demum ex nigro fplendentes , fub tenui mucofoque
putamine bina reconduntur ipadicea oflicula feu nu-,
clei, qui plana parte libi invicem accumbunt, funt-
que duri & rugofi, aliquando etiam très inv.eniun-
tur, quorum médius .planus penitus & compreflüs eft,
nec tarn penetrantem fpirant odorem ac præcedentis.
E X P L I C A T I O
Tabu]* Sexagefim* Sexta,
Ubi Figura prima ramum exhibet Canavg* ßlveßris prim*,
, hxt trifoUoe.
Altera vero figura ramum dénotât Cattang* ßlveßris ficunä*,
fcu anguftifolia.
verbergenze twee Caftanje-bruine korrels., met baar platte
zyde tegens malkander leggende, hart en gerimpelt,
zomtyds 3 ., waar van de rmddelfte gantftb plat is, en
niet zo fterk van reuk als de voorige.
U Y T L E G G I N G
Van de zes-en-x.eftigfle Plaat,
Alwaar de eerfte Figuur vertoont een Tak van de eerfte wilde
ofte driebladige Cananga-Boom.
De tweede Figuur verbeeldt een Tak van de tweede wilde,
ofte de fmalbladige Cananga-Boom.
CAPUT VIGESIMUM PRIMUM.
. Sampacca. Bonga Sjampacca.
ARbor hæc florifera duplex quoquee ft, domeftica
& filveftris ; domeftica mediocris eft arbor inftar
Mali, truncolongo,paucisque conftans craf-
fioribus extends ramis. Folia plurimum binis in ordi-
nibus fibi oppofîta funt, fed nullum obfervant ordi-
nem, nec ita copiofa funt in ramulis quam in Canan-
funtque plerumque fpithamam vel palmam longa,
inos lata po llices, in longum apicem definentia ,
pauéas habentia obliquas coïtas, funtque feabra ,glabra
, & læte viridia, vetufta autem folia juniores fæpe
emittunt ramulos : E x foliorum alis flores progermi-
nant plerumque gemini uno in petiolo, qui primo
font capitula longa & acuminata, inftar coni, ex qui-
bus flores formantur Narciflis fimiles, fafciculatare-
ferentes fo liote , uti in. Cananga, fed multb breviores
funt, rrfagisque apertii .. . . < .
• Singulus nos ex quindecim vel lexdëcim craflluscu-
lis & flaccidis confiât petalis, quorum quinque extrema
vix femi digitum longa font & extrorfum inflexa
quinque alia magis interna erefta font ac lon-
gio ra, quinque reliqua in medio centra pôfita font
minima,& inftar pyramidis connexaj fob his recondi-
tur piftillum undique cinélum plurimis breviusculis &
craffisftâminibus, quæ antheras gerunt fubrotündas, ex
flavo virides. Floris vero color intenfe luteus feu
croceus e ft, inftar vitelli ovL Odor gratus ac dulcis,
fëd-fortis , ad Narcifliim accedens, fîque remotus,
jucundior eft quam Cananga, nec ita caput gravans.
Ab omnibus Indis hi flores inter amoeniflîmos & dul-
ciflimos habentur, noftræ vero nationi magis naufeo-
fus videtür, fi diu quis illos fubolfaciat. Jucunditas
hæc per longum non durât tempus, faltem non diutius
una flo ûe , fenfim enim foeni adquirit odorem, qui in
ficcis ingratus eft, atque hi Macis feu Nucis-mofcha-
tæ floribus adeo fimiles font, ut pro iis haberenturab
inperitis , odor autem illos facile diftinguit.
jPbft deciduos flores médius illeftilus feu germén
excrefcit in longitudinem trium, quatuorve pollicumj-
atque ex finguhs capitulis fruélus provenir forma &
nlagnitudine uvæ Mufcadellæ feu Àpiànæ, nunc ro-
tundior, nunc'magis finuofus inftar Fabarum velRe-
num, qui fimul uvarum racemum refefunt. Baccæ
hæ .externe pallide virefeunt, rugofæfunt, & parvis
quafî punftis bbfitæ, quarum quævis ftelliformis eft:
réllicula harum exterior cultri craflitiem liabet, fîque
maturus fît fru&us, dehifeit ad ejus partem gibbofam
feilconvexam, ubi interne exhibet fex vel oélo ru-
bentia & angulofa oflîcula; Mali granati ofliculis fi-
miliaj fed bréviora, in his continetür durum, nigricans
, & fere trigonum granum, quod verum hujus ar-
boris femen eft. Trunci cortex glaberrimus eft &
cinereus. Lignum molle, fuccôfum, & inutile. Singulis
plerumque floribus fupponitur parvum àc vifide
folium, reliquis fîmile,- fed vix dimidij digiti longitudinem
habens, quod eleganter ornât hune florem, ïï
fimul decërpantur. Nullam novi arborent hoc pecu-
ïiare habentem , quod ex uno nempe flore plurimi
ac feparati fruëlus ëxcrefcaht.
