CAPUT DECIMUM NONUM. XIX. H O O F D S T U K .
Sagas Filar is, Hakum, Touwagtige Saga-Boom.
ARbor hæc ad Indicas-Palmarum ipecies quoqu'e
pertinet ,. quamvis inter nullas trium antece-
dentium clafles jufte numerare earn potuimus:
Mixtam enim Sagus 0 Calappi habet förmam, ut &
Rottanga , priorum vero plurimum. Primo format
fruticem inftar Sagus, vel potius inftar Rottanga, ex
cujus medio fimplex erigitur truncus y crure craf-
fior , ac - transverfalibus obiitus ordinibus mollium
& inermium fpinularum, quæ plurimum ad ramorum
ortum apparent, atque omnium frequentiffimæ ad
acutos illorum margines: Truncus hic excrefcit in
Calappi altitudinem , immo quidam* etiam funt altio-
res & craffior.es, æquali ac glabro cortice in amplos
& öbfcuros divifi articulos Teu annulos, qui fpinis
omnino deftituuntur: In ejus vertice comam exten-
dit hæc arbor inftar Sagus, ramificationes autem non
ita funt eredtæ, quæ a duodecim ad quindecim pedes
funt longæ , qüarum inferior pars per quatuor
pedes nuda eft, ac foliis deftituta, ad originem vero
interna.hæc ramificationis pars aperta e ft, reliqua
porro'rotunda ac ftrma e ft, intus-tungofa &' aqûofa,
ad dorfura vero obfita vago ordine tenuium fpinula*
rum ad femipedalem diftantiam, quoque magis ad fupe-
riorem perveniant partem fpinæ, eo remotiores quoque
funt: In frutice juniore folia quidem funtlatiora
quam in adulriori ex Sagus natura , très cum dimidio
pedes lon g a , très quatuorve digitos lata, excepto
longo filo , quod ad apieem protuberat, per horum
medium firmus tranfit nervus, fuperiore protuberans
parte , cum duobus aliis minoribus lateralibus , per
quos apparet folium in veteri arbore trifidum, cundta
autem ad oras & coftas pungentibus obfita funt fpinis,
unde hirta penitus funt. In adultiore autem arbore
fo lia ,u ti in Sagu-arbore, erigunturinftar femi-aperti li-
b r i , quorum extremum deorfum infledtitur, ultra
quatuor pedes longa funt, excepto apice, & duos lata
digitos , quæ per medium firmum gérant nervum,
& ad latera duos alios minores, Sagu foliis fimilli-
ma , ad oras paucis mollibusque obfita fpinis , quæ
in folii quoque plana parte fed vaga? confpiciuntur,
uti in Rp«a»g-foliis. .
Inter ramos alii craffi progerminant petioli feu breves
ramificationes, brachium craflæ, très quatuorve
fimul circa tranci verticem, quarum fingula dividitur in
odtodecim vel viginti tenues & longos petiolos, vix
minorém digitum crafios, tresque pedes longos, om-
nes ad unam inclinantes partem inftar plumas, ex hifce
undique dependent quadraginta quinque, feuquinqua-
ginta tenues digiti (Juli) ,vix calamum craffi, ac digitum
longi inftar Siriboa, param fquamofi , obfcure raffe-
feentês, cundtique ad anteriorem vergentes partem,
exceptis paucis quibusdam arcuatis : Hifce ex digitis feu
julis veri dependent frudtus, qui parva funt grana inftar
Olivæ officuli, fed magis obtufa, fquallide albentia,
fplendentia, cancellata, & tuberculata inftar fradtuum
.vulgaris Rottanga, quam etiam totus æmulatur corym-
bus ;; tubercula autem hujus Hakun frudtus magis protuberant:
frudtus hi nonfirmiterpetiolisadha?rent,fed
facillime decidunt, fi tangantur vel. tradtentur. Sub
fragili putamine duriffimus latet nucleus inæqualis,
anguloihs, & fovea notatus : inter veteram ramifica-
tionum centrum tenerum oritur germen, quatuor pedes
longum, in quinque fexve minores fefe diyidens
pedunculos, hifque junguntur foliola ardte.iibi invi-
cem incumbentia', & longum efformantia ftilum, quæ
pallide albentis funt coloris rin vetuftioribüs vero ar-
boribus hoc germen fimplex provenit,feptem odtove
pedes longum,oppofitis foliis ipfi involutis inftar teli
leu cornu, quodque germen folum in ufus humanos
adhiberi poteft, uti poftea- indicabitur: veteres arbores
Calappo longiores funt, & tarn craflæ inftar Sagus
difficilesque adfcendentibus funt,dum glabrae fine,nee
annuli protuberanc ac illi Calappi, atque præterea fu-
perius funt fpinofæ : Exteriore parte lignum gerant
durum, quod ad afleres ufurpatur : crefcunt autem non
I in declivibus ac paludofis locis, uti Sagus, fed potius in
montibus & altioribus collibus.
