iigni rafura in Canarii oleo maceretur,& poft aliquot
dies per pannum trajiciatur, oleum præbet gracum ,
in hunc vero finem oleum minimorum Canariorum
eft eligendum, qualia in Banda & Boero crefcunt,
magna enim & vulgaria Canaria oleiim dant ranci-
dum. Eadem hæc rafura faoculis indita, & inter ve-
ftimenta depofita, ipfis gracum conciliât odorem.
E X P L I C A T I O
Tabula Sexageßma Nona,
Qu« ramum exhibet Sampacc/e montana, Ubi Litt. A, comtnt
denotat frugiferwn.
B. Ejus ceUulas, in quibus fernen reconditur.
C. Semen ipfnm.
der en beter manier is, als men het zaagzel van bet hout
in Ccmary-'Oly weekt, en na eenige dagen door een doek
‘perft, zo komt ’er een aangenaam Oly van, doch hier toe
moet men dé Oly van kleine Canaris verkiezen, dierge-
lyken in Banda en op Boero vallen, want de gemeene
groóte Canaris tot Oly gemaakt, rieken wat garftig. Het
zaagzel in linne zakjes gedaan, en tuffchen kliederen ge-
*eg t»'geeft dezelven een aangenomen reuk.
U Y T L E G G I N G
Fan de negen tn deftig ft e Plaat,
Dewelke vertoont een Tak van de Berg-Sampacca Boom!«
Alwaar Lett. A. vertoont deszelfs vruchtdragende knop. •
B. De kamertjes, daar het zaat in beflooten is»
C. Het zaat zelfs.
C A P U T V I G E S I M U M
Q U A R T U M ,
Lingoum : Anxana. Caju Lingoo.
Licet hæc proprie arbor pertineat ad ligna ædifi-
catorià feu tigna, hic tarnen loci inter floriferas,
ob infignes, quos gerit, flores, earn îocare volui,
qui ob gratum odorem famofi* admodum iunt, ejus-
que lignum infuper dignum eft ,u t ob jucundum odorem
inter odoratas numeretur arbores. Hujus très
præcipue obfervavimus fpecies , inter fefe variantes,
quarum prima rubrum, altera album, ac tertia faxati-
le vocatur Lingoum, de binis autem primis lpeciebus
hoc in capite agemus.
Rubrum itaque Lingoum arbor eft altiffima, & fil-
veftris, raro trunco conftans ereéto, plurimum vero
finuofo & craflo, qui ad inferiorem «gus partem am-
planf format bafin ex lacis airs conftanpem , quique
îiipra fæpe in binos tresve dividitur truncos, qui cor-
ticem habent fiflum & quafi laciniatum, aliis parafitis
concretum herbis. Rami glabrum, fiucccJfum, & len-
tum gerunt corticem inftar Salicum: In his ereêtælo-
cantur rachides, in binos ordines alternatim locatæ, in-
que iis folia iimili fita funt modo cum uno inpari ex-
tremo.
Folia hæc funt cordiformia, integra,inferiore parte
rotunda & ampla, fuperius autem acuminata & cito
anguftata, Canute fiftulæ foliis fimillima, fed minora,
très nempe quatuorve pollices longa, binos lata, te:
huibus parallels coftis pertexta, læte viridia, glabra,
elegantemque præbentia adfpeftum.
In vetuftioribus vero arboribus fuperius funt rotun-
.diora, breviora,& firmiora, ex rachidis foliofæ ortu
longi excrefcunt racemi, inque iis plurimi fimul flos-
culi Violæ formam habentes,ex tribus eonftantesmi-
noribus petalis, quorum latifiimum ac fummum ex-
trorfum refleftitur-, bina autem inferiora fibi mutuo
opponuntur inftar alarum, atque decern contegunt
ftamina. antheris flavis omata, arête fibi junfta, crocei
elegantisque coloris,funt autem tenera atquehincru-
gp fä , ci toque marcefcentia, gratum vero ipirantia
odorem, perfeête inftar Leucoji lutei, non autem ita
,durabilis eft hie odor.
