I Boek. XV. Hoofdß. AMBOIN
e x p l i c a t i o
Tabula Décima Quarta,
Oiiæ exhibet 'Cart o t am Frondibus fquainoßs , fni&ilus
^ ^ ^ « . .q u æ S A f l iJ A S T E â MAJOR a Rum*
A?¥ntegram- dénotât frondem geminis foliis fquamofis A. A.
'ad quoldvis genjculum notatis.
B. Florum Spicam. ,
C. Maximi & fupreini afboris racemi pars, cum dauyhs rotuii-
dis a a majori forma expreßs.
D. Minores fruttus racemi inferiöris*
O B S E R Ï A T I O
SCHE KR.UYDBO.EK. 67
Arbôris hujus.Figura in tom. l.Horti Malab. Fig. ii.h iti-
diffime ac fpléhdide exprefTa invenitur , nomïneScbundu-
fanai quam 11 cum delineatione acciuahffimi noftri Rumplni
conferam , ' ‘iti Amboinenfi obîervo unumquodque medii
majoris rami geniculum duobiis cmgi majoribus foliis iriftar
lobbrum feu majorum pifcium fquamarum, quæ in Horti Md-
lab. Figura non funt notata, quæ forte omifla, vel illo in
loeo huic non adcreverunt arbori ; reperiuntur autem- etiam
depifta in Valent, deseiipoione Amloinoe no. XXV. pag. 187.
quiRumpbii figuram feu delinéâtionem pptime imitatus fuit,
ac fuo lnferuft operi.—Hæc porro arbor a Raye iii■ Hifltr.
f l . p. 1365. vocatur F aima Indien folio bidompofito, ffuétu
racemofô, & Palma’ daétylifera fruftu acerrimo a Plumier,
nov. Fl. gtn. p. 3. hoc autem gen us Caryota a Linnoeo in Muf.
Cliffort. pag. 2. vocatur, ubi ejus notas charafterifticas recenfet:
ego vero ■ éjüs -'fÿnonyma dedi in Tbef. Zeyl. pag. 180. ad
falmam Indicam viniferam fr. urentibus , folio. Adianthi,
faccharum præbens Her. Muf. Zeyl. pag. 44. &c.
U Y T L E G G I N G
■ Van de Veertiende Plaatf
Verbeeldende de ..Ca r yo t a met lehubagtige takken , eti
, -trosagtige yrugten ofte dadels , ,dewelke groote S A o u a s-
t e r van Rumphius gevaamt werd
A . Vertoont een geheeld tak, met twee feh'ubbige blaadjes
A. A- dah ydef lidt 'van bet lladt [taande.
B. Der blöetiien-helm ofte (teel.
C. Een gedeelte van de groótfle en bo ven fle tros in de
Boom, daar de vrugteft ofte dadels aankomen, die in grootet
gedaante met a a aangewezen werdein
D; De kleindere vrugten van de onderfte tros.
A A N M E R K I N G .
De Figuur van deze Boom is in bét eer fle deel Van de Hortitd
Malab. Fig. 11. overbeerlyk afgebeeldt , onder de naam vari
Schiinda-Pana j dog wanneer ik dezelve vtrgelyk met de afte->
kening van onze Rumphiüs , zo bevind i k , dat in de figuur
van den Amboinfe ieder lidt van de middelfle tak met twee
breede bladen als groote fcbobben bezet zyn, bet geen in de Figuur
van de Hortus Malab. zig niet vertoont, dié daar m0-
gelyk aan vergeten zyn, ofte op die plaats daar niet aangroeyen,
dezelve kan men afgebeeldt vinden by Valent. in zyn befebry-
ying van Ambóina no. XXV pag.. 187. die de Figuur van
Rumphius Zéér wel nagevolgt en overgenomen beeft. Verders
werd deze Boom Palma Indica genaami; en Palma DaStylifera
fru&ti acerriino van Plumier nov. PI. gen. p. 3; en dit geflagC
biet Ca r y o t a by Linn. in Muf. Cliffort. pag. 12. alwaar
deszelfs natuurlyke kentekenen opgegeven werden: En van welken
Boom ik de benamingen gegeven heb in myn Thef. Zeyl. pag.
.180. op de Palma Indica, die wyn geeft , en brandende vrugten
draagt, met bladen als de Adiantbum, waar van ook de zuykef
komt van Herman, in zyn Muf: Zeyl. pag. 44. &c.
1
CAPUT DECIMUM QUINTUM. XV. H O O F D S T U K .
Sa guajter M in o r . N ib u n K i t s j i l . K ley n i W ild e Sagueer- o fN ieb o om .