.Nomen: Latine Sagus Filaris a fequenti ufu, Malai-
DEzen boom gebo.ort mede 'onder de zoorte van de ln-
diaanfcbe Palm-boomen , hoewel wy hem onder
geene van de'drie 'voorgaande Clajjes gevoeglyk
bebben konnen Jlellen: want by beeft een gemengt fatzoen
van Sagu-Qalappa, en Rottang, dog van de eerjie wel bet
meëjle. Hy zet eerjt een ftruik, gelyk een Sagu-boom, of,
liever als Rottang, uit wiens midden opfcbïet een enkelde
ftarn, ruim een been dik, en bezet, over dwers met ydele
ryenvan weeke doorentjes, dewelke men mee f t ziet.by den
oorfpronk der takken, en nog meer aan de fcberpe hinten
van de zelve: de ftarn fcbiet op tot de hoogte van een Calappus
boom, zommige ook wel nog booger en dikker, met
een effene-en zafte fchoffjë, inwyde en donkere leden verdeelt
, daar men geen doornen aan en ziet; irt zyn top fpreit
by zyn kruin uit als een Sagti-boom, dog de takken ftaan
zoo Jtyl niet, dewelke zyn van twaalf tot.vyftbien voeten
lank, waar van de vier onderfte voeten bloot of kaal zyn,
omtrent den oorfpronk aan de binnenfte zyde geopent, de
reft ront, en majjyf, van binnen gants voos en wateragtig,
op- de rügge mede bezet met ydele rygen van. weeke doorntjes,
een halve voet van malkander, en boe meer na voor en,
boe dezelve ook verder van een ftaan: aan de jonge ftruik
zyn de bladeren veel breeder dan aan de oude, na den aart
van de Sagu, te weten vierdehalf voet lank, en drie a vier
vingers breet, behalven den langen draat, die voor aan de
Jpits is; door de midden gaat een ftyve zenuwe, aan de èo-
venfte zyde uitfteekende, met nog twee mindere ter zyden,
waar door 't Jcbynt, dat yder blat aan de oude hoornen
zig in drien verdeelt: alle zynze aan de kanten en ribben
met fteekelige baartjes bezet: en aan- de oude ftaan de bladeren,
gelyk aan den Sagu-boom, te,weten opwaarts, als
een half geopent boek, dog met de eynden wat nederwaarts
geboogen, ruim vier voeten lank, bebalven de Jpits, en
twee vingers breet, hebbende in de midden een ftyve zenuwe,
en aan de zyden nog twee mindere, voorts de Sagu-
bladeren naby gelyk, aan de kanten met weinige en weeke
fpitzen of doornen bezet, dewelke men ook op de vlakte des
bladts zeer ydel ziet, gelyk aan de Rottang-bladeren.
