j6 HERBARII AMBÖINENSIS Liber II. cap. XVIII.
indicium illo in lo co , in quo fuerunt locati : Illorum
odor ae fapor haud ita ingratus eft ac Safuru, fed maxime
cum Scuttllariis conveniens: Flores ftuSusque
mihi hactenus penitus ignoti funt, nee a Boeronen-
fibus dignofce're potui, hos unquam lllos vldille ; ramuli,
ex quitus folia excrefcunt, digitum craffi fun t, leves, ac
intus repleti medulla fungofa: Recens ejus lignum
„unquamvidi, fedficcum, quodflavefcit, fibriscon-
ftans tenuibus, cum craflis ac pinguibus luteis veins,
W non ita intricatas funt ac in Safuru. Recens in
viridi «. végéta arbore lignum eft inodorum, interiora
vero frufta vetuftarum ac deciduarum arborum dul-
cem ac pinguem, fed fatiium habent odorem, ficru-
da nec carbonibus fuerunt inpofita, qui gratioy & me-
lior eft in ciftulis occlufis, qui tarnen brevi diiparet.
E x aperto cortice, vel qui fponte fiffiiram fe c it, ex-
ftillat flavefcens, tenue,ac mucilaginofum Oleiun grati
bdoris & maxime ad Ambrumaccedens, quodexfic-
catur in obfcure rnffumGummi,inquepaucis« parvis
fruftulis feugranulis ex cortice detrak poteft. Gummi
hoc ad vifum Opoponacem haud male refert, fed iapo-
rem non habet amarum, at pinguem & languidumin-
ftar tofti fere cujusdam cibi: Ita ut non ita gratumht
ac recens Oleum, ft non fuerit pice dunus.
Women. Arbor hæc Latine did poteft Pfeudo-Sm-
dalum Bscrimenfi, in Boerona autem vocaturRoroy,
in Manipa quandam habent arborem, quam Lowclle
& Jlawelle vocant, quod idem dénotât nomen, ex.
relatu autem Incolarum alia debet effe arbor, quum
folia gerat rugofa & pilofa inftar Canarti Tngmi, lp-
fis Habamdlofey, h. e. cibus porcinus alias difta.
Locus Arbor hæc nüsquam alibi fuit liafienus inventa
, nifi in Boeronæ parte Zephyrea circa Maferette,
lonae a litore in montibus altis, unde « lignum ac
Oleum ab Alphorenfibus feu fllveftnbus montium in-
colis plurimüm deducitur, qui nullum ahummde habent
ufqm, nifi quod capillos fuos &.corpus recenti
hoc iniingant o leo, quod fponte ex illa efflmcarbore.
Üfus. Nihil aliud hujus notum eft, nifi quum mu-
lierculæBoeronenfes pinguiflima aliquandoFrufta, ae
primam liqliidam picem feu Oleum ab Alphorenfibus
Sono accipiunt, iftud fuis mifcent oleis, quibus gra-
turn conciiiare cupiunt odorem, ac révéra hæcpreti-
ofa foret Terebinthina, fi barbari ill! montium income
illam jufto colligere fcirent modo,ac rite confervare,
àntequam indurefcat. , -
Si enim hæc terebinthina feu pix liquida in arbori-
bus exficcetur in duram refinam, turn nullus amplius
fupereft gratus odor , ac carbonibus inpofita odorem
dat tofti lævi. E x Boetona anno 1Ö66. fruftula quæ-
dam iftius R e t e mihi adferebantur, quam.fallaees
incolæ tum temppns Ambergunong, h. e. Ambram
Montanam vocabant, præ fe ferentes rariflime mve^
niri ac pretiofi odoris effç, deftillantem m altiffimis
montibus ex certis arboribus. Fruftula hæc erant
fatis magna inftar Raparüm, Gummi Elemm colore &
fubftantia adeö; limilia, ut proeohaberentur, quædam
enim maculas - h a b e s t çarnei colons & opacas, quæ-»
dam verb pâllide ruffas ac flavefcentes, fed nullum
dabant odorem, exçepto quod carbonibus^inpofita
toftum fpirarent fævum, ita ùt pro nulla alia re ilia
habere poffem, quam pro-Refina films Roweyl, quæ
fine dubîo i n ‘BoètônénfibUs montibus abundanter
e x fu d a f, -quumque regio ifta bituminofum gerat
folum, fatis ad partem Zephyream nigrum etiam
exfudat bitumen, quod purum in mare prolabens in
nigerrimas ac fplendentes indurefcit moles, quas pe-
regrinis pro nigra vendünt & obtrudupt Ambra, fi autem
bitumen- hoc fit molle, & in litore décidât, cum
arena fefe mifcet, lapillis, ac conebis,- ficque fenfim
indurefcit in duros, obfcure cibereps, ' fufcos,' acni-
gricantes lapides, qui igni expofiti liquefcunt, gra-
vemque de fe emittunt odorem ; Ex Manipamihfad-
dutta fuit certa terra, quæ cariofum contmebat lignum,
ac bacellos, quæ gratifiiçiun Ambræ fpirabat
odorem , atque 6çclufa ,v el ab aéré conferva ta diu
hune retinebat odorém : Incolæ autem mihi perfuade-
re volebant,naturalem hujus terræeffe odorem, quæ
nullo alio inveniebatur in lo c o , nifi tantum in angu-
fta'terræ plaga circa Tuh'oe, quod fitumeftin Manipæ
parte boreab, ulferiore autem indägine experiebar
' hoc
daarze geftaan hebben: Haar reuk en/maak is zöfterken
önlièflyk niet gelyk als aan de Safuru, maar merkcïykna
Scutellaria trekkende: De bloemen en vruchten zynm
tot nog toe onbekent, en ik heb van de Boemiézènookniet
ervaren komen, dat zyze ooit gezien hebben; de takken
of ryskeris, daar de bladeren aam Jlaan, zyn een vinger
dik, ligt, en van binnen met een voos merg gevalt. Het
verfebe bout heb ik nooit gezien, maar voel bet drooge,
H voelk geelacbtig is , fyndfadig, met vette geeleaderen,
die zo vervoert niet lopen, als aan de Safuru. Het verf
d e hout aan de groeyende boom is zonder reuk, maar de
binnenjie Jlukken van de oude en omgevallene boomen,
hebben een zoeten, vetten, hoewel flappen reuk , docb"
niet op de kooien, maar raauw, en nog beter in kifijes
opgejloten, die egter in 't- kort verdwynt: Uit de gekapte
Jcborffe, of uit de van zelfsgeborjlme jcbeuren-, vloeit
een geelacbtige, dunne, doch kleverige Olie, liefiyk van
reuk, en merkelyk na de Ambra trekkende, dewelke in
een donkere roffe Gom bejierft, en met wéinige en
kleine brokjes of kruimpjes aan de Jcborffe-hangt: Deze
Gom gelyki van aanzien bet Opopanax niet qualyk,
zynde egter niet bitter van fmaak , maar vet en laf, als
eenige gebradene köft ; gelyk bet ook op kolen zodanig riekt:
dies dezelve op verre na zo liefiyk niet en is , als de verfebe
Olie, wanneerze niét barder als teer geworden is.
