558 H E R B A R I I A M B O I N E N S I S Liber l\\. ca p .X X m .
arbores ica luxuriofæ & ar&e fibi junéfcæ adftant, ut
litus illud præruptum v ix perambulari vel ligna diftin-
gui poflînt, quam diu non fine decorticata. Tota
Boeræ Borealis pars hoc quoque ligno repjeta e ft,
fed maxime fpecie cinerea, quæ magis in ipfa cædi-
tùf regione, licet nigra etiam reperiatur in iaxofa Lif-
fatetto ora. In magna Amboinapropepromontorium
Lienæ, ac in ipfi vicina infula Puloana'plurima hujus
ligni elegantia & longa reperiuntur frufta juxta litus
projefta-, . . . . c : .. •. '
Ufas. Ex réélis hujus arboris truncis primo qepu-.
ratis ab externo & inutifi ligno, vel ex nigris frûftis,
quæ depurata in litore inveniuntur, ineolæ formant
portes ædium & cafarum fuamm, hoc enim lignum,
licet leve & fungofum apparent, quam maxime tarnen
durabile e ft, & refiftit pluviis, ventis,ac terræ,nec
multum rimas agit, licet nudo exponatur ccelo, fie
quoque hi portes incorrupti nudique :terræ infixi reperiuntur
hinc inde in Ceramæ montibus, ubi ædes
ante multos, jam annos deftruétæ fuere.
Quidam harum incolarum indigena ridicule mihi nar-
rabat modo, affirmabatque fefe in Keya taies vidiffe.pof-
tes, qui a mundi initio ibi - fteterant : Putabat forte
ab illo tempore, ex quo file locus habitatus fuit ,
Malaien fes enim aliquando initium inhabitationis cer-
ti loci-initium mundi vocant. .
, In Cèrama faltçm taies portes oftendi poflimt tali-
bus in locis, in quibus a centum annis nullæ ædes
exftruétæfuere, uti inter alia inTanuru, quæ magnæ
Ceramæ. ora eft ad Argeftem fita. Nigra-quoque &
ftriata .fila frufta hodie quam maxime adhibentur &
expetuntur ab aftulariis, tornionibus, & capfulariis,
elégahtes enim ex iis cancelli, pedes, & portes fedis,
cumlium, feamnorumque fedilium , atque ex latifiî-
mis fruftis menfulæ, allulæ, capfulæ, aefimilia ope-
ra formari poffunt: Nunc autem tam lati hujus ligni
occurrunt alleres, très nempe pedes la ti, ut ex iis
inéentes ciftæ & menfæ fabncari poffint. Exvulgan
ac détérioré ligno variæ fclopetorum fiftulæ ac canales
parantur, quem in finem Societas Indica magnam hujus
Fi^ni quantitatem ex Boero petit, quum enim fit lignum
leve., & maxime durabile, optimum & aptum hifee ope-
libus cenietur. & comperitur.
Si hoc lignum fit. perdolatum, in initio nullum exhibée
fplendorem, fi vero ficcum fit, & polia.tur frice-
turque elegantem adquirit colorem fpadiceum , tunique
ftriæ feù.flammæ iftæ în confpeétum vemuntj
livnum quoque quo magis ad oras feu extremum vergat,
eo nigrius elegantiufque ftriatum eft. „ - . ,
In Europa fine dubio maxime expeteretur a fcrim-
ariis; fi ibi nôtum effet, ac deferretur. Ex optimis
ejus frurtis formatas vidi vaginas telorum Kriffen di-
élorum, nullo.argento obduftas, ut eo melius ftriæ
ac flammæ iftæ fefe- offerrent, gratoque fuo odore
nafùm tecréarent. H H |
NB. -In tranfitu adnotandum eft, nosBelgicevoca-
fe gevlamd in lignis, radicibus, lapidibus, fimihbufque,
quod Latinï Undulatum & Undatum crifpum dicunt,
venarum autem flexus, ipfis Vortices & Gyn vocan-
. L icet autem hujus ligni odorprsfertim carbonibus
inpofiti, dulcis fit & inftarMofchi , fed gravis fimul,
Amboinenfes tamen hunc fugiunt tanquam pernicio-
fum & nocivum adftantibms', quum hos reddat debiles
& inertes, quale & lignum habetur. H anc calum-
niam ipfi adtulit iEthiopum flamen Hitoenfis,quiforte
forrnna fuum coqueret cibum ia fo co . ex hoqligno
conftrufto, ac br’evi pbft cum fociis fuis abdominis
dolorem fentiebat, quern hujus lignf furao adfenbe-
bat quum -autem maxime peritus effet ac optime no-
viffet'cunfia lignorum & afferum genera, jpfi majo-
rem adhibuere fidem: Vidi porroeundemiftumflami-
nem aliofque indigenos Rhizotomos nigemmaaepm-
guiflima hujus iigni frufta csdentes, qus ad radicem
vel in inferiore trunci parte eminebant, in crelcen-
tibus adhuc-arboribus, antea' autem verba quasdam
confufurrabant, parvumque deponebant donum num-
tni cuprei vel fericeorum filorum, quod ipfis mons
e ft , fi medicamentofas effodiant radices, ut quail
baturse dohis gratos fefe teftentur. H$c ftufta eun-
dem fere in ufum adhibent ac pracedentis , ad cercam
feilieet Oepas fpeciem, qu«e ipfis nigra dicitur, ac
ze en de voorige boomen zo weeidrig en digt tegens mal•
kanderen ftaan, dat men dienßylenftrandqualykbewan-
delen, nog de bouten onderfebeiden kan, zo lang zy niet
gefcbilt zyn. De gebeele Noort-zyde van Boero isookvol
van dit bout, doch meefi van 't graauvoe geflagt , bet
.welk wat Landwaart in gekapt werd, hoewel 't/warte
ook te vinden is op den ßeenigen boek Lijfatetto. Op
groot Amboina by den boek van Lien, en bet daar by gelegene
Eilandeken Puloanan, vind men veel Jcboone en
lange fiukken langs den firand opge/meeten.
