3e HERB ARI I AMB O I N E N S I S Liber I. Caput V
Qusdam alias funt varietates , fed minoris mo- Daar zyn nog eenige andere veranderingen van weimg
menti qu s commode ad quatuor hafce fpecies re- bèlang, die men gevoeglyk tot deze vier zoorten brengen
Ferri poftunt, uti primo angulofa Pinanga, qü s ex- kan, als ten eerfien de hoekige Pinang, dewelke van bui-
terne qusdam exhibet latera obfcuris angulis diftin&ä; ten vertoont eenige zyden door donkere kanten onderfcbet-
fecundo alia, quU pericdrpiiim, in quo cóntinetiit den; ten tweeden een andere zoort die bet kelkje, daar de
fructus, habet angulojum, & in fex cörnicula divi- vrugt in f t dat, gêböekt en in zes boomen beef t verdeeld;
ƒ um, te rtis fimilis fpeciei, hujus putamen eft mol- de refter ende derde zooirte gelyk zynde, de bolfter is dun en
l e , & inter manducandum fragile | uti etiam vetu- krankende in 't kauwen., gelyk ook de korl van de óude in
ftiorisnucis nucleus, fi maöducetur, diflilit, & iiiftar 't kauwen van malkander fpringt dis glas: beide deze zoor-
vitri frangitur. Ambs h s fpecies isp e adeo intüme- ten [wellen zomtyts zoodanig 'óp,dat de'bblftef berft; de
ïcunt , üt putamen findatur, ultima dicitur Pinang laafte noemt men Pinang Kacbi-Aydn. naa de gedaante
Kacln-Ayan a' forma pedum gallinarum, ac Pinang van de boender-klaauwen , en Pinang Poeän , om datze
Poëan, quum ornämento in feftis nuptialibus magis meer tot deraat in de bruiloffs-feeften dienen, dan tot het
inferviunt, quamCibovelpqbulo; nullibifuntfrëquen- eeten, zy vd t niewers meer dan op Nuiïalau: op Baly
tiores, quam inNuJfalaua, ac dicitur Boa Tsjangurit, Hetze Bóa Tsjaügurit, en werd van de jonge-luiden ge-
atque ab adolefcentib'us expetitur, qui illa deleótan- zogt, die daar vermaak in hebben, om datze in 't eeten
tu r , quum inter manducandum Tonitum edat.. Inveni- zoo kraakt: men vint ook nog een misgeboorte van Pinang,
tur quoque Pinangce abortus, qui oritur ,' quum nuces daar uit ontftaande, dat dezelve niet wajfen aan 't agterfte
non, utifolent,- exeuntautnexsfuntinferiöripedicu- der fteelennaar gewoonte, maar aan ’t voorfte, daar or-
lorum pedi, fedfumms, ë qua plerumque flores prove- dinqyis bei bloeizel f t aat, en alwaar dan een of twéé by
niuiit, & ubi turn una alteravè. fimul excrefcit nux, malkander groeyen, in gedaante van Pinang Itam, eii
Pinang Itam fo rma ,.ac prs te rea, ad extremum ra- daar en boven, omtrint bét uitèrfte van den zelven fteel,'
cemi altera Pinanga transvérlalis crefcit forma rehis 'een ander Pinangje over dwers, daar aan zittende, als een
animalcüli cüjusdam * . • hiere van éenig gedierte.
Tertia varietas peculiarem fere conftituit fpeciém, De derde veranderinge> maakt fcbier een zoorte op baar
ac referenda èft ad PinangPuti, feuPoety, cum cujus zelven, en behoort onder de Pinang-puti, of Poeti, met
fru&ibus coövenit. Rec’entès, ’& juniores hujus fruftus welkers vrugien zy overeenkomt. De verftbe en jonge
non funt virides , ïedalbicahtes, inftar O y i, unde Pi- vrugteh bier van bebben niets groens, maar zyn witag-
nang Tellor h. e. Pinahga-oviformis dicitur; hujus pu- tig, als een ey, daarom menze ook Pifiang-Telloor, dat
tantën eft tenue", cortex fuccofus, ac diilcis, ad pa- is eyér-Pinang noemt: de Schaal is dun, de polfter zappig
bulu'm melius, quam ulla alia fpecies, condücens. en zoet om te eeten, meer dan aan eèriige andere.
