Maßb-y arboribus provenit: Barbari hi homines vidcn-
te s , corcicem hunc per totilm ita expeti mnndum, a-
deo invidiofi t o t , ut peregrinos non tantum prohi-
beant foam ijntrare regionem, led etiam ullasindede-
ducere äfbüfculas, licet per Ceram-Lquwerenfes, qui
apud filveftres illos populos magna font in æftimatio-
n e , fæpiüs illud tentaverim.
XJfus. Cortex hic per totam Indiam non expetkür,
fed tantum a Malaicenfibus in Sumatra, Borneo,
Java, & Baleÿa, quibus regionibus quotannis fofficit
contentum duorum navigiorum Sampans diêtorum,
nunc vero etiam in Sinam & Japanam tranfmittitur,
ubi bono venditur lucro : Plurimum adliibetur ad cor-
püs inungendum æque in viris, afcfeminis, &præfer-
tim pluviofîs ac frigidis diebus, modice enim calefacit,
& âbdominis dolores fedat ex frigore ortos, confortât
quoque artus frigore debilitates fie relaxatos,
quùm natura ejus fît ficca, calida, & adeo penetrans ,
ut Europæorum cuti cortex hic illinitus ruborem ex-
citet: Mulierculæ Javanæ & Baleyenfes experts val-
de font ad præparandam pultem calefacientem ex hoc
cortice, qua corpus cöntinuo inungunt, non tantum
ad calefaciendum, fed etiam præftantis odoris gratia,
tumque addunt cOrticem Culitavian, parvam Caryo-
phylloram quantitatëm, & Sandalum Citrinum, quod
unguentum vocatur calidum Böbory. Incolæ Coebi-
ayenfes dicuntur quosdamfecumduçerecanes, qûum
filvas intrant, ad explorandas MalToy arbores, haf-
que bonas ac maturas habere, quarum trunci a cani--
bus iftis arroduntur : Ceram-Lauwerenfes quædam e-
tiàm iftiüs ligni & ramorum frufta fecum apportant,
vilique vendunt pretio, quum hoc quoque lignum fo-
um hàbeat ufum in re Medica, odoremque corticis
Maffoy référât, fed uno caloris gradu debilius e ft,
unde oc multum uforpatur ad unguentum Borbory:
Quod pro infantibus componitur, qui corticis fervo-
rem tolerare nequeunt, quidam etiam Malaicenfes
hoc utuntur cortice in cibo loco aliorum aromatum,
Medicinalibusque admifeent potionibus ipfis Djud-
jambo diétis.
Anno circitèr 1654. duo erant fâllaces Çèrânî-Lau-
renfes Orangkàyenfes, Sinoos& Bather, qui Coebiayen-
fes aliquot per annos airguto decepefant modo in con-
ftitiiendo pretio corticis Maffoy, qui hunc in" finem
magnum adhibebant fpeeulum, Coebiayenfibus per-
fuadentes, hoc in fpeculo fefe viforos fore idoium
luum Rewata feu Lewata (h o c autem nomineomnes
circumjacehtes hi infùlares ethnici Deum vôcaüt)
quos adunam locabant partem, alium interea con-
fortèm poft illos fed direfte ante fpeeulum pofoerant,
cujus effigies idoium Rewata. repræfetftabat: • Sinoos
& Backer itaque hanc interfogabant formam, an qui-’
dem æquum e ffe t, fibi tantum pretium folvendum
effe pro Ma ffo y, quantum Coebiayenfes petebant.
Ad quod fittus Rewata capite negante refpondebat,
llli autem îterüm atque iteram inteirogabant, doned
pretium ita effet minutum, àé inter illos effet confti-
tutum,& de eo convenerant, cui Rawata annuebat,
nec Coebiayenfes contradicere âudebant, quumipfo-
rum Deus hoc adprobaverât, hocque peragebant tam
diu, donee hâne fraudem alii Ceram-Lauwerenfibus
invididetegebant,’& Coebiayenfibus aperiebant, qui
irati unum éx- deceptoribus iftis apprehendebànt,
quem de média tollebant, & in partes dilacerabant.
