f t à II E R B A R 11 A M B O î
fefficaciora erant aliis, quædam etiam nullum præfta-
bant effeQum j uti hic ilia ordine füo enarrabimus.
Primo itaque occurrit Radix Toxicaria, noftratibus
SpoP-wortel diétà, quæ certa Allii marini, feu Moly
Indici infra libr. i l . defcripti fpecies e ft, cujus radices
albæ maflicantur, illarumque déglutitur fuccus,
cæteraque pars vulneri applicatur, unde vehemens
fuboritur & excitatur. vomitus $ quo Venenum ex-
pellitur, fi vero non flatim fubfequatur vomitus, uti
læpe fit, major afiumerida éft ddfis, Hoc enim venenum
non nifi vehementi fuperaturvomitü.
Secundo ’, ut ..ingens exftmguahîr æftus, vulneri
inftillandus eft fuccus fponte exftillans ex Melope-
pone , ejusque porti une ula comedenda eft, hic eftim
fruftus peculiarem poflîdet virtutem cohibendi atrocis
hujus veneni grafîantem diffufionem.
. T e r tio , cortex Varingæ latifoliæ inafticatus, vel
contritus vulneri âpplicandus eft;
Quarto, cortex albi Sayor Bayang feu Bliti de fti-
pite rafus iijponendus eft vulneri:
Quinto, Tenues ruffæ fibræ feu minores radices
angùftifpliæ Varingæ contritæ, partim propinatæ, par-
tim applicandæ.
, Sexto, Petioli & radices Amariæ Indicaz feu Parari
contritæ & inpofitæ; ... . t
•. Septimo, Radices Cajoe Radja, de ejiiibiis præce-
denti capite fuit adum.
O fta vo , Çertiflimum antidotum 5 qüod Macaflaren-
fes nobis haóténüs ceîârunt, eft ladtefcens arbor Poele-,
ipfis Rite ditta, cujus petioli foliorum eliguntür, qui
parum acuminantur, ipfisque alligatur filum, horum
acumina vulneri inponuntur hifee telis inflidto, fponte
illud pénétrât, atque omne exfugit venenum ; Filum
autem ipfis alligatur, ut itèrum extrahi pofiint.
Nono. Simili quoque modo applicantur pàrva frufta
marinorum telorum Macafiarenlipus Pana-Docki didto-
rum,’quæ. uti antecedens remedium, filo alligantur,
ipfum intrant vulnus j ac virus exfugunt.-
Àrbor Poele tantum cum hoc verieno exercèt odium-
& antipatiam,ut,fi ejus ramulus vel folium huic fup-
ponatur,vel in camera fufpendatur, in qua hoc venenum
afiervatur, illud ita enérvet, ut viribus penitus
deftitutum fit. . ' , .
Æger autem, vel yuînèratus ante omniafibi cavèat
a Lompoejangut nihil hujus iri potu vèl cibo aflii-
mat, præfertim omnibus arinis ifto tempore,-quo vul-
nerabatur, compertum eiîim eft fæpius,• hoc venenum
ifto tempore quafi rpviyifc.ere , fuasque iterum exer-
cere vires, unde de fæpius faftum fu it, quosdam hommes
fecurido vel tertio demum anno ex hoc vene-
no mortuos fuifle,üti illud obfervavimus in Germano
jquodam fubpræfeâo, qui anno 1654 ante Laalam in
Cerama in pedtore vulnerabatur per taie telum j a
uo curatus quidém fu it, fed tertio dein anno in eo-
em pedtoris loco ardorem experiebatur, quem,febris
àrdens fubfequébatur, unde &, mortuus fuit : Vulne-
fati infuper quam maxime fibi caveant per binos
tresve menfes a feminarum concubitu, fique.ulterius
exploraretur , & ab omnibus etiam forte potibus'
fanguinem ealefacientibus vel inflammaritibus.1
Finis Libri Tertii, & Tomi Secündi,
M E N S I S Liber III. cap. X L V 1.
bolpen, gelyk 1vyze bier na malkander jiellen zullen.
