7o HERBARII AMBOI
GAPUT VIGESIMUM
QUARTUM.
Laurafter Amboinenfts: Leytm.
H JEc pro fpuria Lauro habenda e f t, quae arbor
excelfa & filveftris e ft, mediocri trunco, folia
Lauri referunt fo lia , ac quoque illam Nucis-
mofchatae fpeciem, quae qblongas fere nupes, fed
funt anguftiora & firmiora utrifque , longo apice,
paueifque conftant coftis tranfverfalibus, funtque
porro pallide virentia, fique tangantur, rugofiora funt
utrifque , fed magnitudine differunt, quoad duplicem
hujus axboris fpeciem.
Prima feu maxima Leytm fpecies folia gerit pal-
mam longa, immolongiora, duos cum dimidio digitos
lata, fine ordine locata, folitaria.
Frudbus ex brevibus dependent pedunculis ex folio-
rum alisprogerminantibus, primo ometire virides, dein
nigricantes, magnitudine ovorum columbinorum vel
inftar Sorbi, fed pyrifbrmes funt, externe rugofi, par-
visque notati foveolis, exterior gluma binos cultros
crafia e ft, ficca, fragilis, & arenulofa, aefi praepa-
rata calx ipfi foret mixta; Interior nucleus magmtu-
dinem habet ofliculi pruni rotundi, atque iti bina facile
dividitur fe gm en taqu o rum utium plerumque
minus eft altero. Nucleus nic aliquando eft oblon-
gus, & magnitudinis nuclei glandis ac fubftantias fic-
cae. Si recens aperiatur, intus croceum habet colo*
rem inftar Curcuma, fed ficcatus eft pallidior, odq-
ris fortis & aromatici Lauj-i baccis fimillimi, Amboi-
nenfi nafo grati, fed non ita Europaeo. Sapor ama-
ricans eft, fed fine notabili acrimonia.
Altera,feu parvaLeytun fpecies, præcedenti fimi-
lis e ft, fedejusfolia funt minora, & uno pollice bre-
viora, très quatuorve pollices longa, ultra duos digitos
lata, paucis obliquis admodum coftis diftindba,
lupeme adeo glabra atque æqualia,ut médius nervus
feufulcus tadbu non obfervetur, inferne funt glauca,
odoris refinofi. Frudbus duplo funt minores, quidam
pyriformes, alii rotundiores ac rugofi, nigricantes, fi
fint maturi : Intemus nucleus aliquando Lauri ofliculis
fimilis e ft, aliquando latior eft ac rotundior, in bina
quoque divifibuis fegmenta, ejusdem coloris & fub-
ftantiæ, odor vero ac fapor in hac parva fpecieforti-
or eft quam in priori, in utrifque gratior quam in
Lauro, cum parva tarnen acrimonia fine adftridtione.
Odor aromaticus in ficcis quodammodo difoaret, ex-
altatur autem & redit iterum, fi fricentur midbus.
Nomen. Latine hæc arbor mihi dicitur Laurafier
Amboinenfis ob faporem & odorem frudbüum , qui
Lauri baccis fimiles funt. In Hitoe vocatur Leytun.
In Leytimora Hiber vel Hiyr. In Oma una Uliaflen-
fium infularum lttir & Ayboo - lttil. In Hoea-Mohel
Ley-itir.
Locus. Raro occurrit ,&tantummodoin Amboinen-
fibus altis montibus, circa arbores Dammaras, quæ
femper in regionis hujus altiflimis crefcuntlocis, item
in Omafenfibus montibus; aliis autem populis, quantum
npvi; ignota hadlenus eft. - •
Ufus. Arboris huj us frudbus aron^atici tantum funt in
ufu, haud tarnen familiari. Mulierculse Amboinenfes
xecentes fumunt nucleos, quos cum pauxillo Curcu-
®É , cum farina Oryzæ, & Culit-lawan lupra porphyri-
timeonteruntj & port balnea fuum hacmixturainun-
gunt corpus, ut gratum fibi concilient odorem fiiæque
nationi, quamvis & alii dicant, hanc inundbionem corporis
vitiis itidem prodefle ; verum enim eft, tales aro-
matiços frudbus in re medica boni ufusaevirtutisefie,
.ac forte con venire cum Lauri baccis. Haud tarnen
expertum eft, quum hæ arbores tarn raro occurrant.
Palumbæ hos quoque edunt frudbus , interiorefque
nucleos per feceflum iterum ejiciunt, qui in terram
rolabentes arbufculas emittunt, quas aliquando in
ortis plantavi, fed ibi non ita facile progerminant,
uti & rèliquæ aliæ arbores filveftres folitudinibus ac
defertis deftinatae. •
Ma-
E N S I S Liber II. cap. XXIV.
XXIV. HOOFTSTUK.
JA'ilde Amboinfche Lauwrier-boom.
