1 Boek X L ll Heofdji. A M B O I N S C H E K R V Y D B O E IC 143
Winnen, L'atiüe Gujüvus agrefUs* Màlaice Qtfmto Utah, Naam. In H Latyn CujaVüs agreftis, in *t Mtdeyts
hæcquev'era Lufitanorum eft Gwa;'a,z)o,quæcocamoccu- Cujavo Utan, en dit is -de regte Guajavo der Cafiilia-
nat Indiam Occidentalem. Apud Amboinenfes vero “a- nen, waar van 'gantfcb Wefi-Indien vol is, hebbende by
liofque indigenas' nuilum aliud proprium gerit nomen, de Amboneezen en andere Inlanders gèen eygen naarn.
1 Locus. Quod d® domeftiea diétum fu it , de hac quo- - Plaats. Het zelve dat van de tamme is gezegt, moet
e jntelhgendum eft,quod nempefit arbor'exotica, mede van de wilde werden ver{laan, namentlyk; dat men
ouomodo-autemhafcein terras fueritdelata,nullus indi- ze voor een uytlandifch gewas houd; doch boe zy in deze
care poteft'j quamvis Amboinenfes putent, perhibeant- Eylanden overgebragt zyn, dat kan niemant weten nog-
nue aPorcugallisfuifretranflatam,quumnufqüam&per zekerlyk zeggen: Hoewel de Amboineefen meenen en voor-
totam infulam nullibicopiofior fit nifi circa caftellum geven,dat het zoude zyngefcbied door de Portugeefen;na-
Viétoriam , ubï illa prïmeftim natio fedes fuàs fijcit, dien men zé op-',- en door het geheele EyUndt nergens over-
fic quoque Amboinenfes dicunt ; primam feu domefti- • vloediger vind dan omtrent bet Cafieeï Victoria, daar de-
cam fpeciem ab; Hollandis Batavia fuifle. tranfpor- zelve Natie gewoont heef t , en Zoo zeggen de gem: Am-
tatanv: Silveftris hæc latius propagatur domefti- • boinefén ook, dat de eerjle of tamme zoorte door de Holes,
invenitur enim inlocis',inquibus domeftiea nun- landers van Batavia aldaar was aangebragt : De wilde
quarn obfervata fuit; vel quosnunquamEuropæiinhabi- verfpreid zig ook veel verder dan de tarnde, want men
* tarant uti inter alia in media Maçaffaræ règione ad vindze op pldatzen, daar de tamme rlooyt en is geweefi,
nartem Bogicanv, ubi Baliada vóeatur, ac penitus fil- nog ooyt' éèriig Europiaaii gewoont heeft, gelyk onder anveftris
eft-' fed fruótus ibi non editur...................... deren midden óp 'i land vm Macajfar, na de Boegifcbe
, ' . ,l, r-yde toe, alwaar ze Baliade werd genaamt, en geheel in
’t wilde groeit, dog niet gegeeten wert.
Ufus. - Frudtus hic a- plebe f tantum. comeditur-öru- Gebruyk. Deze Vrugt wert alleen maar van ’t Jlegte
dus' néc magni æftimatur, raro etiam èft matiiras, of geméne volk raauw gegeten, en in gantfcb geen waar-
quum aves afiaque ànimalià illum niriris expetant, ac de gehouden, ook vind men ze zelden ryp, omdat bet gesmi
tam fæpe amputentur. Hi enim digitum crafli dierte en gevogelte daar te greetig na zyn, en de takken
multam adhibentur ad fepes exftruendas, ubi radices , ook zoo dikwils afgehapt werden: Want deze Stokken',een
quoque agunt ac facilÜme.progerminant, b.onumque .duym dik zynde, werden veel gebruykt om kleine paggets
præbent foco lignum, optimofque carbones ; quem in- en baagen van te maaken, daar ze haar dan ook wortelen
finem lignum apud Sinenfes magno in üfu eft: Ex fo- en zeer ligt opfehieten; gevende-mede goed brandhout, als
liis multa quoque formantur fomenta ac balneafudo- ■ mede een vajie koole, en tot welken-eynde bet bout. by de
ris additis & codtis cum feliis Lagondi, Limonum, Sineefen zeer veel in gebruyhis: Uyt de bladeren maakt
Sombong.Âc.. Tumque Leucophlegmatiqis artubus' fo- men ook. verfebeyde Jtovmgen en zweetbaden, ie weten,
vendis àpta habentur, &.ad.dolores mitigandos: Uti gemengt en gekookt met de bladeren van Lagondi, Limoe-
quoque hæc folia coritrita, & Emplaftriforma adhiben- nen, Sombong, &c. En dan werden ze bekwaam geacht
tur ad;induratop tumores maturandos- vel diffipandos. om alle zugtige heden medr'te ftoven, -ten de pynen te Jlillen:
Gelyk mede" dezelve bladêréii gewreeven, ' en pleyf-
ters-gewys gebruykt wordende, de harde gefwetten of doen
rypen, of vèrdwynén.
Quod Silveftris hæc Oujavus una eademque fit cum Dat nu deze wilde Cujavo een en dezelfde is met de A-
AmericanaGuajavo, ex variislndiçàr,ümjrerum fcriptö- mericaanfcbe Guajavos, kan men ligt bemerkeiïüyfvét-
ribus facile cognoïci poteft, 'quorum uniernn tantum febeide Scbryvers der WeJl-IndiftÏÏè' dingeti , doèb waar
citabimus,ut,optimum&maximafifte.drgnumteftem:ö- ,van w.y niaar eenen, zullen qanbaalen,, dis.zynde de'bejle
aûârem, Jöfepbumnempe Acejlam,. qui bijtor. natur. ' eii geloof Waardigfie oög-getüyge f namentlyk Jdfephus'a
libr. 4. cap. 24. Sequentia fcribit : * Colta, dewelke, hiftor. mor. & hatür. lib. 4. cap.