Naam. ■ Dezen boom mag mén in 't Latyn noemen
Plèudo-Sandalum Boeronenfe, op Boero zelfs wortze
Roweyl genaamt , op Manipa bebbenze ook een hoorn, die-
ze Loweile en Rawelle noemen, 't welk dezelffie mm
wil zyn, dan na bet verbaal der Inlanders'), zo moet bet
evenwel een anderen boom wezen: Want by zoude ruige
en baairige bladeren hebben, gelyk die van Canariura
Trigonum: By bun lieden anders Hahumalofey f dat is
Verkens koft genaamt.
' Plaats. Tot nog toe is dezen boom nieuwéfs gevonden,
dan op 'Boeroès Zuiddzyde, 'omtrent de Negory Maferette,
verre van Jlrant in -i bóoge gebergte, eridaaromvoertbet
bout en de Olie meefi door de Alpbóreezen'of wilde berg-
woonders afgebragt, die geen ander werk daar af maken,
als datze baar baaireh en lyf bejlryken met den zeken
verfeben Olie, die daar uitdruipt.
' Gebruik. Daar van is anders 'niet bekent',/dis dat wanneer
de Vroutjes op fioeró zomtyds de vetjle :ftukken, en
èerften weeken Traan of Olie van de’vobfriöenidé Alphoe-
reezen gefebonken 'krygeh, -dezelve dan mengen onder
baar One, dieze wélrtekent willen maken, en inderdaad,
zoude dit een kojlelyken Traanzyn , indien bem die woefie
bérg-bewóonders beboorlykwiften ié vergaderen , en voel te
bezorgen , eerze hart weerde. '
Want dis dezen Tradri dan de boomien tot een hardt
Refina opdroogt of bejierft, zö is. daar geen reuk, nog
lieflykbeit meer aan, en riekt, vpkolenjmegt Zynde, als
gebraden vet. Van gemelde Boeton wier den myAo. 1666.
eenige Jlukjes Refina toegebragt, die de bedrieghïe Inlanders
dóennfoals Ambergunphg, dat is berg-Ambtr,
noemden, voorgevende dat bet zelden 'wièrdé gevonden,
én van een kojlelyken reuk was, druipende in ’fbob'ge^
bergte uit zeekere zoort van boomen: Het waren tanmf
ke groot eJlukj es of Knollen, bet Gummi Elemni aan co-
leur en fujlanpie zo gelyk, dat menze óók daar voorzonde
hebben aangezien, te weten zommige: hebbende plekken
boornverwig en donkèf, ook zommige Wcbt-fos, en gedachtig:
Maar zy hadden geenen reuk, bebalven datze op
kolen gelegi' zynde als gebraden vet rooken, dierbalven
'ikke voor niet anders konde houden, dan voor een Refina
van de voornoemde Roweyl, dewelke buiten twyffel op
het Boetonfcbe gebergte rykelyker zynen barjl uitgeefh
vermits dat Èand een Bitumineufe gronJ beeft, dewelke
aan de Zuid-zyde ook een fwart Bitumen uitfweet, j
welk zuiver in Zee komende, tot pik-fwarte blinkende
klompen verhort 9 dieze de vreemdelingen voor fwarten
Amber verkopen, maar als dat weeke Bitumen op jirnn
komt, zo vermengt bet zig met zant, Jleentjes, enjebwp-
je s , en werdzo metter tyd tot bar de, donker-graaiuwe,
en fwartacbtige Jleenen, dewelke aan ’t vuur
zynde fmelien, en een Jlerkeii reuk van zig geven H
is my van Manipa toegebragt zeekere aarde, daar
molfemt bout en jlokjes dooriiepop , dewelke zeer «'ff
lyk na Amber rook, en wel bejlóotengehouden,ojvo
lucht bewaart zynde, dezelve reuk langbehielt: Ln
den de Inlanders my wys maken, dat bet ^aar7ial!‘nr./(n
ken reuk was, en dat die aarde nergens anders ge
wierde, dan maar alleen op een Jmallen Jtr?ek *j DTt.
omtrent de Negorye Tuhoe , gelegen op MampasJ