CAPUT T R IGE S IMUM
N O N U M.
LAmonellus. Limon Nipis.
XXXIX. H O O F D S T U K .
Liemis - Boom.
INter omnes aeidos Limones hie vulgatiffimus & u-
fitatiflimus eft, 'ejus truncus humilior eft quam
prascedentium, vix ultra crus eft craffus , pluri-
.mum incurvus, & inflexus, paucis gaudens ramis incur-
vis & extenfis, quique plurimas breviffimas ac fpino-
fas gerunt raches, comamque efformant amplam fed
irregulärem. Ejus folium minus eft quam in ullis
antecedentibus, tres circiter pollices longum, parva,
fed notabili cordata parte, ad oras leviter ferratum,
lstiusque viret reliquis Limonum foliis, cuique folio
fpina jungitur firma, qu® in junioribus furculis longa
& gracilis eft. Flores funt prioribus fimiles, ex quinque
albicantibus oblongis petalis, extrorfum reflexis, ,
conftru&i matutino tempore gratum pr®bentes ac
fpargentes odorem, inftar illorum Limonis Maftinici.
r Ejus fruftus multo minores funt quam anteceden-
tium,magnitudine Mali Armeniaci, fph®rici, fine tu-
berculis, fed horum loco quidam fulcum gerunt pro-
tuberantem, ac plurimum prope pedunculum, feu in
inferiore ejus parte, cum paucis quibusdam tuberculis
inftar verrucarum, primo virides funt, ac dein Ci-
trini coloris. Ejus cortex tenuiflimus eft, nec crafli-
tiem culmo majorem habet, interna pars repleta eft
medulla albavel virefeente, admodum fuccofa, grate
acida, qu® jucundum habet odorem & faporem, ejus-
que caro atque cortex fapore fere convenit cum Li-
monibüs Hifpanicis: Oflicula feminalia funt albican-
tia, rotunda,& oblonga, facileque propullulantia, fi
terram tangant, vel ei committantur, quidam -etiam
horum fructuum in tantam excrefcuntmagnitudinem,
quanta eft pomorum fpecies, qu® Europsis dicitur
Malum Ortbomafiicum, quod gratum fpirat odorem, fi
manibus fricetur vel teneatur. Sin vero ill® arbores
non. rite colantur, pärvos dant fruftus ac tuberofos,
qui tarde lutefeunt, & mmcofo quafi gummi obdufti
funt: H$c arbor non amat fblum pingue ac fertile,
fed quo durius eft, lapillis ac ruderibus miftum, eo
vegetior & l®tior crefcit, eoque magis, quo loca Soli
funt melius expofita.
Nomen. Latine Limonellus feu Limo tenuis, juxta
Maläicenfe Lemon Nipis ob tenuem ejus corticem,
Ternatenfe Lemo Java. Amboinice AuJJi Pipis. Ma-
caflarice Lemo Capas, quum non multo major fit vafeulis
Goffypii. Bandaice UJfe-Crawo. Baleyice Djoboc. Si-
naice Suyn Gam, quod nomen generale eft cun&orum
acidorum Limonum.
Locus. A Java usque in omnes Orientales infulas
occurrit, non in filvis,fed ubique prop'e domosplan-
tata ac diligenter culta. Frutlus autem per totum
fert annum, fed uno tempore freqüentiores altero.
Ufus. Horum Limonum fuccus quotidiano eft in
ufu, quo omne ciborum genus fit acidum, quum omnes
Indi® populi multo magis Limonum luccum in
• cibis fuis expetant quam acetum , excepta Laftuca,
quibusque hie fuccus admiftus optime fapit & jucun-
oilfimus eft : Viridem ejus corticem faccharo quoque
condire folebant, totumque muria condire fruftum,
ut omni anni tempore ad manus effet, quod fequenti
fit mqdo. Recentes Limones parum fricantur, donee
exterior viridis crufta décidât, dein acutiflïmo ligni
apice punguntur, ut undique foraminulis fint pertufi,
turn per très quatuorve dies in aqua pura maceran-
tur, ut eorum amarities difpareat,dein parum ad fo-
lem exficcantur, ac tandem muria condiuntur, quod
in aqua fit marina, quæ fale ita inprægnatur , donee
°vuin fupematet, fique tali modo in bene obturatis
ollis inponantur , per annos integri fervari poffunt,
per menfem autem in muria depofitos effe oportet,
antequam ufui adhiberi poflint ; Muria hi conditi
Limones cum contrito fulphure mixti dépurant & ex-
jjecant omne Scabiei genus, ut & prorepentia ulcéra,
fique fit fcabies ficca, loco fulpliuris pulvis pyrius
lumitur,fiqu,e fit nimis acris,admifcetur pauca calcis
Tom. II. quan-
ONder alle de zuure Lemoenen is deze de gemeenfie en
gebruikelykjle, de Jlam ii laager dan de voorgaan■*
de, niet boven een dye dik, meejl krom en gebogen,
met weinige kromme en uitgebreide takken, en die vol korte
en doornaebtige ryskens, makende zo een brede, docb
'öngefebikte kruin: Het blad is kleinder dan van alle de
'voorgaande, ongeveer drieduimen lank, met een klein,
docb kennelyk hertje, aan de kanten donker gezaagt, en
Ucbter-groen, dan de andere Lemoen^bladeren, Jtaande
by ieder bladt een Jlyve, docb aan de jonge febeuten een
‘ lange en ranke doorn: Het bloeizel is gelyk aan alle andere
, en uit vyf lankacbtige witte blaadjes gemaakt, allegaar
uitwaarts over gebogen, en in de morgenjlonden wat
liefelyk riekende, gelyk ook die van Limon Martyn.