Eerfielyk, Is de Radix Toxicaria, by.de onze Spat*
Wortel genaamt, zynde een Jlrig Zee-Ajuin of Moly In-
dicum, bier onder lib. 11. bej'cbreeven, welkers witte
wortelen men kaauwt, bet zap in/welgt, en de rejl op
de quetfmre legt: dit verwekt mede een geweldig braa-
ken, en dryft daar door bét venyé u itm a a r al} men met
terftond braakt, gelyk zomtyds gèfcbied , moet men 'at
meer inheemen, want zonder fterk braakèn kan 'men dit
venyn niet overwinnen.
Ten tweeden, om den grooten brand te bluffen, zal men
in de quetfuur druipen bet zap van zelfs uit een water-
Limöen hopende-, en ook wat daar van eeten, welke vrucht
een zonderlyke kragt beeft bet woéden van dit venyn ie
ftutteji.
Ten derden, defcborjfe van de breéd-blqdige Varinga
gekaauwt, ofgevjeeven, en op de quetfure geïegt.
.Ten vierden, De feborffè van witte Sayor Bayang,
of Blitum van den Jlam afgèfcbrapt, en opgelegt'.
Ten vyfden, de dunne roffe draden of mine wortelen
van de kleinbladige .Varinga gevreeven , ten deele gedronken,
en ten deele van buiten opgelegt.
Ten zesdende Jleelen en. wortelen van Amaria Indï-
c a , of Parari gevreven, ,en opgelegt.
Ten zevenden, de wortelen van Cajoè Radja, waar
van ziet bet vóórgaande Kapittel.
. Ten acbtjien, bet zekerjie tegéngift, 't welk ons de
Macajfaren iot nóg toe hebben verborgen gehouden, is dén
melkgevende boom Pbele., by baar lieden Rité gerjaamt j
waar van zy dé Jleelen der bladeren neemen, makenze een
weinig/pits, en binden een draat daar om: Defpitze
boud men op de wonde van/patten gemaakt, ‘zo trekt hei
van zelfs daar in , en zuigt al bet gif t daar uit. fféi
draat je moei daarom gebonden zyn, dat men 't daar weder
uittrekken kan.
Ten negenden, op dezelfde nidnï’èr doet mén öokmet de
kleine fbukjés van Zeepylen op Macajfar Pana-Docki ge-
nadmtdie .als bet. voorgaande met een draatje gebonden*
daar in kruipen, en bet gift uitzuigen.
De boom Poele beeft een zulke vyandftbdf met dit gift,
dat zo men een taksken of blad daar ondér boud , óf ïneiri
kamer hangt, daar dit gift in is , bet zelvegant/ebkrag-
teloos werd:
Den patiënt móet zig voor al 'wagtéri bét rüihjle van
Lampoejahg, betzyinkoft, of drank te nuttigen, inzonderheid
alle jaren omtrent die tyd , dat by gequetjl.
wierde, want men beeft dikwils bemerkt, dat dit gift
omtrent die tyd op bet nitsuw zig roert} en daardoor komt
bet,dat zommigeperzoonen in ’t tweede of derde jqar dan
dit vergift eerjl overlydÈn, gelyk wy gezien hébben in
een Duitfcbe Luitenant, dié Anno 1654. voor Laala op
Ceram in de borfl gefpat wierde , daar van by wel genas,
maar drie jaren daar naar op dezelfde plaats wederom een
brand gevoélde , zo dotter een brandigè koortze toejloeg,
waar aan by Jlierf. Zo wet den ook de gefpatte op ’l
boogfle aanbevoolen, datze baar in twee a drie maanden
onthouden van converfatie met vrouwen,, en zomen
't nader onderzogte,, miJJcbieji van alle zódanige dranken,
die bet bloei merkelyk Verhitten.
Einde van ’t dér de Boek, en tweede DeeL