l Boek'. XLlll. Hoofdß. AMBOINSCHE KRÜY'DBOEK. H S
CAPUT Q.UADRAG. TERTIUM. XL 111. H O O F D S T U K .
Cujavillus: Cujavo Kitsjil,
IN Amboina circa arcem Vidtoriam in agris fabulofis
alia minor Cujavioccunk fpecies, qu$ in parvum
. tantum fruticem excrefcit, fed adeo elegantem &
tam bene ordinatum, ut e longinquo Rorismarini frutex
liaberetur, ejus ramulienimlunt firmi, atque eleganter
eriguptur:Folia vix unguis habentmagnitudinem, vel
li ad fumnium, digiti articulum circiter adtequant, quas
fuut obfcure virentia, '& ficciflima, atque firma 6c ru-
gofa : Flores frudtusque funtfimiles prtecedenti majori
agreftis fpeciei., fed plerumqüe multo minores,fru-
6bas enim non major eft globulo ferreo fclopeti, qui
obfcqre, quoque viret & durior e ft, ac tarde mature-
felt,unde quoque non multum editur: Frutex hie non ultra
dups vel duos cum dimidio pedes altus e f t , gerit-
que durum ac folidum lignum, atque radices fub terra
prprepentes hinc inde furculos; emittunt.
Women.. L&tine Cujavillus, Malaice Cujavo Kitsjil,
?uidam etiam vocant hanc Cujavo Lacki Lacki i. e.
lujavum Marem.
Locus. Poft Caftellum Vidtoriam invenitur, circa
fluvium Weytommo fterilibus in agris juxta vias, etiam
fub & prope majorem fpeciem.
UJus.. Arbufcula hsec nullum peculiarem prtebet u-
fum, ■ nifi -.«.quod ejus folia ad fomenta adhibeantur ,
quum calidiora habentur quam majoris fpeciei folia;
atque ob elegantem ejus formam ftepius fernen inhor-
tis feritur, ubi in trium pedum altftudinemexcrefcit,
ac plures ramos, majordque gerit folia.- •
E X P L I C A T I O
Tabula Quadragefimts Nona,
Quæ ramum e xh ib it Cujavilli fea Cujavo Kitsjil,
A. Florem majori exprimk forma.
B. Veto fruüum.
Kleine Guajave-Boom.
I N Amboina, omtrent bet Cajieel PtSlória ,in de Zandige
velden, vind men nog een zoorte< van kleyne Cu-
javos, groeiende ook aan een kleyn beejlertje, dog■
zoo fraay en wel gefebikt, dat men bet van verre voor een
Roozemaryn-boom zoude aanzien, want zyn takjes jlaari
Jlyf, en gierlyk overeynd’ : De bladeren zyn niet boven eert
nagel groot, -of ten langjten als een lidt van een vinger,
fwart-groen, ook zeer droog, mitsgaders Jlyf en gerimpelt:
Het bloeizel en de vrügt zyn beide gelyk die van de voorgaande
groots wilde, dog doorgaans vry'klèinder, want
de vrugt is niet grooter dan een musquets-kogel, zyblyft
ook donker-groen er. hart, wert mede larïkxaam ryp, en
daaroom ook niet veel gegeten, bet Boompje wort niet bo-
vèn de twee a twee- en eenbalf voetboog, hebbende een hart
en Jlyf bout, en de wortelen, onder de aarde kruypende , brengen
bier en daar nieuwe Spruytjes voort.
Naam. In ’t Latyn Cujavillus, en in ’t Maleyts Guja-
vo Kitsjil , zommige noemenze ook Cujavo Lacki La cki,
dat is Cujavo bet manneken.
Plaats. Men vindze achter 't Cajieel ViEtoria, omtrent
dé Rivier Weytommo, en dat op kale velden, langs de
wegen, ook onder en by die van de groote zoorte.
Gebruik. Men beeft van dit Boompje geen zonderling
nut, als dat men zyne blaadjes wél gebruykt tot Jlovinge,
om datze voor warmer wordén gehouden dan die van de
groote zoorte; en om zyne mooye gedaante wert ook bet zaad
zomtyds in de boven geplant, alwaar bet tot over de drie
voeten opfebiet, mitsgaders veel takken én grooter'bladeren
m m
U Y T L E G G I N G
Van de Negen- en Veertigjle Plaat,
Dewelke vertoont een Tak van de kleine Guajavus, ofte de Cu-
_ javo Kitsjil.
A . Vertoont dèszelfs bloem in grooter gedaante.
