I Bolk. X L ir . Hóofdjl. AMBOIN
Tn Hort Malab. torn, m Figura iy/ambae h$ arbores
1 bentur ac defcribuncurI ac mas vocatur lbi Amba-
J*"' & Braemanis Dadul Papaja, femina vero Pa-
: ta amaram, Braemanis tancummodo undepatec
; ü # nuoaue ora Malabanca exocicam effearborem,
quum nullum indigenurn gerat nomen. Cafp. Baubi-
ZsinPinaceLibr. ir . Sett. 5. arborem hanc ad Pla-
; «ni genus voluit reducere refpedu magmtudmis fo-
ifornm auod autem apud Hifpanos in India Occiden-
nli nomen eft M u fo , fed Libr. 12. Sett. 1. ficuum
«renen illam aflimulat; ac Bontius libr. 6. cap. 6. hanc
Ivocat Arborem Meloniferam, & Papaja, meo autem
indicio melius Peponiferam vocare potuerat. Pifo lib.
■ J cap 2-3. earn vocat Brafllice Pinoguacu, dicitque
■ ibi marem mque ac feminam frudus proferre, fed
1 minores ac longiores, quod tarnen apud nullum alium
’ leei audprem, vel unquam a Brafiliano audivi: Quam-
tvis tamen illud vefolimile videtur, quum ab ocu-
flari adfirmatur tefte: Saepé etiam ex floriferis maris
racemis frudus rudimentapropullulaffe obfervatafue-
! re quae faciem pras fe ferebant, aefi frudus effent
I futuri • uti contra in femina aliquando duo tresve
I fi-uaas’ ex racemis dependentes obfervati fuere.
SCHE KR U ID BO EK . 149
In Hort. Malab. torn. 1. Figuur 15. virit men de zé
beide boomen mede befebr evenft aan, bet Manneken onder den
naam van Amba-Paja, en in 't Braminees Dadul-Papaja,
mitsgaders bet Wyjken onder dennaam van Papaja mararn^
en in t Braminees flecbts Papaja, waar uyt nOcbmaals
blykt, dat bet ook zelve op de Malabaarfcbe kufi een uyt-
lantfcbe boom moet: zyn, om dat hy geen inlüntfche naam
en beeft. Cafparus Bauhinus in Pinace^ Lib. 11. Sed.
5. beeft dezen boom believen te reekenen onder de gejlacb-
ten van de Platanus , en Hat ten aanzien van grootbeit der
bladeren, doch 't welk by de Spanjaarden in iVeft-Indien
een naam is van de Pifang; inaar Lib. 12. Sed. 1. rekent
hy hem ook onder de geflacbten van vygéboomen; en
Bontius lib. 6. cap. 6. noemt bem Arbor Melonifera;
en Pampajo , doch by badde hem myns oordeels liever mogen
noemen Peponifera. Pifo , lib: 4. cap. 23. noemt
bem in 't Brafiliaans Pinoguaeu, en zegt, dat aldaar zo wel
bet Manneken als Wyfken vrugten draagen, doch kleinder
en langer, 't welk ik by geen andere Autheur gelezen, noch
ooyt van geen Brazielis-vaardergebooxt bebbe,: hoewel zulks
echter wel aanneemelyk is , als voortkomende van een oog-
getuyge; Ook zo heeft men aan de bloém-troffen van het
manneken zomtyds-wel fcbepzelen zien voortkomen, dewelke
baar vertoonden als of ze vrugten wilden worden: gelyk
men ook daarentegen aan bet wyfjen zomtyds wel twee en
drie vrugten aan troffen by malkander heeft zien bangen.
e x p l i c a t i o
Tabula Quinquagefima,
Que Papajam Feminam exhibet feu Papaja Parampuan.
A. Ejus foliüm majori fiftit forma, ut ejus lacinis melius
diftinguantur.
B. Florem denotat.
i' C. Frußum.
D. Frußum diffettum, ut ojftculorum feminalium ßtus appareat. -
U Y T L E G G I N G
Van de Vyftigftt Plaat,
Dewelke vertoont bet IVyfje van de Papaje-Boom, ofte de Papaja
Parampuan.
A. JVyfl aan deszelfs bladt in groóter gedaante; op dat de in-
fny dingen te beter gezien mogen werden.
B. De bloem.
C. De vrugt.
D. De opgefnedene vrugt ,waar in de plaatzing der Zaat-korrels
verbeelt wen..
Tabules Quinquagefimoe Primes,
Papajam Marem repræfentat, in. qua Litt.