• Crëditur Sinenfes & Japanenfes Medicos corticem
hunc magis magisque in ufum Medicum ‘expetituros
& uforpaturos effe, quum optimum & aptiffimum fit
Medicamêrttum nationibus iftis, quæ fnftioni & in-
unftioni ita adfuetæ font, & fob climate fuo præter calo-
rem magrtüm'etiam frigus intenfum pati debent, quibUs
convertit ad naturalem corporis calorem confervandum
dolorefque ex flàtibus frigidis & oppreffis ortos fedan-
dosi In Europam cortex hic non tranffertur, fîque forte
fuerit deduces* * non magni ibi æftimatur, fine diibiq,
quum virtutés ejus ibi non fint notée, vel alia præfe--
rantur aromata.
Vidi Ceram-Lauwerehfes pulvinaria foa inplere hu-
jus arbori's foliis, dicentes hoc vâlere capiti calefa-
cien*:
worden, denwelken miffebien , van de, Maffoy-bomen
voortgekortien is , deze trilden dan, ziende dat deze hall
alzo dóór de Werelt getrokken wert, zyn zó jaloers daar
over, datze niet alléén de vreemdelingen verbieden diep
landwaart in tegaan,müar ook gein jonge boompjes viil.
leh laten vervoeren,, bóenVel ik bet door de Ceram Lauwers,
dewelke nochtans by die wilden groot credit bobbel
, verfebeide malen beb Vaten ondernemen.
Gébruik. Dezen bafl is niét door gébe'èl Indï(n geviilt
of getrokken, maaralleen by de Maleyers óp Suniatra
Borno, Java, en Baly, voor welke landen jaarlyks een lading
van twee vaartuigen (Sampans genaamt) genoeg is
doch men begint hém nu ook na Sina, en Japan te zen-
dert, en aldaar met goede winjl te verkopen. Hy <wert
meefi gebruikt, om bet lyf mede te fineren, zo Viel wil
Mannen, als van Vrouwen, en voörnamentlyk in re-
genaebtige koude dagen: Want by verviarmi matelyk,
en Jlilt de buik-pyn, die uit de koude voortkomt, fterkt
ook alle leden, die door köiide zyn verlamt, als zynde
droog, beet, en doordringende van natuur, ja zodanig,
dat bet ook op de buit van de Europianen gefineert, dezelve
root maakt: De Javaanzè en Balijcbe Vrouluiden
zyn zeer bedreven, om een verwermendc pap uit deze
fcborjfe te maken, en waar mede zy ook bet lyf gedmrig
bejlryken, niet alleen, om (alsgezegt) te verwennen,
maar ook om zyn goede reuks w ille, doch als dan doenze
nog daar by de naarvolgende fcborjfe, Culilawan, een
weinig nagelen , en geel-Sandel-bout, welke zalve men
noemt bet beete Bobory. Men zegt dat de hmoonders
van Cóebiay eenige bonden 'medeleiden, alsze in ’t Bofcb
gaan, om Majfoy-boomen op te zoeken, en datze degene
voor goet en volkomen ryp houden, aan welkers Jlam door
die bonden wort geknaagt, de Ceram-Lauwers brengen
ook zomtyds eenige Jlukken van 't bout, en de takkenme- .
de, en verkopen bet voor een Jlegte prys, want dit bout
beeft al mede zyn gebruik in de Medicyné, riekendeJlerk
na Maffoy, maar is Wel een graat flapper in hitte, en
wert daarom veel gebruikt tot de Bobory zalve, die men
maakt voor kleine hinders, dewelke, de hitte van de bajl
niet verdragen komenzommige Maleyers doen de Maffoy
ook in bun kóftr, in plaats' van andere fpeceryen en
mengenze ook onder de Medicynalë dranken, by hunlieden
IDjudjambo genaamt.