De vruchten zyn mede kleinder dan alle de voorgaande,
van grootte als de Apricofen, regt kogel-rond, enzonder
knobbels, maar in plaats van dezelve hebben zommige een
Jluk van een uitjlekende naad, meejl, ofbyden jleel, of
aan ’t onderjle met eenige lage bobbeltjes, als vratten:
Eerjl groen, en daar na regt Citroen-geel. Deze fchelle
is zeer dun, en van dikte niet meer als eenJlroo-halm,
bet binnenjle is uitgevult, of opgevulf met een wit, of
groenaebtig, en zeer zappig merg, aangenaam zuur, en
van een goeden geur, komende bet vlees en de fchelle ten
naajlenbyinfmaak, met de Spaanfcbeovereen: Dezaat-
korrels van binnen zyn wit, rond, en langwerpig, ook
Hebt opfebietende, alsze op de aarde raken, en zommige
dezer vruchten werden zo groot, als een Jlag van ronde
Appelen, in Europa Malum Orthomaflicum genaamt,
een goede reuk van zig gevende, als menze wat in de ban-
, de wryft of draait: Maar als de bomen niet wel gebavent
werden, dan dragenze kleine knobbelige vruchten, die
langzaam geel werden, en met een kleverige Gom behangen
zyn. Dezen boom vraagt na geen goede vette grond,
maar boe barder die is, met Jleen en puin gemengt, boe
weeldriger by wajl, en dat nocb beter in plaatzen, die
wel ter Zonne Jlaan.
Naam. In ’t Latyn Limonellus, of Limo Tennis,
naar 't Malytze Lemon Nipis, van wegens bare dunne
fcbelle: Op Ternaats Lemo Java; Op Amboins Auf-
fi Pipis, op Macajfar Lemo Capas, om datze niet veel
grooter is, als de bollen van Cattoen; Op Banda Uffe '
Crawo: Op Baleys Djohoe: Op Sinees Suyn-cam, zyn-
de een generale naam van alle zuure Lemoenen.
Plaats. Men vindze van Java af, in en doof alle de
Oojier Eilanden niet in 't wild, maar oVer al by debui-
zen geplant, en naarjiig gehavend wordende: En men
beeft de vruchten meejl betgebeele jaar door, docb deee-
ne tyd meer, en de andere minder.
Gebruik. Het zap van deze Lemoenen is in een dage-
lyks gebruik, om alderbande kojl daar mede zuur te maken,
vermits alle Indifcbe Natiën veel liever Lemoen-
zap over bun kojl hebben, dan eenigeAzyn ( bebalven op
Salade) en waar onder dit zap bet fmakelykjle is: de
groene fcbelle plagt men ook in zuiker te confyten , om dat
menze ten allen tyden in buis zoude konnen hebben, en 't
welk aldus gefebiet. De verfebe Lemoenen vryft men
eerjl een weinig, tot dat ’er even de buitenjle'groenigbeit
afgaat, daar na pikkeert menze.met een fpitr boutje vol
gaten , en weektze drie of vier dagen in verfcb water, op
dat de bitterbeit daar uit kome te trekken , dan droogt
menze weder in de Zon, en legtze ten laatfien in peekei,
nemende daar toe Zee-water, dat men met zout zo dik
maakt, tot dat 'er een Ey op dryve, en aldus in wel gefloten
potten gedaan, kan menze jaar en dagen goèt houden
, docb zy moeten een maant in peekei gelegen hebben,
eer menze bejigen kan. Deze gepekelde Lemoenen met ge-
vreven Swavel gemengt, zuiveren en droogen op alderbande
feburft, en. voortkruipende zweer en,en als bet een
droge feburft is, neemt men in plaats van Swavel, Bus-
■ kruit, en als zulks te feberp valt, zo doet men wat kalk
daar onder, want twee feberpe dingen verdoven malkan-
O 2. der