A. Racemum Floriferum,
B. Florem feparatum oftendit.
O B S E R V A T Î O.
De Een- en Vyftigfte Plaat
Verbeeld bet Mannetje van de Papaja-boom i waar op de Letter
A. Aanwy/l een bloem tros, _
13. Een, bloem afzönderjyk.
A A N M E R K I N G .
Papaja mos Femina in Zeylana quoque crefcunt infula, Het Mannetje en bet IVyfjc van de Papaja-Boom groeyen me-
harumque fynonyma dedi, auftoresque allegavi in Tbefauro de op Ceylm, en derzelver benamingen en: Scbryvets heb ik aan-
meo Zeylanico. pag. 189. ubi reliqua vide, nee non in Sloan. gebaalt in myn Thefaur. Zeyl. pag. 184. alwaar die te vinden
Cat. pl. Jam. p. 202. Papaje-boom a Valent. pag. 169. voca: zyn, als mede in de Catal. van Sloan.' over de Janiaife-gewaflën
tur & obiter. defcribitur. * pag. 202. De Papaje-Boom wen mede by Valent. pag. 169. ter
loops befebreven.
C a r i c a hoe genus a Limceo vocatur, eftque Carica fo- Ca r i c a wert dit gejlagt van Linnanis' genaamt, en is de Ga-
liorum lobis finuatis; mas & femina H. Cliffort. p. 461. & rica foliorum lobis fmuatis in de Hort. Cliffort. pag. 46r.
Royeni FL Leidenf. prodr. p. 225. enindeHr. van Royens Prodr.tmndeLeidze Tuyn. pag.225.
In Rumphii auBuario Capite undecimo deferi-
buntur P apaja S i l v e s t r i s ; feu P a-
paj a-U tan, & Aynyver. Nec non P apaja
L i t o r e a fequentem in modum.
HAec .Papajæ arbori æmula arbor altitudinem ac
craffitiem adquirit Pinangæ arboris, quæ trun-
cum gerit eredum in articulos ac cancellos di-
vifum inftar Papajæ trunci, in cujus vertice rami quoque
extenduntur uti in Papaja arbore, quisque autem
ramus in diverfos articulos protuberantibus venis divi-
fus eft, qui prope ortum Facile abrumpitur, parvam
ejus relinquens partem cum fo veola, aefi trunco ad-
glutinatus fuiffet: Ramus hic in viginti circicer taies articulos
eft divifus, quiquadam vi feparari & difrumpi
poffunt, hique truncum incurvant.inftar arcus; totus
autem hic. ramus eft herbaceus, fed firmus, lingulo-
que ex articulo bina propullulant folia oppofita intror-
fum cohnivencia, Canarii folia referenda fed infe-
rius rotundiora, a fex ad novem pollices longa, ad oras
vix &.ra,ro dentata: A tque hod peculiarehabent, quod
nervus médius non r e d e , fed flexüofe decurrat, fo-
liumque dividat in bina.inæqualia fegmenta, quorum
fupei
het Elfde Capiiiel van de vermeerdering
van Rumphius wertde Wilde Papajaboom,
ofte de Papaja-Utan en Aynyver,
als mede de Strandt-Papaja-Boo m,
op de volgende manier befchreven.
DEzen nabootjler van den Papaja-boom, gewint de
böogte en dikte van een Pinang-boom,- de (lam is
regt, in leeden en ruyten Verdeelt, gelykèenPapaje-
Jlam, boven in den kruyn jtaan de takken ook uytgebreid
als aan een Papaje-boom, docb yder tak is inverfebeide
leeden door uytbuylende kniën verdeelt jen by zyn oorfpronk
breekt by kort a f, nalatende een ftompje met een kuyltje aan
den Jlam, als of by daar aan gelymt was geweejl. De tak
is omtrent in 20 zulke leeden verdeelt, welke men mét een
kraak van malkander breékén kan, en zy buygen baareh tak,
dat by inwaarts krom Jlaat gelyk eert boge, zyride den ge-
beelen tak kruydagtig, docb Jiyf, aan yder lit of knie f t aan
twee bladeren inwaarts na malkander luykendè, de Canary-
bladeren eenigzints gelyk, docb agter ronder, van 6 tot 9
duymen lank, aan de kanten donker en ydel 'getandt. Zo
bebbenze dit byzonder, dat de middel-zenuwe met regt, maai
bogtig loopt, deelende bét blad in twee ongelyke dëelen,
■ waar van de voorfte belft de grootfte i sa g te r ront toelé-
T 3 per*