Tujfcben de takken komen andere dikke fteelen of korte takken
voort, een arm dik, drie of vier te gelyk rondom den ftarn,
yder van deze verdeelt zig in agtien of twintig -dunne en
lange fteelen, fcbaars een pink dik, en drievoeten lank,
alle na eene zyde overbellende, gelyk een pluim, deze zyn
rondom behangen met vyf en veertig en vyftig Jmalle vingers,
fcbaars zo dik als een fcbaft,en een vinger lank, en,
gelyk een Sinboa, een weinig gefcbubt, bruin-ros, en mee ft
alle na voor en geftrekt; bebalven eenige weinige, die krom
ftaan: en aan deze vingers zitten de regte vrugten,dewelke
zyn kleine korls, van de grootte als een Olyven-fteen, ■
dog wat ftomper, uit den vuyl-witten blinkende, geruit
en geknobbelt, gelyk de vrugten van gemeene.Rottang,
waar na ook den geheelen tros wel gelykt, dog de knobbeltjes
van deze Hzkxin-vrugten puilen wat meer uit: zy
ftaan tegen baare fteelen gans loffelyk aangezet, en vallen
zeer ligt a f , als menze aanraakt of bundelt: onder een
brojfejcbaal legt een zeer harde korl, ongéfcbikt, hoekig, en
met een kuiltje: tuffchen de oude takken komt uit bet midden
het jonge fpruitje vier voeten lank, zig verdeelende in vyf
a zes andere, dewelke yder een tak werden, en daar aan
ftaan de jonge Maatjes digt tegen malkander gejlooien en
alzo een langs priem uitmakende, zynde bleek-wit van co-
leur: maar aan de oude boomen komt dit -uitfpruitzel enkelt
voort, zeven en agt voeten lank, ook met de bladeren tegens
malkander en geflooten, als een pyl of hoorn, en welk uitfpruitzel
alleen het geene is , dat tot’smenfcben gebruik kan
dienen, gelyk hier na zal gezegt werden. De oude boomen
werden ruim zo boog als een Calappus-boom, en zo dik als
een Sagu-boomen vallen moeyelyk om te beklimmen, 1 de-
wylze gladt zyn, en de-trappen ook zoo niet uitfteeken als
die van de Calappus-boom, als mede om datze boven fteeke-
lig zyn: zy bebben aan de buiten-kant een hart hout, bet
welk mede tot latten dient: groeyende niet in lage en moe-
rafftge plaatzen , gelyk de Sagus, maar wel, of beter, op
bergen en lugtige heuvels.
Naam. In ’t Latyn Sagus Filaris (van bet volgende gebruik)
ce vocari poteft Sagu Rottang ob fimilitudinem juniq-
ris fruticis cum Rottanga, alii eam nommant Sagu Oe-
tam ' iuxta Amboinicum Lapia Abbal, ufitatiffimum
autem nomen apudCeramenfes eft Hakur. In Cerama
' Orientali, regioneBinauwer vocatur.J^m: in îniu-
lis KuloeJ'enfikus Kabuho, in Uliafenfibus vero Bulillo.
Locus. In Amboina non crefcit, fed tantum in magna
Cérame,'ac plurimum in regione Tanuno, ubiadnovos
hortos'pîantandos ramificationes comburuntur, præ-
didtique nuclei ibi decidunt. In Ceramæ .plaga au-
ftrali in regione Binatmer quoque occurrit, item
quoque in infulis Xuloelenfibus, fimiliterque in Bouro
plaga vulturneà, Bêla didta.
• XJ fus. Non peculiarem præbet hæc arbor.ufum ,n i f i
quod ex ejus junioribus Foliis tenuia fprmentur fila,
ex quibus Ceramenfes veftimenta fua texunt: Atqüe
ad hune ufum juniora germinis feu cornu folia ramen-
dafunt,antequam aperiatur,quæque matutino.amputan-
tur tempore, quum arbor optime adfcendi poteft :
Meridiano enim tempore fpinæ funtfirmiores,& acu-
tius pungunt, hineque -incolæ dicunt, fpinas matuti-
no ddrmire tempore, h. e. plane caulibus accumbe-
i e , per diem autem elevantur: fi arbores autem ni*
mis excelfæ ac periculofæ adfcendentibus fint, ex-
ciduntur , ut memoratum tenerum. cornu ampu-
tetur; atque hæC juniora folia primum in aqua mace-
rantur, firmo extradlo nervo, tum ea explicant, &
inferiorem radunt partem , quæ herbaCéa eft , uti
quoque Sagus folia eum in finem ab utraque. abra-
duntur parte, tumque tenuis remanet pellicula, quæ
fuprema folii pars ç f t , quamque unguibus vel acuta
Fambofa in tenüïa a'c fubtilia nörunt findere fila, ex
quibus varia veftimentörum texunt genera Utte Ut-
tes vocata, quæ tam foeminis quam viris inferviuht;
fila autem hæc prius colorantur fuceis quibusdam
plantarum, ut varii coloris veftes haberent, atque
coloratæ durabiliores funt. Quidam etiam hifce mi-
- feent recentiaSagus folia, Saleyt didta, alii autem Gos-
fypii filamenta, ut præftàntiores ac molliores effent
veftes, quæque durabiliores habentur iis, quasülias-
fenfes folummodo ex Sagus foliis conficiunt.