' Omtrent‘bet jaar 1654. waaren daar twee doortrapte
Ceram-Lautfcne Orangkayen, Sinöos enBacker, die
de Coèbiayers veele jaren aardig bëdroogen hébben, in
’t maken van de prys over de Maffoy, gebruikende daar
toe een 'gtoötéfpiegel, de Coebiayers wysmakende,datze
daar in baar en God Rewata <ƒ Lewata (zo noemen
alle deze omleggende Eilanden, die nog Heidenen zyn,
God') zouden zieni en bun lieden wat ter zyden dezelve
jiellende, zo baddenze ondertüffcben eèn van baar maats fOpgemaakt 3- die Wat agter baar, maar regt Voor den fpie-
~ ? Jiont, en wiens beeltenis in den Spiegel dan den Goi
ewata zoude zyn: Sinoos en Backer bégonden dan dit
heelt te vragen, of het wel billyk was, dat zy lieden w
veel voor de Maffoy gaven, als de Coebiayers elften: En
wanneer den geconterfeiten Rewata daar op den kop
febudde ,• • zo vraagde men hem 'nóg eenmaal, ■ nog tweemaal
i en zo voorts t'eikens inet vermindering van prys,
tot dat dezelve zo laag quam, als zy'lieden daar op bef
t emt hadden, als wanneer Rewata daar,op knikte, en
dat Jlegte volkje konde daar niet tegen hebben, als zynde
van baar en God geapprobeert, én dit bedrevenze zolang,
tot dat bet'bedrog, door eenige andere, die op de Ceram-
Lauwers nydig waren , ontdekt wierde , waar na de
Vergramde Coebiayers een van de bedriegers gevangen
krygende , denzelven ook om ’t leven gèbragt, eri inrukken
’gefcheurt hebben.
Men vertrouwt dat'de Sineeze, en Japanfche Dodo-,
ren dezen baft boe'langs, boe meer tot Medicyne zullen
zoeken, begeren én gebruiken: Want by indérdaat een
zeer noodtg én beqüaam middel is j voor die Natie, dte[
aan 't vryven en fmeeren zo' gewent zyn, en in baart
Climaten neffens de bitte , ook veele . koude' dagen moeten
uitftaan, om de natuurlyke warmte des, lyfs te bewaaren,
en alle pyne , die van bèjlootene verbolene-en kom
winden-Vóortkoomt, te verdryven: na Europa wert dezelve
niet Vervoert, en zo nu en dan derwaarts gebrag
zynde, aldaar ook niet geacht, buiten twyffel door onkunde
van zyne krpebten; of dat men dezelve door ander
fpeceryen verzetten kan. . '■ ' . ■
' Ik heb ook gezien -, dat de Ceram-Lauwers baare Jmr
kujfens maken van de bladeren dezes booms, voorgeven: ^
ciendo in itineribus marinis, in quibus multum pati-
unturfrieoris, ' ac quæper totam fere fuftinentvitam,
ciuique uti diftum e ft, mille periciilis hunepetunt
corncem ex barbaris illis regiombus, quemqùeporro
ufiHis vehunt nayigiis Sampans diftis per quadragintd
milliaria trans mare ad Javæ métropoles. .
Inquirendum porro e ft, an arbor hæc rioiiniagtiam
habeafc affinitatem cum arboré ilia , quæ aromaticiim
edt corticem, & in freto Magellanico crefcit. Quæ
\ Carol- Cljus. Lib. 4. Cap. 1. deferibitur nomine corticis
Wincèrani, arbor autem ipfi dicitur Arbor Ma-
gellanica aromatica.
dat zulks diende, om het hooft te verwerven op de koude
Zee-r elzen, waar mede zy mee f t bun leven doorbrengen,
balende, als gezégt, deze baft met duizentderbande gevaa-
ren uit de gemelde baibarifche Landen, en brengen dezelve
dan wyders met baarè onnozele vaartuigen, Sampans
genaamt, 'by de 40a mylen over Zee, na de Koop-
fteedèn van Java.