B. De vrugt.
CAPUT QJJADRAG. QJJARTUM. XLIV. HOOFDS TUK.
Papaja Mas ér Pemina. Papaja,
H Àec quoque arbor a Lufitanis, ut creditUr, ex
India occidentali adlata e ft, ac proinde etiam
nullon'ndigeno infignitur nomine. Dividiturin
duas'fpecies, in Marem ac Feminam fciliçet: Èt quas
hoe in capite deinçeps defcripturi fumus. Ütraque
xnixtæ fu it formæ, Indicæ palmæ feu arbori calap-
pæ non diffimiles, vel & præterea ad ficum noftram
quoque accedunt : Sed & infuper multas habent qualit
ie s , quæ nullis aliis arbonbus propriæ funt. Mas
brevi & redjto furgit ftipite , crafîitie & forma ju-,
niOris Pinangæ arboris eft, & fie quoque divifus in
annulos, qui. ex foliis ab arbore delaplis fiunt; Sed
ni tamen annuli nullo arborem circumdant circulo, ut
xâciùnt arbores Pinangæ, præterea truncus multo mol-
hor eft,primo enim corticem habet d igitofermecraf-
lum, &' qui lignofus & maxime fîbrqfus e ft,fed nihiî-
ominiis tamen ,adeb mollis, ut fàçili negptio findi
POffit ; huie dein adjacet .alia ftibftantia herba-
valde mollis eft inftar caulis brafTicæ, etiam
digitum ferme crafiitie æquans, reliquum fbatium in-
tenus plane vacuum & concavum e ft, & in annulis
luis exiles habet diftindtiones, quæ in arboribus junio-
riDus cavitates aut cellulas invicem feparant, quem-
aumodum etiam confpicitur in Bambofaarundine, ve-
rum hæ diftindtiones adeo molles & fragiles funt, ut '
eue transfodi poffint, fed in arboribus fenioribus
apertæ patent.
^mmo trunco, qui viridis & herbaceus e ft, pro-
niunt longi, virides, & herbofi caules, interius ca-
» circiter tres, aut tres pedes.cum dimidio longi,
irtvi nCU1? cmgente.s > ut in rota circuli, fed fupfa fe
Toerti_& alternatim proveniunt. Ex his caulibus
Papaje-Boom, Mannetje en Wyfje,
D it is medé een Boom (zoo- men meent) door de Ca-
Jlilianen uyt Wejï-Indien overgebragt, en. daarom
ook zonder Inlantfcbe naa.ni : Hy wert in twee zoor-
teji verdeelt, te weten, in Manneken en Wyffen, en die
wy ook vervolgens in dit cqpittel zullen befebryven; Beide
bebbenze een gemengt fatzoen, wel wat gelykende na de
Indiaanfcbe palma, op Cdlappus-boom, .en daar benevens
ook na onzen Vygeboom, doch zyn daarenboven nocb voorzien
van veele andere eygenfebappen, die met geen. andere
hoornen . overeenkomen. Het Manneken febiet op mét een
korte en regte Jlam, van dikte en gedaante als een jonge
Pinang-boom,én ook alzoo verdeelt in leden,die mede door.
de_ afgevallene bladeren werden gemaakt; doch deze leden
formeer en geen gebeele cirkel om den boom, gelyk die van
den Pinang, ?óok is de Jlam veel weeker , want vooreerjl
beeft byA een, fcborjfe van niet. meer als omtrent een vinger
dik, en dewelke wel wat boutaebtig of barddraadig i s ,
doch des niettemin $oo week, dat men bem zeer ligt ten eer-
Jleh doorkappen kan, en naajl aan dezelve vind men een
andere kruytacbtigefubjlaritie, zynde gantfeb zagt, gelyk
die van■ een kool-Jlronk; mede ongeveer een duym dik’, de
verdere fpatie na binnen toe is gantfeb ledig en bol, by beeft
aan de heden dunne affcbeidzelen, die in de jonge bomen
de bolligheden'of. celletjes van malkander en affluyten,gelyk
men zulks, ook ziet in de Bamboefen, doch deze affcbeidzelen
zyn zo week en bros, dat men zegemakkelyk doorjlooten
kan, maar aan de oude hoornen zynze geopent.
Dwars uyt bet bovenjle van den Jlam, dewelke groen
en kruytacbtig is, komen lange, ronde, en kruytacbtige
Jleelen. voort, van binnen bol, omtrent drie , en drie- en
een halve voet lang, en Jlaande rondom den Jlam , gelyk
als de Jpaaken om,een afs, docb boven malkander en over's
T bandsz'