mandis, fortiter autem fricàri ac poliri débent, ante-
quam fine glabra ac fplendentia.
Huic arbori affinis quoque eft Licuala, in MacafFêfâ
Orefcens, quæ femper eft fruticofa, ac nunquâm in ar-
borem excrefcit, folium itidem adéo êft extenfum, in
minores tarnen ac latiores divifum quam Saribus, in
duodecim nempe aut quatuordecim radios , qui itidem
ad centrum feu pediculi finem funt divifi, ad fi-
nerii late ferrati ac quad abrupti, qua in re cum Lon-
taro filveftri conveniunt. Folium ejus in diametro très
dreiter pedes amplumeft, ac radii adeo profunde funt
incifi, ut nullus conjungatur : qui charaéler in Licua-
U folummodo obtinet. Pediculi feu ramificationes digi-
tum minoremfunt crüflæ, ad margines 1 éviter fpinolæ,
fed non pungentes; multum jn Borneæ plaga Orientali
crefcit in Sabum Provintia, uti & in regionibus Man-
daræ,& Celebis; atque ejus folia adhiberttur uti fupra
deSaribi foliis fuit diétum, ad obvolvendumTab'açum
& Dupam. In Java ac Mandura eadem qüoqu'e inveni-
Éur planta nomine Saribu nota, quæ humilem habet
truncüm, cubitum àltum ac crus craflum ; tam altæ au-
tem arbores’ inftar Cerarnenæ Saribi ibi non occur?
runt, inveniuntur autem illæ in Baly ac Javæ parte
Ôrientali,
In Rumpbii appendice hæc adduntur.
In liorti Mâlab. part. 3/Fig. 1. mira deferibitur arbor
Godda-Pana, Latinis Palma Indien Montana, Portu
g a is Arbore de Sombreiros vocata, quæ quoad folia
magnam çum Saribo noftra habet conveniehtiam, il-
liüsque corna frugifera cum noftra Sagou arbore con-
Vénlt, verum ab utrisque tantum'differt,* ita ut diver-
fa fît hâbeùda fpecies.
E X P L I C A T I O
Tabula Ottavoe.
Quâs exhibet, Çorypbam foliis radiatis , Saribum Rumpbio di*.
flam, & Cap. 8. deferiptam.
O B S E R V A T I O.
Sa r ibus hæc quam proXime convenit cum Codda-Panna
H. Malab. Tôm. 3. T. 1. ad 12. cujus Synonyma dedi in Tbef.
Zeyl. pag. 181. quæ in Hort. Cliff, p. 482. vocatur Corypha
Frondibus pinnato-palmatis, plicatis, intçrjefto digitis filo;
at & in Royeni Fl. Leid. Pr oir', p. 4.
L ic u a l a A rbor in Rumphii AuÏÏua-
rio, capte Quinquagefimo quinto, latius
fequenti deferibitur modo.
Hæc èft Saribus Pumila Mb. 1. fiipra brévitèr dèfcrip-
tä , dum aütem pofteaanno 1694. in vicina nôbis Boe-
ro inventa fuerit , exa&iorem ejus trâdâm défçriptio-
ftem : Truncum gerit ulnam circiter àltum, viX brachium
craflum, in articulos divifum inftar Nibi feü
Pinangæ Silveftris, lignum vero ejus non eft durum.
Superms hic tiruncus in fex dividitur rames, quorum
quisqûe fexulnas eftlongus, vixdigitum eraflus, triangularis
, fuperius piano infculptus fui co* inferius dorfo
piano, inferior autem éjus dihiidia pats ad margines
angulares acute ferrata e f t , dentesque feu fpinulæ
à ra e jun&æ funt, quisque ramuS âd iummum folium
gerit expanfum, atque in radios divifum -, qui omnes ad
foum ortum feparantur. Laterales hi quatuofdècim radii
funt angufti & non ultra tres digitos lati j fup'êrius
ôbtufî &quafi difrupti, nervis confiantes quatuor lôngi-
fudinalibus firmis, qui inferius concurfünt ; médius veto
radius peculiare vrdetur conftituère folium, viginti quatuor
immofepte’mfæpiuSpollices longum, fuperius pe-
dem latum , tredecim ac quatuordecim longitudinales
gerens collas, quarum una fuperiore & altera inferiore
protüberat parte, undé folium inftar chartæ cômplicâri
poteft. In feneófcute Majang feu furculUs oritur tam
fongus ac tami, qui inferius Vaginis quibusdanl eft-ob-
• ’ volüom
kleine kofferties van te maken, maar ~y kojlen of ver-
eyjcben een fterk boenen, eer menze glat krygt.