Minor Nibun tantaffl cum Pinanga habet coftvC- kleine Nibun beeftzulten gclyicnijji mei den P i.
nientiam ut hinc atque hüic ac Saguafteri g e ., I ■ mng-boum, dat men bm tarwe! onder icszelfs ,als
nèri atoumerari poflit. Truncus enim cjus ac onier,iis Sagiiajlers gejlagtm reekenen kan ;want
fruftus cum tertla Pinang® Silveftris fpecic próxime Ham eti vrtigtm , komen met ie derde,zoorte van de milde
èönveniünt, folia autem liquido demonflrant., ad Sa- Pinang neer over een, maar de bladeren beamen klaarljh,
giiafteri genus peitiiiere. Truncus ejus eft reftus ac dat by van een .Saguajlers gejlagl zy: de jlarri is rest en
nrrftus, a duodecim ad quindeeïm pedes vulgö aleus', f t y f » in 't gemeen van twaalf tot vyfthien voeten boog,
brachium, & ad fummum eras' craflus, in aliis vero ie- een arm, en op ’t meejle een been dik, dog in anderelan-
gionibus quinquë fexve ulnarum attingit akitüdinem, den krygt by wel de hoogte van vyf a zes vademen, boven
iuperius anguflatus, contra reliqüarum Pinangée fpe- Jmal toeloopende, tegens de gewoonte van andere Pinang-
cierum formam, qui porro eodem módö inarticulos hoornen, zynde anders op derzelver manier in leden ver-
eft divifus , quique quatuor digitorum laticudinem deelt, en die vier vingers breet van malkander, aan den
diftant, ad vercicem rami in orbem quoque ëxpli- top Jlaan de takken ook in de ronte uitgebreit, gelyk aan
c a n tu rü t i in Pinanga arbore, qüinque pedés longi^ den Pinang-boom, vyf voeten l a n k een vinger dik, bene-
digitum crafli, infra rötundi, fupra plani, per ejus denront, en boven plat, dog door'de platte zyde loopt nog
planitiem dor ram tarnen protuberat, fi tangitur, in- een rugge, in 't aantajlen zo ruig als leer, of als de Sa-
ftar corii pilofum eft ,feu ïpftar Sagueri ramorum: Hi gueers-takken; maar deze verdeelen bun in geene zyde-tak-
autem in laterales non dividuntür , uti antecedens ma- ken, gelyk de-voorgaande groote'Hiban, want de bladeren
jor Nibun , folia enim mox firmantur majoribus ra* Jlaan Jlraks vafi aan de booft-takken: zynde,mede van een
mis: quae peculiar's quoque funt form®, & fere cum vreemt fatzoen, en byna met de voorgaande over een ko-
prtecédefitis arboris foliis conveniunt, paulo majora, mende, dog wat grooter, en tegens malkander aan de kan-
atque alternatim poüta; qute porro triangularia funt, ten van de bpof t-jteelen verwijfelt: voorts mede driezydig,
atque extenfam avis alam referunt, quorum acutif- gelyk een uit gebreide vleugel van een vogel , zynde den
finius anguluS ad latera prope eorum ortum admo- fcherpjten boek by baren oorfpronk aan de zyden ook zeer'
dum quoque inasqualis eft , 1 atque. ad inferiora folii ongelyk, en aan de agterjie bladeren, de langfte zyde, Qt
longiffima pars, quaï Temper fuprema e ft, duodecim welk altyt de voorjle is) twaalf en dertbien duimen, mids-
ac tredecim digitos longa , uti poftica pars ofto vel gaders de agterjie zyde agt en negen duiih tank: aan de
novem poll ices longa eft. Ad fupremam rami fron* voorjle bladeren des takszynze grooter, te weten, de voor-
dem latera funt majora, fuperior nempe pars oftode- Jlezydedgtbien, entwintig, en de agterjie twaalf duimen,
cim ac viginti, inferior duodecim lata eft pollices.
- Qüodque -foliüm duodecim diftinftum eft ner- Tder blat is doorregen met twaalf zenuwen, agter
vis ad bafim concurrentibus j quorum medius eft Ion-- in denfeberpen hoek t'zamen flootende, waar van de mid-
giflimus & craflifiimus , atqye ad fummum - in api-* deljle, zynde de langfte en dikjle, ook van voor en met een
cem- delink ;' duo porro alii funt nervi tamquam, fim- hoek uitloopten dan zynder nog twee andere zenuwen als
briae ad ejus oras, qui folium explicant, & retinent, zoomen aan beide de kanten, die bet blat uitgefpannen bou-
quorumque fupremum in plures divifum eft lacinias, den, en waar van bet voorjle in veele fnippeïen is gedeelt, aóli abruptum fo r e t , qui charaÊter ipfis communis als of bet afgebrooken was, welk merkteeken zy gemein
eft cum Gomuto , ,ac majori' Saguaftro; folia porro bebbeti met de Gomuto, engrooten Sagtiafler, voorts zyn
funt obfcure viridia & inftar membranae glabra; ad de blaaden boog-groen, en zoo glat, alsperkement; aan't
fupremum ramum peculiare ac diverfum cönfpicitur voor(lè'des taks jtaat nog een byzonder blat ,meejt van drie
folium, plurimum ex tribus «equalibus compofitum par- gelyke zyden en als een uitgefpannen way er, midsgaders
t ib u s ..v . I 2 met ■