Ill Boek. IV. Hooftft. AMBOINSCHE KRUYDBOEK. 157
dilatas fint: Inter hafce raches ex ramisprogerminant
alii breves pedunculi, qui in racemis fimplicibus. capitula
gerunt viridia, quae fefe in flores aperiunt,qui
funt irreguläres ex tribus brevibus craflisque petalis
confiriidti. Racemi hi floriferi non tantum in ramo-
rum fummo, more vulgaris Canarii, fed etiam inter
& fub foliis progerminant.
Frudtus fimilis eft rotundo fîlyeftri Canario, vël
paulo magis rotundus eft, in conum itidem definens
& trigonus , externe ex nigro viridis, rugofus,& fu-
fco maculatus colore. Sub craflo putamine nux re-
conditur magnitudine parvi filveftris Canarii, rotunda,
trigona,& fuperna parte plana,apice obtufo, hu-
jus latera feu fegmenta non funt æqualia, fed rugofa,
verruculis quafi feu charadteribus certis notata,inftar
decorticatæ Nucis Juglandis; Ejiis putamen eft'durum,
craifum, in très cellulas divifum, in quibus u-
nus alterve locatur nucleus, faporis inftar rehquorum
Canariorum. _
Quidam autem frudtus oblongi funt, nee charadte-
ribus iftis notati, fed ftriati funt; feu rugofi , quales
Leytimorenfes obfervantur.
Ex trunco duplex colligitur lachryma &refina, quæ
enim ex fumma ejus parte ramistjue exfudat, eft albicans,
fic ca ,& fragilis , accedens quodammodo ad
Dammaram Selan, quam Amboinenfes quidam inperiti
putant eSe, maxima autem in eo confiftit differentia;
quod Dammara Selan inter dentes ftrideat, & in pul-
verem friabilis fit, omnes vero Camacoan ipecies in1
,ter manducandum mollefcant inftar Thuris. Ex inferiore
trunci parte lachryma exftillat e x ruffo,flavo,
& nigro mixta colore, inftar vulgaris Terebinthinæ,
fique comprimatur, tenue exfudat Oleum odoratum
& jucundum, fed non fo rte, in una vero arbore pe-
netrantius eft quam in altera, optimamque lachry-
mam fundunt tales arborés, quæ in -ventofis collibus
folique bene expofitis locatæ funt. In vetuftioribus
arboribus frufta & grumi inveniuntur Terebinthinæ
noftræ vel Colophaniæ pallidæ fimiles, fed odore fere
deftituta funt.'
Alterum Ccmarium Odoriferum birfutum feu Camacoan
rugofum ramos gerit craffos, nodofos, obtufë de-
finentes, qui paucis conftant firmis rachibus, calamo
craflioribus, inæqualibus, angulofis, feu inferne ro-,
tundis,fuperne acuminatis,ad or turn amplum & flexile
geniculum gerenpbus, in quibus odto decemve fo-
liorum paria locantur; in quibusdam inpari extreme ,
ad quintum vero v.el fextum par geniculum itidem
occurrit, quod in binis inferioribus paribus plerum-
que decidit; folia hæc a fex ad novem pollices longa
funt, quatuor vel quinque digitos lata,brevibus craf-
fisque mfidentia petiolis, funtque Craffa, firma, & fi-
nuofa, quorum fuperior pars rugofa eft inftar pflofæ
cutis Lamii pifeis, inferior autem pars lanuginofa eft
& flavefeens.
In Manipenfi fpecie folia hæc funt pilofiora, magis-»
que pungentia, uti folia in variis arboribus forma, &
magnitudine varia fu n t, quæ peculiarem hinc non
conftituunt fpeciem. Ex foliorum alis racemus flo-
rifer progerminat,palmam vel fpithamam Iongus, in-
que ipfo flores parvi excapitulis conftantes prioribus
iimiles.
Frudtus in extenfis dependent racemis inftar Cana-
riorum, digiti articulum circiter longi, pollicem craf-
fi, fuperius acuminati, fi fint juniores, rugofi admo-
dum funt, pilisque pungentibus obfiti, qui cutis
pruritum excitant, ex rotundo trigoni. Nucés in-
temæ funt majores quam Amboinenfium frudtuum,
eleganter infculptæ & trigonæ. Putamen fub gluma
exteriore videtur ex tribus fegmentis compofitum,quorum
fingulum latus ex uno formatur fegmento, quod
in extrema fuperficie & protubérante' angulo pundta
feu charàdteres gerit. Interior frudtus pars eft uti in
fuperiore fpecie.
