38 HERBARII AMBO
Ultimis iftis ramis ex Malacca delatis fruftus quidam
erant junû i, fed ramulis non adhærentes, hique
magnitudinem habebant parvi Pruni, inferiüs rotun-
d i, fuperius acuminati, pyriformes, omnesque in bina
fegmenta feparata proiapfa divifi erant. Exterius
putamen habebant lignofum, craffum, faporis valdea-
maricantis, leve, & fungofum , in quôque fegmento
interne apparebant bmæ oblongæ cavitates, feu cellu-
îæ , in quibus ofiicula locabantur minora Baccis Lau-
ri,atquéin qüibusdam b in a ,in aliis quatuor invenie-
bantur, externe mollia, lanuginofa, parum ab utraquè
parte acuminata, fub lanugine hac nigraerant,fed interior
illorum pars pqtiflimum erat exficcata ; unde
edottus fu i , aD omnibus Varingæ frudtibus maxime
differre.
♦ In Rumphii Auîtuario bac fubjùnguntur.
• D apperüS' in Madagafcam defcriptione pag. àpî ar-
borem defcribit Tetecb, ejusque lignum pro Alois li-
eno, vel faltem ejus.fpecie.nobis obtrudit, ejùs vero
deïcriptio ell valde obfcura,.ac proindeincerta-, prefer
dm quum veriim Alois lignum ex Orientali tantum
India adducatur.
EXPLPCATlO
Tabula Décima,
Exhifeêntis nmrâm Asailochi fttundarii Malaccenfis: qüod
Garo Malacca incolis vocatur.
A . -Ejüs folium fiftit.
B. Fruéïum integrum.
C. & D. Fruftum in binas & quatuor celulas diflindum.
E. & F. D'tmidiam fruéius partem apertam , dimidiam vero
occlufam & iutegram.
G. & H. H. Involucra Jèmmalia.
î. Semina ipfa.
I N E N S I S Iliber II.nap, XII
By de laatft genoemde takken van Malacca waren et-
nige vrugten gevocgt.,..dog niet aan de'takjes vaft
zelve waren in de grootte van een kleene pruim, van vort’
rmt, eh agtar mat taegefpitjl ,Peereformig, en a lh „ l
in twee deelen van malkander gevallen. Van buitenbad,
denze een dikke boutagtige fchaal, zeer bitter van Jmaak
ligt en voos, binnen zag men in yder deel twee lamfer
pige bolligheden, en daar in de' Zaadkorrels, kkender
dan Bamaar, in zommige twee, in zommige vier, van
buiten wat zagt als . wol , agter en voren met een
Jpitze, onder de wolagtigbeit warenze /wart, dog van
binnen meefl uitgedroogt. Waar uit ik'bemerkte ,datzt
van alle Vafingas-vrucbten veel verfcbillen.
In het Auftuarium van Rumpbiusvrcrt dit ’er bygevoegt
D apper in de Befchryving van Madagafcar pag. ap,
befcbryft den boom Tete ch, en wil ons deszelfs bout vóór
Aloës-hout, of immers een medezoort daar van verkopen
, docb de befchryving isduifter, en by gevolg onzeker
dewyl men bet règte Aloës-hout alleen uit de Oojt-kdi-
fcbe Landen brengt.
UITLEGÖINGE
I Van de tiende Plaat,
Verbeeldende een Tak van het tweede of Malacce Aget-hout
Garo Malacca by de Inwoonders genaamt.
A» Vertoont des zelfs kladt.
B. De geheele vrucht.
Ci en D. de Vrucht in twee en vier kamertjes verdeelt.
E. en F. de halve vrucht gecpent, de andere helft gejlotten,
en in zyn geheel.
G. en H. H. het beklesdzel der Zaadkorrels.
I, Het bimevfte zaad.
CAPUT DECIMUMTERTIUM: XIII. HOOFDSTUK.
Agallochum Veteribusiwtum fuiffe ; ö*
quo modo in India adult er etur.