Arbor Wanga, quae in Celebes plaga orientali crefcit
in regiohe Tambocco Circa ferri rodinas longe in
montibus, quaeque excelfior ac craffior eft Calappo*
eadem eft ac Sagus Filaris, apud incolas vero nullo
in ufu eft adebntexendas veftes,excepto quod fila confu-
toria inde forment, atque etiam ex ejus duro ligno
fpathas, quibus terrain effodiunt: Ex fpongiofa vero
ramorum fubftantia tubercula formant, quae fclopis
ejedtoriis inponunt, ut tela commodo ejicere poffint.
BiJJula quoque arbor eft fimilis ufus, fed qua?, aliam
habet formam,'& Silveftri Lontaro fimilis eft , ejus
truncus duas tresvc ulnas altus e ft, vix tam craffus,
ac junior Pinanga arbor, & quoque cortice glabro
gaudens, in annulos feu articulos itidem divifus * fu-
perne, viridis quoque vel herbaceus, foliaque optime
referunt ilia Lontari Silveftris, qua? radiata quoque
funt-, fed tenuiora, ramorumque margines paululum
dentati vel ferrati funt. -Frudtus ejus ex ramofis progerminant
racemiSjSilveftremque a?mulanturPinangam,qui
globuli ferrei habent magnitudinem, fed magis acumi-
natifunt, ejusdemque coloris, acmaturifonituinedunt.
Locus. Crefcit ha?c arbor in Celebe in montibus' ac
in regione Lubo.
Nomen. Malaice &Maccafiarice dicitur Bijfula, & in
Lubo Metsje.
Ufus. Incola? didtarum regioqum recens iumunt fo lium,
aparte herbacea abraaunt,&exficcationi expo-
bruik) in 't Maïeyts mag men hem noemen Sagu Rottang,
wegens de gelykenijfe van zyn jonge ftruik met bet Rottang-
gewas, andere noemen hem Sagu Oetan, na’t Amboinfche
.Lapia abbal, dog de gebruikelykfte naam by de Ceram-
mers is Hakur, op ooft Ceram, in 't diftrift van Binau-
w e r , ■ biet by W e iil, in de Xulaefe Eylanden Kabuho ,
en in de Uliaffers Bulillo.
Plaats: hy waft in Amboina'niet, maar alleen op groot
Ceram, en dat meeft in bet diftrieb van Tanuno, wanneer
nunt, dein in aqua illud macerant calida, & denuo
abradunt, tumque interiorem cuticularnffindunt in tam
fubtilia fila, quam ipfislubet:Ex his autem fills conte-
xunt tunicas, aliaque veftimenta, fivefola ,five Gos-
fypii filamentis mixta; fi vero tunicas pluviales, Bddju
iorro didtas, ex iis conficere v elint, filamenta ex Coal
vel Lontaro Silveftri hifce mifeeri debent, ut firma
fint, color are.'quoque norunt variis colorum generi-
bus', fi vero alba cupiant, tam tenuia findunt, aefi eflent
capilli, tutnque tam tenuia ac glabra veftimenta ihde.
men aldaar, om nieitwe thuinen te maaken, de ruigte
afbrant, en de voornoemde korls daar op komen te vallen:
aari. Cerams. zuid-zyde in bet diftridt van Binauwer vint
menze mede, alsmede eenige weinige boomen in Duliaflefs,
in 't diftrifl van Itawacha, als mede in de Xulafe Eylanden
, en vnsgelyks op Bouroos noort-ooft boek Bel.