Quarta varietas peculiarem indem conftitueré vide- De vierde verandefinge wil ook een zoorte op baar zel-
turTpeciem, ac dicitur Pinang LanJJa,nuces ferens par- ven maken, en biet Pinang-lanffa, dragende kleene ronde
yas rotuhdas, quarum qujedam vix majores funt globulo nooten, zommige niet grooter, dan een mutsquet-koegel,
fclöóëti , qucedam mediocrisLanfii. Ejüs cortex exte- zommige als een middelbare Lanffe: bare buitenfte fcbelle
riór eft ténuifllmus, ac per maturïtatem facillime fin- is zeer dun, en berft zeer ligt door rypbeit, degebeele
ditu.r totum recens putamen eft molle, fuccofum, verfcbe bolfter is week, zappig, en aangenaam om te eeten;
gratique faporis. E racemo facile decidimt, quarum zy vallen zeer ligt af van baren tros, blyvende maar wei-
pauciores remanent, quae excrelcunt; ultima: me am- nig daar aan ftaan, die oud worden; beide deze laafte
b«e fpecies raro occurrunt, ac proinde tanqiiam cu- zoorten werden zelden gevonden, en dierbalven maar voor
fiofie- habentur. Ad Pinangs arboris abortus per- rariteiten gehouden: onder de misgeboorten van Pinang-
tinët qiióque illa , ,qus anno 1671 in Amboina óborta boomen behoort mede de gene, die men anno 1671. op Am-
fuit q u s erat arbiifcula trunco dimidis fphithams boina alhier in ’t Mardykers quartier gezien beeft, zyndë
altinidihis, in duinque tarnen internodia feu'annulos een boompje van ftam niet booger, dan.een balve-fpan,
diftin&a fuiÈ, qusquè jam perfedlos proferebat dog nietje min in vyf leeden verdeelt, en 't welk alreets
fru&us cujus caüfa quo dam modo putatur fuiffe, voiwqffene vrugten droeg, waar van men eeriigzints dé
quod arbor fabulofo, & arido creverat fo lo , & in- oorzaak gifte te zyn, dat den bóom op een muilen, en ma-
ira duorum annorum fpatium fspius transplantata, geren grondflond, en binnen twee jaren al eenige maaien
'quo etiam tempore per tres menfes coelum fuit verplant, oók doenmaals een groote droogte van drie maan-
quam maxime'aridum; occurrunt fsp e etiam Pinang den voorgegaan was; men vind ook zomtyds Pinang Ba-
Bacambar feu gemins, quum'duo nuclei, uno conti- cambar, of tweelingen, daar twee kernen in eenen bolfter
P®8^Pr.Pu.. n------- ---1 ------qfct faß pinafig-bóom dóór gefteel Ooft-
' ien, daar den Calappus-boom waft;
u«u. JU IH ..........- r ___WfL -: — o - , . . - ___I ___ r van de Zee-kant.groeyen, dan den
Calappus, minori autém ihvenitur quantitaté,' quam Calappus-boom, maar groeit of waft evenwel in veel min-
illa & in quibusdam etiam regiohibus omnino deeft, der quantiteit, dan den Calappus, en in zommige lant-
uti m Cormandélla & in Bengala, atque quum. ejus fcbappen gantfcb niet, gelyk als op Cormandel, en in Ben-
nucibus , feu fruftibüs deftitüi ibi nolunt, exficcati gala , én om dat men egter zyne nooten of vrugten aldaar
hodiè in illas transpqrtantur terras , atque cüm iis niet wel mißén en kan, zoo werd dezelve gedroogt na deze
per totam qupque Indiam exercetur mercatura. plaatzen vervoert, en ook daar mede door geheel India een
grooten bandel gedreven.
Alba veró fpecies in occidentalibus Indis partibus De witte zoorten vint men in de wefterlyke deden van
nóh occurrit, immo ne quidem in Java, vel faltem Indien, ja zelf sop Java niet, of immers zeefweinig,maar
räriffime, optimi vero iaporis in infulis Moluccis, vry veel en ookJmakelyk in de Moluccos, ende de Oofterfe
& Örientälibüs, e quibus in Javam transportata fuit. Eylanden, van waar dezelve naar Java oyergebtagt is:
In Auftralibus pofro S in s ‘provinciis repèritur, fed voorts vint menze ook in de Zuidelyke Provincie van Sina,
raro ac pauca quantitaté. , dogjcbadrs enlzeer weinig.
Pinangs arboris propagatio fequenti nt modo: De voortplantinge des Ptnang-booms gefcbted aldus: de
Nuces qus. longum' per tempus arbóri jun&s fue- oude nooten, die aan den boom oud geworden zyn, begraaft
runt ac p.roin lunt vetuftiflims, fovea to t s quan- men met bolfter en al in een kuiltje, met een weinig aarde
t s abfconduntur, pauca te fts terra, donec germina toegedekt, tot dat de nieuwe fcbeuten uitkomen , de kuil
propulïulant, fovea autem ifta per diemi contra folis over dag methet een o f ’tander voor de bitte der Zonne toe-
calorem obtegitur , turn germinantes h s nuces tol- dekkende, daar na neemt men deze uitgejcbooten nooten,
luntur & in orbem circa sdes-plantantur, aut am- enverplantze op een rye rondom de buizen, of daar men
bülacrum li inde fórmare velifflus in ordiném, jufta een wandeling wil bebben, want den ordentelyken ftant
énim arboris locatio ipiï tantum dat orhamentum, van dezen boom . geeft bembyna een zoo grooten ciéraat,
quantum in Itaïia Cyprefliis inde habent: Qtius ere- als men in Italien aan de Cypreffe-boomen ziet: zy. wajfen
fcüüt, quam Calappi, & in omni progerminant fo lo, baaftiger op dan een Calappus-boom, en willen in alderley
optijne tarnen in löcis maritimis;. viri haric non fa- grond opkomen, dog liefft omtrent de Zee-kant‘, de mannen
cue adfeendere poflunt, quum tenuis , ac gracilis können dezen boom r/iet heel wel beklimmen, om dat zyn ran-
ejus truncüs brachiis non firmum fuppeditet ample- ke en dunne ftam de armen niet genoegen vult; maar de
xum juvenes contra alacriter eam incurrunt, & jongens loopender met een vaardigheid op, en balen den ge*
uno inpetu racemum nuciferum avellunt. Alii autem, beeten vrugtdragende tros.met een ruk daar af: andere, die
qUi