Flores hi viridi infident caliculo, eorumque petioli
in ortu geniculati funt, quales & ramorum rachides. Fo-
liorum odor gramineus e ft, figue mariflucentur, mu-
cofa finit. Poft flores iisdem in racemis fruftus excrefcunt
forma tenuium difeorum, magis autem fic-
cum folium quam fruftum references, minores nuni-
moinperiali, uno autem latere prominentem gerunt
angulum, feu brevem apicem , atque prope pedun-
culum una friiêtus ora nnum efformat, mnt autem
inftar cochlearis excavati. Circa oras fruftus hifimpli-
ces funt inftar péllis jin medio autem,duplicati,protubérantes,
certisque venis elevati, ficci,ac duri. In
hoc ventre" feu duplicatura binæ tresve occurrunt cel •
lulæ, in quibus tot locantur oblonga femina gilva,
glabra,& dura,Cucumeris femina æinulancia, quæab
XXIV. H O O F T S T U K
De Lingoa-Boom.
HOeWel dezen boom eigentlyk onder de timmerhouten
behoort gerekent te werden, zo hebben wy echter
hem alhier onder de bloemdragende plaats gegeven
Wegens zyne bloem , dewelke om baare aangename reuk
vermaart is , zynde daar en boven bet hout, wegens zyn
goede reuk, ook waardig onder de welriekende boomehge,-
Jtelt te werden. IVy hebben daar van drie principale zoor-
ten aangemerkt, met eenige kleine veranderingen, te we--
t e n e e r f t heiroode, ten tweede het pelzige, óf witte
ten derde bet fteen-Lingoo, waar van de twee eerfte zoor-
ten in dit Kapittel zulten befchreven werden.
Eerftelyk. Het roode Lingoo is een zeerboogenWmt-
boom, Zelden met een regten, maar meeft bogtigen en dikken
ftam, beneeden een groöten ftoei met breede vlerken makende,
enboven zomtyds zig in twee of drieftammen ver-
deelende, met een gefcheurde en gelapte fchorjfe, en dik-
wils met andere ruigte bewajfeben. De takken hebben een
gladde, zappige, en tayejcbofjfe, gelyk de Willigen: Aan
dezelve f t aan regte ryskens, in twee ryen verwiffelt te-
gens malkanderen, en aan‘dezelve de bladeren in gelyke order
, met een voor uit alleen.
Deze bladeren zyn wat bertformig, dan zonder klove,
maar achter rond, breed, voor en febielyk toegefpiift, die
van Canna Fiftula zeer gelyk, doch kleinder, namentlyk
drie en vier duimen lank, twee breed, metfyne even-
wydige dwersribben, zeer jeugdig-gr oen, glad, en fraai
van aanzien.
Aan de Oude boomen zynze van voor en wat ronder, korter,
enftyver, uit denfebbot der ryskens komen lange troffen
voort, en daar aan blöemkens veele by malkanderen, ge-
fatzoeneert als een Ptole, en uit drie blaadjes gemaakt i
waar van ’t brëëdfte en boveiifte uitwaarts gebogen Jlaat,
en de twee onder f t e f t aan tegens malkander, als twee wangen
, en bedekken tien draatjes met geele nopjes, digt te- fens malkander ftaande, feboon-geef van cóleur, teer, eri
aarom wat rimpelig, en baaftig verjlenzende, zeer zoet
en aangenaam van reuk, regt als de geele Fiolen ofLeu-
.cojum Lüteum, doch zo beftendig met,
Zyftaan in een groen kelkje, en bare fteelen hebben by
baren oorfpronk eenige knietjes, gelyk ook de ryskens aan
de takken. De fmaak der bladeren is grasachtig, en in
’t kauwen wat Jhmerig. Na de bloemen aan deZelfdé
troffen waffeben de vruchten, in de gedaante van dunne
febyven, doch meer een gedroogt blad, dan een vruchtgè-
lykende, wat kleinder als een Ryxdaalder, doch'aan de
■ eene kant bebbenze een uitfteekende boek of korte fpitze,’
en by de fteèl maakt de eene rand een bogtje, en zyn wa>
bol, als een lepeltje. Aan de kanten zynze maar erikelt
als een vel, maar omtrent de midden dubbelt, buikig en
met eenige uithuilende aderen wat rimpelig, droog, enhart.
In dhen buik vind men zaden, vaal, glad, en hard de
zaden van Komcommers gelykendc, doch aan de eene boek
zynze breed, en hebben een navelt j e , als eenboone, daar
3’ bin