Gebruik: men heeft geen zonderling gebruik van-dezen
'boom, als dat men uit de jonge bladeren een zekere fyne
draat maakt, waar van de Cerammers bare kleetjes wee-
ven;. en hier toe moet men nemen de jonge bladeren uit de
fcbeüt of hoorn,- eer zig detelve Opent, en die men ook
’s ogtens- affnyt, wanneer den boom beft te beklimmen is:
want na 4e middag zyn de dooretis ftyver, en fteeken zeer,
en daarom zeggen de inlanders,.dat de doorens’sogtens nog
ftapejv, dat is plat tegens den fteel danleggen, maar over
dag ftaanze uitgeftrekt: zoo nu de boomen evenwel te hoog
en_ periculeus zyn, dan werdenze omgekdpt, om de voornoemde
jonge, hoorn daar af té krygen :■ en deze bladeren
leggenze voor eerft een poos in beet water, al voorens de
ftyve zenuwe daar uitgenomen hebbende, als dan breyden-
ze die u it, en febraapenze aan de onderfte zyde, alwaar
zy knftt-agtig zyn, gelyk men. ook de Sagu-bladeren tot
dien einde te wederzyden zoodanig febraapi, en dan
blyft een dien vliesken over, zynde alhier de bovenfte zyde
des blats, en het welk zy met bun nagels of fcberpe Bamboesj
es tot dunne en fubtile draden weten te fplyten, mids-
gaders daar van ver febeide kleetjes teweeven, als die voor
bare vrouwen. (Utte Uttes genaamt) en insgelyks de
mans rokken, dbg alvoofens verwen zy die draaden met
eenige zappen van planten, op dat de kleetjes van verfebei-
de koleuren zouden wezen: en die ook dus geverwt dura-
belder zyn: zommige mengen ook daar onder de jonge-blader
en, en andere weder Cattóène gaarèn, om de kleetjes
daar door aan’zienlyker en gedweeger te maaken , en die
men dan ook'durabelder agt, dan die in de Uliaffers alleen
uit Sagu-bladeren werden gemaakt.
Den boom Wanga, óp Celebes ooft-zyde groeyende in
't diftrift van Tambocco, en omtrent'dè yzer-Mynen ver
in bet gebergte, en zynde booger ,ên ook dikker dan een Ca-
lappus- boom, is dezelffte met Sagüs Filaris, ■ dóg by de inlanders
in geen gebruik tot bet weeven van kleetjes, behalven
datze Weinig naay-gaarn daar van maaken , eti ook
uit deszelfs harde bout kleine handtfebopjes, om.de aarde
mede te jpitten: maar uit de fponfieufèfubftantie van de
takken madkenze- de ftaarten of proppen van defpatten, om
de fpat-roèrs uit of op ie vullen, en alzoo de pyltfes be-
quamelyk-Uitgeblazen te konnen wérden. .
- Biflula is mede een boom van zoodanig of diergelyk gebruik
, dog een ander fatzoen hébbende, en den wilden
Lontar naaft komende: de ftarn is twee a drie vademen
boog, pas zoo dik als een jonge Pinang-haom, en insgelyks
zoo effen van feborffe, als mede in leeden verdeelt, aan
bet bovenfte ook groen of grasagtig, en de bladeren gëly-
ken beel wel die van de wilde Lontar, als 'zynde mede
gefternt, dog dunder, en de takken dan de randen een wei*
nig gekartelt, of als gezaagt: de vrugten komen uit getakte
troffen voort , , en gelyken naa. de wilde Pinang, hebbendé
de groote van een kogel, dog wat toegefpift, van
dezelffte koleur, en rammelen ook , als zy ryp zyn.
Plaats: by waft op Celebes in het gebergte, en in
't land Lubo.
Naam: -op Maleyts en Macaffers Met by Biflula, en
op Lubo Metsje.
Gebruik: de inwoondersvan de voornoemdeplaatzen nee-
men bet verfebe blad, febrapenhet aan de eene zyde, daar
bet kruitagtig is , en leggen bet zoo om te droogen, daar
naa weekenze bet in warm water, en febrapen het nog-
maal, enbet binnenfte velleken fplyténze dan in zulke Jm-
tiele draden , alsze begeerenden uit deze draden of ditgaa-
ren wevenze'baar rokken en verjeheide kleeden, het zy alleen,
of met Cattoene gaaren gemengt; maar alsze de re-
gèn-rokjes, Badju torro genaamt, daarvan willen maaken,
zoo moetenze bet gaaren van Co al of Lbntarus Silvè-
ftris daar onder mengen, om de ftyvigbeid te bebben, zy
weten bet'ook te verwen met alderbande koleuren, maar