Voorts ftaat nog te onderzoeken, óf . dezen boom niet
wel mogte hebben een groote gemeenfebap niet die boom,
die eénfpecëryagtige fcborjfe beeft, en in 'de Magéllani-
febe ftradt wdft: By Carol. Clus. Lib. 4. Cap. 1 . be-
febreven, onder den naam Van Winter anus Cortex, doch
den boom zelfs wert van hem genaamt Arbor Magella-
liica afomaticaj
OBSËRVATIO. AANMERKINGÉ.
Cortex hic Ohinius feu Maffoy depiâus exbibetur in Èphem.
ferm. dec. z. aim. > Tab. ad pag. 53.8c defcribitür p. 55. ut
& in Valent. Ind. Litt. Epifi. 111. /». 397. .& Epi f t . IX.Jf>. 4x2.
& in Valent. Arnboin. defcript. p-. xo8.
De Maffoy-boom wert mede van Valent. befebreven in dé
öelchryving van Amboinap, 208. en by Valent.-ind. Lifter*
E p ft.U l.p. 597. en Epift. lX .p . 421.. en is afgetekent in dé
tsphemer. Gertn. dec. 2. ann. 3. in de plaat op pag. 53. en pag*
$j. wertze befchreven.
CAPUT VIGESIMUM XXII. HOOFTSTUK
secundum;
Cortex Caryophylloides '. Culitlawan. Culit - lavian - Boom.
COrtex hic quoque aromatiçus e ft, atque ' éx fil-
veftri colligitur arbore., quæ truncum gerit al-
tum & redtum, quem homo v ix ulnis complëéti
poteft, ejus coma non eft admodum ample .extenfa,
fed foliaturam gerit denfam, forma Laurum. rëfërèns;
Ejus rami font pauci, ac plerumqùe in altum erigun-
tur; Foliorum fâches feu ramuli virides, & firmi,
bini femper oppofiti, atque cum pari proximo cru-
cem formant, fingulaque conjugatio forcipem refert
tridentatum : Folia cruciformiteritidemlocantur, bina
femper oppofita, tria quatuorve paria in unarachi-,
quæ formam hâbet cuipiais ferreæ ; Folia hæc Cin-
namomi folia,référant, vel proxime magis accedunt
ad ilia Cajjioe lignece, cum quibus utrisque arboribus hæc
Culit-Lawan magnam habet affinitatem. Unumquod-
que folium in vetuftis arboribus palmam longum eft,
.très quatuorve digitos latum, in junioribus vix fpi-
thamam longum,, quatuor quinqueve digitos latum
proxime ad foam onginem, unde fenfim anguftantur,
& in acumen definunt ; font porro firma, ficca, & f î
franguntùr, crepitantia", fuperius intenfe viridia &
glabra, inferius glauca vel cmerea, très habentner-
vos per folii longitudïnem decurrentes, inftar Plan-
tagims latifoliæ, ad digiti latitudinem çircitër. ad or-
tum concurrentes, & in fuperiore protubérantes parte
, fpatia autem intermedia tenuibus pertexta
funt venulisj Illorum fapor eft mucilagmofus & pa-
rum aromatiçus ad Caryophyllos accedens.
1 Fruftus raro obfervantur,quura altifiîmæ fint arbores,
atqueplerumque inmaturi nec perfefti décidant ; arbores
vero foli bene expofitæ, nec multum decorticatæ,
frudlus fuos optime exhibent, hofque producunt fine
notabili florendi modo : mox enim viridia & acuta
præbent capitula, ex quibus oblongæ propullulant
bacçæ,Glandibus fimillimæ,fed multo minores, glabræ,
glauéique coloris: Sub exteriore craffo & viridi,pu-
tamine oblongum reconditur officulum, Lauri rru-
ftui fimililimum, ex purpura rubens , in binas divifi-
bilepartes: Cahculusautem, in quo continentür bac-.
