyes
ae firmi, inftar Amarantbi fplendentes , qui tafti
quoque cutis prurituin excitant , eamque tumefd-
ciunc., ita ut prudenter traftandi nec manibus con- ■
inngendi fint : Hujüs. fpeciei folia multo magis funt
ingrati faporis, quam doniefticæ : Arbores hæ omni-
nofunt Silveftres, tantumque crefcunt altis inmonti-
bus ac locis remot,is.
Nomen. Latine Gnemon Silvellris, Malaice Gnérnon
utan, quo nomine alii populi nanc quoque denomi-
n ntA 9u’^us nota eft arbor,, fed femper cognomine
niveftris, àtque in Macaflara Culan vocatur.
Lorn. In Moluccis crefcit ubique , uti in Amboi-
na> erama;& in infulis ad jEurum fitis.
Ufits• Fruflus ejus raro in cibum adhibentur, adta-
n>en, ubi copiofe crefcunt, edules funt, fed fcquenti
^iæ.P.ær^ndi funt modo : Quum colorem adquirant
ac-fCa Um, aclua ebulliuntur, ferobulo inponuntur,
rin, comniovcntur, vel colliduntur,confnm°
i at*™nd®ndo aquam, dûnec omnis pilofa caro &
P nuiæ fuerint abrafæ, hique nuclei tali præparati
modo,
DE wilde Gnemon is de tamme meeft in alle deelengelyk,
maar wert een vry booger boom , ook met een ef-
fene fcborjfe, en verdeelt in leeden, dewelke veel langer
zyn dan die van de tamme, dog .zy en jleeken zp verre
niet uit; ook zyn de bladeren kleinder, korter, en ronder;
en aan bet uitterjie der ryskens ziet men veele korte troffen
by malkander, insgelyks in ledekens verdeelt gelyk de.tamme,
en. daar aan hangen drie a vier vrugten, al mede van
gedaante en grootte gelyk de tamme, of als eykelen, dog aan
beide de eyriden wat ronder, eerft geel, en daar m vuyl-
root; in bet weeke vlèefcb Jleéken of zitten veele korte ftyve
bairen, glimmende als Amaranthus, of krevel-kruyt, gelyk
zy ook, alsze yrnandt raaken, op de buit jeuken, en dezelve
doen opfwellen; zo dat men voorzigtig daar mede omgaan,
en baar geenzints met de bandén kneuzen moet; de bladeren
van dit gejlagte, zyn veel onliejfelyker van f maak dan de
tamme: de boornen zyn puur of t’enemaal wilt, en groeyen
■ maar alleen op bopge bergen en afgelegene plaatzen.
Naam. In 't Latyn Gnemon Silveftris, in ’t Maleyts
Gnemon Utan, en zo noemen hem ook andere natiën daar
by bekent is , dog altytmet den bynaam van bofcb of wilt;
en op Macajfer wertze Culan genaamt.
. Plaats. Hy waft in de Moluccos over dl, alsmede op
Amboina, Ceram, en de Zuyt-oojler Eylanden.
Gebruik. Deze vrugten werden zelden tot koft of fpyze
gebruikt, konnénde evenwel, daarze veel vallen, genuttigt
worden, maar moéten dan op de volgende manier werden
toebereit: aljfe een roode coleur beginnen te krygen, dan wordenze
in water opgekookt, in een korfje gedaan, en met een
Jlokzplang en fierk omgeroert of tegen malkanderen gewreven
, (geduurig water daar opgietende) tot dat al bet bairige
vleefcb