D'Eze mag men voor een bafiert-fiag van den Lau-
rier-fcooro boudejl: Zynde een bóoge wilde boom,
met een middelmatige fiams de bladeren gelyken
ook wat na de Laurier-bladeren, en zo mede na dat jlao
van den Noote-mujfcbaten-boom, die lange Nooten draagt,
doch zyn Jmalder, en fiyver, dan die beide , met een
lange fpits voor aan, en weinige dwers-rïbben, voorts
bleek-groen, en in 't aantafien ruiger dan die beide, van
grootte zynze na de twee zoorlen dezes booms, ook twee-
derlei.
Het eerfie of bet grootfie Leytun beeft bladeren van
■ een bant lank, èn ook wel meer, 2i. vingeren breet, fiaan-
de zonder ordre, en ydel aan de ryskens.
De vruchten bangen op korte fieelen, uit dén feboot
der bladeren voortkomende, eerfi donker-groen j en ten
laatfien fwartacbtig, in de grootte van Duiven eyeren,
of als een Sorbum, docb peers-gewyze geformeert, vaii
buiten zynze wat rimpelig, en met kleine kuiltjes bezet,
de buitenfie bolfier is twee meffen dik, ‘droog, bryzelie,
en zandig, als. of 'er toegemaakte kalk opper was; De
binnenfie korrel beeft de grootevm een ronde pruime-jleen,
en laat zie in tween deelen, zynde dé eene helftgemeene-
lyk kleinder dan de andere. Zomtyts is deze korrel lank-
werpig, en zo groot, als de korrel van een Eykel, als
mede van een drooge fubfiantie: Vers opgébrooken zynde
is by van binnen boog-geel, .als de Curcuma, maar de
gedroogde zyn wat bleekervan reuk fterk en .fpeceryo.cb-
tig, de Bakelaaren zeer na by komende, voor een Am-
boinfebe neus aangenaam, maar niet zeer voor een Eu-
topiaanfebe. De fmaak is wat bitter, doch Zonder fiber-
pigbeit. ' . ■
■ Het tweede of kleine Leytun isdevoorigegelyk, maar
de bladeren zyn wat kleinder, en wel een duim korter,
drie en vier duimen lank, ruim twee vingeren breet,
met weinige zeerfebuinzeribbén, vanboven zo effen,dat
men ook de middelfie vooren niet en voelt, van onderen
blaau-groen, en van reuk berfiaebtig.' De vruchten zyn
wel de beft kleinder, zommige peers-gewys, zonmlge
ronder, en mede rimpelig, en/wart, alsze ryp zyn:
De binnenfie korrel is zomtyts de Bakelaaren gelyk, zomtyts
wat breeder en rónder, ook in tween verdeelt, van
de zelffie .coleur en fubfiantie, maar den reuk en fmaak
is in dit kleine flag fierker dan in ’t groote, en in beide
aangenamer dan. in de Bakelaaren, docb met een kleine
feberpigbeït, zonder adfiri&ie. De Jpeceryachtige reuk
vergaat in de drooge wat, docb wert weder levendig,
als menze vrtyft. v- •••' * • . .
Naam. In 't Latyn beb ik bem Laurafter Amboini-
cus genaamt, naar de fmaak en reuk van de vruchten, die de
Bakelaaren naafiby komt. Op Hitoe hiexby Leytun. Oj>
Leytimor Hibe r, of Aiyr. Op Oma," een van de Uti-
afferfebe Eilanden, Ittir, en Ayhoo-Ittil. Op Hoea-
Mobel, Ley-itir. ,
Plaats. Men vint bem weinig, en dan nog maar alm
nig in 't Amboinfche booge gebergte, en omtrent de Dam-
mar-hoornen, dewelke alty’d op 't boogfie van 't Land
fiaan, alsmede in 't Omafchegebergte; docb by andere J\a-
tien, zo veel ik bemerke", is by onbekent.
. Gebruik. De fpeceryacbtige vruchten van dezen boom
ven maar alleen in gebruik, 't welk ook noch niet groot is.
De Amboinfche Vroutjes nemen de verfebe korrel, vijven
die met een weinig Gurcuma, Rys-meel, en Culit-
lawan op een fteen, en befiryken daar mede na 't baden
bun ly f, om een aangenaapic reuk by baare LaUen te
hebben, hoewel zommige voorgeven, dat zulk befiryken
ook tegen eenige gebreeken dient: Want ‘bet is weker, M
zulke fpeceryacbtige vruchten in de Medicyne goede krag
ten, en mijfebien met de bakelaaren in veelen eenige over-^
eenjlemminge hebben. Maar bet is tot nog toe niet onder-
zogt, om dat men zo weinige van die boomen vint. D
wilde Duiven eeten mede deze vrucht, en geven de bi
nenfie korrels door den afgang weder van baar, die a
op de aarde vallende, nieuwe boompjes voortbrengen,
die ik zomtyds in de booven geplant bebbe, docb daa
niet wel willen opkomen, gelyk anderediergelykeboom >
die aan en tot de wildernijfen,gewent zyn. ^
l c d . X V:
'JZnv.IT.