Racemi frugiferi ad r^mulorum extremum progerminant
ex plurimis compofiti pedunculis, frudtus autem
ipfi ab utraque parte obtufi funt. Ex ejus trun •
co gummi exftillat liquidum & mucofum,fi incidatur,
ruffum,& flavefeens, quod,fi comprimatur, Oleuift
exfudat, quo oleo incolæ. capillos fuos inungunt,
quum non fit vifeofum. Gummi hoc fenfim exficca-
tur in obfeure ruffam feu nigricantem refinam , quæ
recens gratum fpirat odorem, ad Ambram aecedentem,
fed
deren een knietjen of bogtjen hebben. TuJJcben deze rys-
kens. uit de takken komen voort andere korte jleelen, die
in ydele trosjes groene knopjes vertoonen, waar- uit bet
bloeizel werd , zynde ongefatzoeneerde bloempjes, van drie
korte en dikke blaadjes gemaakt; Deze bloeyende trosjes
komen niet alleen aan ‘t voorjte der takskens, na de manier
van de gemeene Canaris, maar ook tujfcben, en achter
de bladeren:
De vrucht is gelyk die van de ronde wilde Canaris, of
wel zo ront, en fchielyk toegefeberpt, ook wat driekantig,
van buiten uit den groenen Jwart, ruig, enmetgraauw
bevlekt. Onder een dikke boljler leid bet noot je n , van
grootte als kleine wilde Canaris, regt ront $ driekantig,
en na voor en breed, met een Jlompejpitze. De 'Zyden zyn
niet effen, maar wat ruig, als met eenige wratjes of ca1*
raêlers uitgegraveert, gelyk een gefcbilde Ocker-noot.
Defcbaalisbard, dik, en binnenin drie kamertjes verdeelt,
daar in twee a drie iankwerpige beejlen leggen 3
van fmaak als andere Canaris,
Zommige vruchten zyn lankwerpiger, hebben niet veel
verhevene Charadters , maar veel meer gejlreepi of rimpelig
f. gblyk meeft zyn die van Leitimor.
Uit den jlam beeft men tweederlei traan en bers, want
het geene uit de bovenfie Jlam en takken komt, is witachtig,
droog, en bryzelig, gelykende eenigzints na Dammar Selan
, waar voor bet zommige onervarene Amboineezert
houden, doch bet verfchil bejtaat meejl daar in , dat de
Dammar Selan tujfcben de thnden knerjl, entotjlof bry-
zelt, maar alle de zoorten van .Camacoan Vallen in 't knauwen
leenig, als wierook. Uit den onderjle Jlam beeft
men een gemengde traan van ros-geel, en jwart, gelyk
gemeene barpuis, en zo men daar op drukt, zo fweeter
een dun Oly uit, aangenaam en welriekend; doch niet
fterk,maar in den eenen boom kragtiger dan in de andere,
en geven wel de bejle traan zodanige hoornen, die op lug->
iige heuvels, en wel ter Zonne Jlam. Aan dé oude hoornen
vind men klontertjés onze barpuis, of bleeke Colo»
fonie wel gelyk, docb die hebben weinig reuk meen
De tweede Canarium Odoriferum Hirfutum, of bet
ruige Camacoan beeft dikke knoejlige takken, vanvooren
Jlomp toelopende , met weinige Jlyve ryskens rondom,
dikker dan een febaft, en oneven, hoekig, of onder rondi
en boven,met een feberpe rugge•, by baar ootfpronk een
breed en buigZaame knie, daar aan g. a 10. paren bladeren,
aan zommige met een voor uit alleen, en by 't vyf-
de of zesde paar is mede een knietje , en de twee acbtérjle
paren vallen geméenelyk a f , zy zyn van zes tot négen
duimen lank$ vier en vy f vingers breed, op korte dikke
voetjes , dik t Jlyf, en wat bochtig, de bovenjle zyde
ruig, als een baye-vel, de onderjle zyde wolaebtig, en
aldaar geel-groen.
Aan 't Manipeeze geflagte zynZe baairigeï in Jleekeli-
ger,gelyk ook de-bladeren aan diverfebehoornen,ingrootte
en gedaante van malkanderen wat verf cbillen, waar
van echter geen byzondere zoorte te maken is. Uit den
feboot der bladeren komt den bloeyenden tros voort, een
band of fpan lank, en daar aan bet klein knopje van 't
bloeizel, gelyk aan ’t voorige.
De vruchten bangen aan liiigebreide troffen, als Canaris
, febaars een lidt lang, en een duim dik; voren met
een korte fpitze, alsze jong zyn zeer ruig ,■ enmetjlèeke-
lige en veele baairtjes bezet, die een jeuken op de buit
maken, uit den ronden driezydig. De nootjens daar binnen
zyngrooter dan van de Amboinfche, aardig gegraveert,
en regt driekantig. De fcbaale onder de buitenjte boljlér
jCbynt uit drie Jlukken t'zamen gezet te zyn ± ieder Jluk
een zyde uiimakende, dewelke aan de buitenjle vlakte ,•
en uitjleekende ribbe, puntjes of oharacteren beeft. Hét
binnenjle is gejlelt als bovém
De vruchtdragende troffen komen aan 't einde der tab
jens voort,. gemaakt van veelé Jleelen j en de vruchten
zyn acbtei1 en vooren Jlomp. Uit dezen Jlam druipt een
weeke flymerige Gom, als men bem keept, donker-tos en
geel, daar Öly uit fweet, als men daar op drukt, met
welken Oly de Inlanders de hooft-haairen befmeeren,
want *t niet kleverig is. ‘t Gom droogt metter tyd op,
tot een donker-ros en fwartacbtig bers, 't verfebe is lief -
lyk van reuk^ na den Amber trekkende, maar komt zo
WÊÊ v 3' febaars