cæ.) multo profundior eft quam m Glandibus, infex
apices diyifos,& fruftui arête juniftus:Hic vero magnitu-
dinemfemi-completæ Olivæadeptus,inquibusdamad
unam dehifeit partem & excrefcentiam emittit tenuis,
mollis 3 fungofæ, &. flavæ fubftantiæ, fubtiliffimam
uchram, velfebum quoddam flavum referentis, mag-
mtudine depuratæ Nucis Juglandis : Atque hæc ex-
ctelcentia fivè abortus tandem ita totum obtegit viri-
oem corticem, ut in ejus centra pars quædam tan-
™ni confpiciatur: Ex purpura-ruhens officulum to-
•W! P I turn cpnfumptum, viridifque cortex vel pu-
Tm. i l - • tam en
Dit is mede een fpeceryachtige baft', en komt van een
wilde boom, met een booge en regte ftam fd ie ge-
meenelyk een manpas omvatten kan, deszeïfs kruin is
niet zeer breet, maar digi van loof, van aanzien als eèn
Lauwrier, de takken zyn weinig, en ftaan rtieejl over
einde, de ryskens zyn groen enftyf, . twee en twee tegens
malkander ftaande, en maken met het mafte paar een
kruis, vertoonende ieder t’zamenvoeging een drietandi-.,
ge vork: De bladeren ftaan ook in 't kruis twee en twee
tegens malkander, drie en vièr paar aan eenrysken hebbendé
de gedaante van 't Yzer, of de fpitze van een piek,
en gelyken wat na de Caneel-bladeren,, of om ’tnog nader te
zeggen, die van Caflia Lignea, met welke twee bomen
de Culit-Lawan ook groote gemeenfebap beeft : Ieder blad
is. aan de oude hoornen een band lank, 3. en 4, vingers
breet, en aan de jonge èenfpanlank, en vieren vyfvin^
gers breet, maft aan baar en oprfpronk, en van daar aU
lenskens toefpitzende of fpits toelopende: Voorts fty f ,
droog, en in 't breekenkraakende, vanboven bopg-groen,
en glat, en van onderen na den gryzen, of Spadnfcb-
groeneh trekkende , zy hebben drie zenuwen in de lengte
lopende, gelyk de bladeren van Weegbree, omtréni een
vinger boven den oorfpronk t'zamen ftootende, en'aan de
bovenfte zyde ook uitpuilende, zynde de tujfchen-plaatzen
met fyne adertjes doorweeven, de finaak isjlymerig, en
een weinig fpeceryacbtig, wat na de nagelen trekkende,
De vruebtenziet men zelden, óm dat bei zeer booge boo*
men zyn, en de vruchten meeft ontydig en onvolmaakt af-
vallen, de hoornen die wel ter Zonne ftaan, en niet veel
gefcbilt werden > vertoonen baare vruchten wel het befte,
en brengen dezelve voort, zonder merkelyk bloeyzel, vertoonende
Jlraks of ten eerften groene fpitze knopjes, daar
■ langwerpige bezien uitvoortkopmen, de EkelenZéér.gelyk,
• docb veel kleinder, glat, en Zee-groen van coleur: On-»
der de buitenfte dikke groene fcbel legt een lankwerpige
korrel, de Bakelaren gelyk, purper-root, en die men in
tween deelen kan, bet kelkje, daarze inftaan, is dieper,
als dat van deEeken, in zes fpitzen verdeelt, en digt tegens
de vrucht aanzittende of aanleggende: De vrucht nu
tot de grootte| van een balfwaffen Olyve gekomen zynde ,
zo beginnen zommige, of de eene zoort van dezelve dan dé
eene zyde wat open te berften èn een uitwaffing te krygen,
van een fyne, zagte, drooge, en geele fubftdntie, den
fynften ocker, of eenig geel fineer gelykendc, tot de groot-,
te van een gefebilde JVal-noote: En dit uitwas bedekt
de groene fcbelle ten laatften zodanig, dat men daar van
maar een ftuk in de bolligbeit overig.ziet: Depurper-ro-
de korrel is als dan ook geheel verteert, en do groene
. I ‘ ‘ ' fcb itU