24. daarvan aldus gefchi^venrheefti
,, Gujavti? ahà'eft itrb ö r , 'qace 'plerumqtrè viles De Gtfjavbs éyn drtderi Btfbmetir} welke gemeénlyk fno-
„ ac inmaturos dat fruótus ,.duris repletos ofiicujis, ma- de vrugten voortbrengen, vol barde korrels en van degroot-
„ gnitudihe parvi’ po'mi j in tei-fa Cóntinènti æque ap té als kleine appelen i zy is óp hét vhjlé land1 als ook dp de
s, in infulis eft arbor mali nominis, dreunt enim Simi- eylanden een Boom en Vrugt, dié eewqmde f dam'beeft x
„ ces olere, fapor quoque rngratU? e ft, neefalubfis: Want men wil zeggen-, datzénaar tVantliiyzènJlinken,,
„ In St. Domingo aliisque infulis toti lunt. Gmjqvh [ ook zoo is de fmdak niet Uefelyk, en iii 'effedt niet gezont :
3, qccupati montes : Confarmaturque taies non reportas In St. Domingo, ende de Eylanden heeft men geb'eelè ber-
33 fuifle arbores, > quum Hifpani primum' illaS' occu- gen vól .-Guajayós -J Daar wert verzekeriy dat ^er zoo-
3, parent, fed- ibi , nefcio umde, tranflatasv maxime- danige Boomen [niet en waren als ’er de Spanjaarts eerjl
„ que.mulcipheatas fuifley nullum enim eft animal, - in kwamen., dan datze daar (ik .en. weet niet van
33 quod oflicula hæc digerere poteft, quumque 'in waarf- gebracht , en zoo ontallyk vermenigvuldigt
3, terrain ■ decumbunt humidàm calidamque, propul- zyn, want daar is geen gedierte, dat die korrels verdoen of
33 klant, dicuntque, hinc adeo fuifle multiplicatas vernielen kan, en als dezelve bun met bet aardryk3’twelk
3, has.arbor es; InPeruhna regionè hïecarbdr aliosdat vochtig en beet is, komen te vermengen, zoo febietenze
,3 fruftiis I non enim ibi rubent, fed albent, 'nee in- uyt, en willen zy zeggen, dat by daar door zoo vermeer-
,, gratüm fpirant odörem, horumquè fapor eft grà- dert zoude wezen, als men ziet: In Peru is deze Boom ver-
,, tus, ac quædam funt Giiajavæ fpeçies, quæ fru- febeiden, want de vrugt daar vanen is niet root, maar wit,
„ ttus gerant æque bonos ac Hifpaniæ, illæ nempe, beeft ookgantfeb geen quade reuk, is. goet van fmaak, en
s, quæ Guajavos de Matos vocantur; Alii parvi Cu- daar zyn zonmige zoorten- van Guajavos, die bet Fruyt zoo
,3 javelli funt fruftus bonæ digeftionis, ventriculoque goet hebben, als de-bèfle Vrugten van Spangien.,nament-
3, falubres, funt enim duri ac frigidi. ' . . lyk die geene, die Guajayès de Matos genaamt werden:
Andere kleine witte GuSi]évï[\en is een Vrugt van beter
digeflie ewvèrteeringè', en gezond voor de mage, want zy
is hart én kout , óm te verieeren.
De eodem quoque fruttu fcribit Janus de Laat in Oc- Van dezelfde..Vrugt Jcbryft ook Jan de Laat in zyn
cidentalis Indiæ deferrptione libr. 1. cap. 1. Ubi inter alia1 Wejl-Indien-, Ub.. 1. cap. 1. alwaar by onder anderen
dicit, Cujavum in infulaPorto-Rico efle dumetum ac de- zegt, dat de Guajavos op ’t Eylandt Porto- Rico een fnoot
fertum, incolafque fæpius hinc armentis deftitui, quum kreupelbofcb en wildernijfe maakt, dat de Inwoonders baar
Silyeftrem ibi induant naturam : E t , uti Acojia fcribit, vee dikwils verliezen, om dat bet daar in verwildert : En
Cujavum apud Americanos non æftimari, noxiumque gelyk nq a Cofta febryft, dat de Guajavos by de Ameri-
ab illis haberi fruQ:um : hujus quoque fententiæ pluri-. canera een kwade faam beeft, en voor een fnoode vrugt ge-
nu harum regionum funt incolæ, qui timent fruftus houden wert, zoo vint men nog van bet zelfde oordeel vee-
ulveftris Cujavi edere, quum ingratum fpirent odo- Ie Inlanders in deze quartieren, dewelke bekommert zyn
rei®> ac fine dubió ipforum parentibus fuerint inco- de Vrugten van de wilde Guajavos te eeten, om datze
gniti : Poteft fieri, aliis in locis ingratos magis elle quam een vieze reuk bebben, en buyten twyffel baar Voorouders
me in Amboina : Noftri faltem lunt fatis.grati eden- onbekent zyn geweefi; Het kan ook wel wezen, datze
dó, fi modo penitus fuerint maturi, fed hi raro repe- op andere plaatzen onlieffelyker zyn dan alhier in Am-
nuntuï., _ &(m, immers de onze zyn redelyk aangenaam om te ee-
Cum-'. ïere, .aBze maar wel ter degen ryp zyn, docb die wer