Anni
XXI. H O O F D S T U K .
Druyve - boom , ofte Orimje-bloem en
Tfampacca-boom.
DEzenbloem-boomis mede tweederki, tamme1, en wil*
de. De tamme wérd een middelmatige boom, als
■ onze appel-boomen, met een laage f t am, en weinige
dikke uitgebreide takken. De bladeren ftaan mee f t
in twee ryenfebuins tegen malkander, doch bouden geen
precyze order ,, en ftaan zo veel niet aan de takjes, gelyk
aan de Cananga, doorgaans febaars een /pan of een band
lank, 2. duimen breed, in een lange fpits ioeloopende',
met weinigefebuinze ribben, fty f , glad, enblyde-groen,
doch de oude bladeren naaft komende, bier en daar jonge
fcheutjes uitftoótende. Uit. den feboot der bladeren komen
de bloemen voort, meeft twee by malkander op eenen
fteel, zynde eer f t lange en fpitze knoppen, als kegels,
daar uit werd de bloeme, de Narci/fe nieeft gelyk, of mede
een bosje bladeren vertpohende, gelyk de Cananga,
doch veel korter, en meer uitgebreid.
Ieder bloem beftaat uit 15. a 16. dikachtige en weeke
blaadjes, waar van de .v y f buitenfte febaars een halve
vinger lank, enuitwaartsgékromt zyji., vyf andere na
binnen ftaan meeft overeind ,- en zyn wat' langer, en de
vyf binnenfte zyn de kleinfte, en jluiten tegens malkander,
alseenpiramidjè, daar onder ziet men een pilaartje,
rondom met bleek-groene knopjes bezet, en met veele korr
te dikke draatjes. De coleur van de. bloeme is boog-geel,
als een dooir van een Ey. De reuk. is lieflyk en zoet.
maar geil, en na de Narciffen trekkende, immers van
verre aangenamer dan de Cananga, en \t hooft min be-
Jwarende. Zy Voerden van alle de Indianen findet de
zoetfte en aangenaamfte gereekent, doch onze Natie komt
by . wat walgelyk voor, inzonderheid als men bem lange
ruikt; Zyne liefiykbeid blyft bem ook-niet lange by, immers
niet langar dan eene nagt, want allènkskens. begint
by-booiaebtig te werden, en in de gedroogde onlieffelyk,
De gedroogde zyn de Foelie ofMüfcbate bloemen zo gelyk
van coleur, dat menze daar voor aanzien zoude fdocb den
reuk ondètfcbeidze terftond.
■ Na ’t af vallen van de bloemen, waft ’t middélfte pi-,
laartje uit tot in de lengte van drie a vier duimen, en
uit ieder knopje aan 't zelve ftaande word een vrucht, in
grootte en gedaante van een Mujfchadelle-Druive, zomtyds
wat ronder, zomtyds wat bogtig, als boonen, of
Nierkens, en t'zamen gelykende een tros Druiven. De
bezien zyn van buiten bleek-gfoen, ruig, en als met kleine
pünÏÏjes bezet, waar van ieder .de gedaante van een fter-
retje beeft: . f)e buitenfte ftbelle beeft de dikte van eert
mes, én ryp zynde, berftze aan de bultige zyde open,
vertoonendè binnen zes en acht rdode, en bóèkige korrels,
die van een Granaat-appel gelykende, doch korter ', in dezelve
fteèkt een barden , fwarieii, ftbier drieböekigen
f t een., bei welk bet regtè zaad van dezen boom is, De
fcborjfe des ftdms is zeer effen, en Ugt-graauw. Het bout
week, zappig, en ondéugent: Gémeenelyk by ieder bloeme
ftaat een klein groen blaadje, de andere van den boom
gelyk ; doch niet boven een halve vinger lank, hét welk
deze bloeme niet weinig verciért, als menze t'zamen af breekt.
Ik weet geen andere boom van die wonderlyke eigenftbap
als dezen, namentlyk, dat uit eene bloem veelèenvaii
malkander geftbèidén vruchten kómenl