Tot dezes booms maagfebap kan men ook brengen de Licuala
, op Macaffer 1vaffende, 't welk altyt een Jlruik
blyft, en nóóit een volkomen boom wert, bet blad is mede
zoo uitgebréit, dog in minder en breeder Jlraalen dan de
Saribu, te weten in twaalf, of veertien, dewelke ook ge--
fcheurt zyn tot bet centrum óf hooft van den tak toe; aan
de eynden hteed gezaagt, en als afgebrooken, waar in zy
met de wilde Lontat overeenkomen. Het blad is in zyn
diameter febaats drie volden breet; en de Jlraalen zyn zoo
diep gefneeden ƒ dat daar van geene aan den anderen hangt,
welk kenteyken de Licuala ook maar alleen beeft. De
Jleelen of takken zyn een kleine vinger dik, aan de kanten
een weinig gezaagt, dog niet Jteekende. Zy waft veel op
Borneós Üojl-kaUt in de Provintie Sabure, als mede in de
landen van Mandar op Celebes., én zyne bladeren werden
gebruikt, als boven van de Sariboe is gemelt, tot bet betwinden
van Tabak en Dupa. Op Java en Madura is mede
dezelfde pldntë , dog alleen ónder den naam van Sariboe
bekent, om datze een lage Jlam krygt, van omtrent een
cubitus boogy en een been dik, dan zulke booge boomen,
als den C&amfcben Sariboe, beeft men aldaar niet, dog
vintze nog- al op Baly s ende de Oofi-kant van Java. -
In de Appendix van Rumphiüs wert dit ’er bygevoegt.
In bet derde Deel van de Hortus Malab.' Fig. 1. wert
een wonderlyke boom Codda-Pana, in ’ t Latyn Palmaln-
dica Montana , by de Pörtugèezen Arbore de Sömbrei-
ros genaamt, befebreven, dewelke voor zo kierre zyn bladeren
betreft, met onze Saribus groote overeenkornft beeft, en
deszelfs vrugtdragende kruin komt mei onze Sagou-boom
overeen, dog verj'cbilt van beide zoodanige dat ik hem voor.
een -byzondere zóorte boude.
U Y T L E G G I N G
Van de 'Achtjle Plaat.
Dewelke verbeeldt de Corypha met geraaderde bladeren, deioelH
Saribus van Ruinphius genaamt, en «p bet 8. Capitt. befebreven
is.
A A N M E R K I N G .
Deze Saribus komt zeer naa met de Codda-Panna H. Malab.
derde Deel Tab. 1. tot 12. over een, welkers benaminge ik gegeven
bel in myn Thef. Zeyl. pag. 181. dewelke in de Hortus
ClifFort. pag. 482. Corypha frondibus pinnato-palmatis, plicatis,
intefjéfto digitis filo genaamt wert, als mede in de FI.
Leid. Prodr. van A. V. Royen pag. 4.
De Licuala-Boom wert in het vyf-en-vyf-
tigfte Hooftjluk van het Auttuarium van
Ruinphius op de volgende wyze verders
befchreVen.
D it is een Saribus Pumila boven lib. 1. befebreven,
dog dewyl by anno 1604. medé op ons naabuurig Boer o gevonden
i s , ' zóó zal ik bem wat uitvoerlyker befebryven.
Hy gewint èen jlam omtrent een vadem boog- enjebaarrs een
arm dik 9 in leeden verdeelt als Nibun of wildé Pinang ,
dog vaü geen hard hout. Boven verdeelt by zig in 6. takken,
yder j . en 6. vademen lank en febaars een pink dik,
drtezydig, boven mei een vlakke geut, beneden met een
vlakke rugge, dog de agterjle helft van deze tak, is aan
de twee kanten Jcberp gezaagt,, en de tandjes of doorneji
Jlaün digt by malkander, yder tak draagt een uitgebreid
en in 15. Jlraalen gefpleten bladt, alle van malkander
afgezonderd tot den agtetjlen oorfpronk toe. De 14. zyde-
. jlraalen 'zyn final en niet boven 3. vingers breed ,vanvören
fbmip ais fdbielyk af gezaagt, en met vier ftyve zefmwen.
in de lengte die agter t’zamen Jlooten. De middeljle Jlradt
fcbyfït een byzonder bladt te zyn 24. en 27. duimen lank,
van voren een voet breed, met 13.en 14. ribben inde lengte
,. wdar van de eene aan de bovenjle en de andere aan
de ónderfte zyde uitfleekt, waar mede het bladt kan gevouwen
wérden als Papier. In zyn ouderdom krygt by een
Majang of uitfpruitzel zoo lank als de takken, en na bin-
neh ifoe met eenige febeeden bekleed, uit de voorjle derzelve
komt een enkelden peel voort, die in vyf. kleindere, yder een
kleine