Gebruik; Uit de regte fiammen eerft van 't buitenfte
/pint'gebeel en al gezuivert, of uit de /warte fiukken,
die men al gezuivert op' den firand vind, maken de ïn-
womdersfiylen tot bare buizen en butjes, want dit bout,
hoewel 't ligt en voos fchynt, is nogtans ongemeen clura-
bel, zo tegen regen, wind, als aarde, ook niet of weinig
fcbeiitende , al fiaat bet onder den blooten Hemel, zo vind
men deze fiy len onbedorven, en bloot in de aarde ftaan
bier en daar op 't Ceramzegebergte, daar de Negoryen
al voor lange jaren uitgeroeit zyn.
Zekere Inlander zeide. -belaggelyk tot my, en hielt
ook ftaande, dat by op Key diergelyke ftylen gezien hadden,
die van ’t'begin dos werelds aldaar geftaan hadden:
Hy wilde mijfebien zeggen van dien tyd a f, dat die plaat?
bewoont is geweefi, want de/Maleyers noemen zomtyd?
bet begin van de bewqoning eenes Lands bet begin de?
weereïdt.
Immers zy können op Cer am ftylen tomen op zodanige
pbatzen, daar in de naafte hondert jaren geen Negoryen
nog buizen geftaan hebben: als onder anderen op fanurn
den Noord-Weft boek van groot. Ceram. Qok werden de
/warte en gevlamdeftukken bedensdaags zeer Veelgebruikt,
en nog dagèlyks meer gezugc van de bierlandze kiftema-
kers, draayers, en lademakers, want mrnkan 'er inzonderheid
feboone tralieii, voeten , en ftyltjes. van hebben
tot ftoelen, bedfteedeni en zitbanken; Uit. de breedtfte
fiukken gebeele bladen tot tafeltjes^ ;kifien, kleine doosje
s , en diergelyke werke?i. En nu werden 'er alzo breeh
de planken gevonden, derdehalve fen ?drif voeten breed, ■
dat mengrpote kiften en tafekdaar van-mken kan: uit
'tjlegtfie aldefbande laden tot Mufquetten en roers ,wawr
toe de E. Compagnie, jaarlyks een groote qüantiteit van
Boero ontbied: want om dat bet een ligt, en niet te min
durabel bout is, werd bet inzonderheid daar toeJ>equdam
bevonden.
- In 't eerfte opgefebaaft, vertornt dit bout geen glans
nog gedaante, maar droog geboend en gepolyft, werd bef
eerft mooi bruin, en vertoonen baar de vlammen, en boe
meer het aan de kanten geftaan beeft, boe fwarter en
mooyer geadert dat bet is.
Het zoude in Europa buiten twyffel welgetrokkenzyn,
indien 't de febrynwerkers bekent was, en uitgevoert
wier de. Uit de befte/tukken bebfk ook gezien kris-febe-
fden gemanktmet geen zilvere: bf • goude blikken overtoo- en, op datze de vlammen te beter zouden toonen, en met
arjn zoeten reuk van binnen aangenaam zyn.
. NB. In paffant aantemerken, dat wy in 't Duits gevlamd
noemen aan bouten, wortelen-,- fteenen &c. bet
gene de Latynen Undulatum ew undatum crifpum noemen,
maar draayingen van aderen, ’i geene zy Vorti-
ces en -Gyros noemen. x.
Hoewel den reuk van dit Bert, inzonderheid opkooien,
zoet en Mufcusacbtig, doch geil i s , werd by echter van
de Amboineezen gefebuwt, dewelke bem voor de omftaan-
ders febadelyk houden-, als makende, dezelve fiap en krag
teloor, gelyk bet bout zelve is. In dit quaad geroep beeft
bem een Moorfche Paap van Hitoe gebragt, die by geval
zyne koft met dit bout kookte, -en kort daar op met zyne
maats eenige buikpyngevoelde. bet welk by den rookvan
dit bont toefcbreef, '’en dewyl by een byzonder. kenner
van planten was, beeft men hem te meer geloofgegeeven.
Vootts beb ik gezien, dat dien zelven Paap, en aridere
Inlandfcbe Wortelgravers de fwartfte en vetfte fiukken
van dit bout af kapten, dewelke aan de wortelen of onder-
ften ftam bloot uitftaak-en aan nog groeyende boomen, dog
alvoorens eenige woorden prevelende, en een klein ge-
ftbenk van een kooperen pemink of eenige zyde draaien
by den wortel leggende, bet welk by bun lieden een gemeen
gebruik is , alsze eenige medicarnenteufe wortelen
uitgraven , om quanswys de nature voor bare gaven dankbaar
te zyn: Deze fiukken gebruiken zy bykans tot bet
zelffte einde, als 't voorige, te weten tot een Jlag van
Oepas, ’t welk zy bet fwarte noemen, en daar door ge-
meent-
M tiÉM ÈM M i
'P * ? .* * } !
0hi J|É|