AGalîocbuni ab äötiöuis jähi tèmpöribus filifle hóf
tum & ufitàtum lupra innuimus, diximusqüe ^-
balim in fanftis Bibliis memöratüm, nihil aliud
potuilTe effe quam hodiemum Agallocbüm , qüod po-4
tiffimum cöncluditur ex Pfalmorum quadragefimo
quinto, É Proverbiorum feptimo, ubi diftinótë'dici-
tu r , Abalim ad fuffitum pretiofarum veftium ab cu-
bilium fuiffe ufurpatum : Aliquis aritem objïcere póffet,
& intérrogare, qua ratione Salomon Abalotbi-arbores |
qüçe defcriptæ inveniuntur Cantic. 4. vers 14. in fuo
prædio potuerit cönquifiviffe & cöluiffe ? Ad quod re-
l^ondeö -, non neceflario requiri, omnes illas aroma-
ticas* arbores, cum quibus fponfa in illo loco compa-
ratur, révéra in Salpnionis horto locatas fuifle, quam-
vis & 'illud facile cpricedi poffet : Quid enim obftitif-
fet, potentem ilium ( jerque tötum mlindüm cele-
brem Règeni, dui ràriflïma ac pretiofiflima quæVis ex
media JEthiópum terra fuppetdbantur & aaduceban-
tur, non .potuifle claflibus luis ex Ophyre, ubi Ganges
fluit, arceföëre fibi plàrftulas quasdam Ahalims* arbo-
rum, æque ac Calamum & Cinhamomum exZeylanà,u t
& Mjrrbam ac Tbul ex Arabia felice, quæ omnia in
eodem horto. celebrantur & cómihemorantur. Àpud
pqfteriorès fcriptorès tint Gréços , quam Latinos,
ab illo tëmpb're riuïlâ hujùs Iigni fit mentio usqué ad
Diofcóriïlis tempus, qui fub Augufto Cæfârë vixit: fine
dubio, quod adeo ramm ätque carum effet,■ ple-
bi vel privato non fuit notüm Vel ufitatum ad ufum
medicum. Ex Diofcàrd. atitëm libr. ï . cap. a ï . quæ-
dam fub'oriuntur difficuRdteS $ an ipfi verum Agallo-
chum jam fuerit nytum, prinium, quum Agalloçbüm
fuurri dicit effe maculofum yvé[ potîus punftatum ,■ feu
maculatum , quod fubfequentes & recentiores fëfip-
tores non commémorant, unde & Mattbiàlus in.-fuis
'Gom-
Dat het Agallocbüm de Ouden zy bekent
geweejl^ en hoe het inlndiën ver-
valfi wort.
DA t liet Agalloch’um al 'ban oude iyden is bekent,
in in gebruik gewe'eji , hebben wy bier boven aan-
geroert, en gezegt , dat ie f Ahalim , in de Bybel
Vermeitanders niet kan geweejb zyn, dan betredens-
daagfópe Agallochuni, bet weltié Vöornamentlyk volgt
Uit den 45. rfaim f en PróVerb. 7. alwaar wel duideljk
gezegt werd, dat bet Ahalim tot bet berooken van kop-
lyke klederen, én betjleeden zy gebruikt geweejl: Docb
men mogt bier tegens inwerpen en vragen, boeSalomon
de Ahaioths-bcïomerij, die befebreeven ftaan Cantic. 4-
vers 14. in zyn lufibof konde gebddt hebben? waar ópik
antwoorde, niet nootzakelyk te volgen, dat alle die Jfr
cery-boomen, met welke de Bruid op die plaatzevergeles-
ken werd, inder daat in Salomons bof moeten gefiaan
hebben, hoewel men zulks egter niede, ligtelyk kan toef
t aan: want wat zou ’er adrt gefeborf hebben, dat dien
magtigen en door de werelt zoo beroemden Koning, die
men de allerraarfte kóftelykbeden uit bet binnenftevan
Mooren-lant toevoerde, ook met zyne vlooten uit Öpnyu
daar de Ganges afftroprnt, niet medp zoüde hebben doen
overbrengen eenige plantjes van Ahalims-b.odmen, lofftp
als Calmus, en Caneel uit Ceilon, Myrrhen en Wierook
uit Arabia fe lix , die al mede in den zelfden by
werden geroemt en uitgedrukt. By de navolgende Scbiy-
vers zó onder de Grieken, als Romeinen, ' vind men va
die iyd af geen gewag van dit bout gernaakt, tot Diofcorid.
tya toe, die gekeft hééft onder den Keizer Augw
tus: buiten twyffel om dat bet, wegens zyne raarbeit«
duurte, weinig onder dé gemeine man in de Medicyne
bekent geweeft, maar uit gemelde Diofcord. lib. i-c|P'
21. ryzen dan wedèrom eenige twyffelingen, of bem o
regte Agallochum dl zy bekent geweeft, ten eerjten,
dat by zyn Agallochum zegt te %y»Maeulofurn, ofv
meer Punttatum, dat is geplekt of gefpikkelt, bet g ^