tab-bus Iodise plagis crefcentes multo fiant meliores
quam Amboinenles ,-unde & fieri po te ft, quod pluris
æftimentur Tsjqmpadaboe. fja c in régi one autem aliter
fentimus, necpreno ftornacho-eaendi funt, facile
enim corrumpuntur, ac biliofum générant notrimenr
tum: Amboihenfes plerumque præferunt nucleos car-
ni, dum mefiores, five fricati feu tofti iint, ad horum
ventres replendos, qui etiam fâlubres funt & condu-
cuntiis,qui Diarrhæa laborant,filveftris feu albæ Tsjam-
padaboe caro ob fatuum faporem raro comeditur, fed
arbores lise in longos relinquuntur annos ob lignum ædi-
bus ftruendis optimum, quod ferreum maxime æmul’â-
tur lignum tam colore quam foliditate, excepto qubd
non ita fit fufcum, nee in terra tam facile putrefcat
ac aliud ligni genus : Vefpertiliones fummopere expe-
tunt & amant nofce frudtus, quorum nucleo's per fæ-
ces totos emitcunt, atque hine inde de'cidentes in fil-
va facillime quoque progerminant, uti 'quoque fi, cum
fordibus projiciantur : nd hujus Tsjampaiahâs arboris
radices fob terra quædam etiam excrefcunt tubera, quæ
effodiuntur & comeduntur, uti infra fuo loco Lib.
i l . latius id indicabitur : ifi Malabara& Ze.ylana parva
etiam occurrit fpeciès,!quæ foperiori tertiæ fimitis eft
fpeciei, atque ampla quoque gerit & rugofa fo lia , &
craflïïTimum truncum, quern duo v ix homines brachiis
ampletti polfunt ; hujus frudtus eft rotundus magnitu-
dine pugni,immofæpeeft duplo majori, intusreplétus
medulla lutea parvisque nucleis, qui edules quoque funt:
Vetuftiorum truncorum lignum optimum etiam eft ad
ædificandum, unde afierculi elegantes formantur pro
ciftis, quodque ibidem vocatur Angelyquen lignum. Ab
Apodibus feuAvibusParadifiads frudtus hi fummopere
expetuntur in infulisPopoefeis, itauthosfæpius'totos
perforent, atque toto corpore per illos tranfeant,
uti latius id a me explicatur, & Videri poteft in libro
de animalibus Amboinenfibus parte fecunda.
Rumphius in Appendice bcec uddit'.
Hujus- ulterior & amplior deferiptio occurrit in Bort.
Malab.'part. 3. Figur. 32. nomine Ansjeli, ubi vaftis-
fima & celfimma dicitur arbor, quæ crafiltiemfæpe
habet fexdecim pedum, e x qua navigia Mansjous ibi
di&a conficiuntur , quae odfcoginta pedes funt longa,
& novem pedès ampla : Cognovi arborem banc quoque
in java crefcere, inter alias circa Bataviam in fil-
v is , vocaturque Malaice ibi Caju Bandaa, frudtus autem
Boa Bandaa , Portugallice Angelika : Arbor plerumque
tam c r a f la e f t , ut homo v ix brachiis illam
ampledti po filt, folia non multum difierunt a Tsjam-
padabce foliis, excepto qüód ad oras fint integra, nee
profonde. dentata: FruÊlus quoque non funt oblongi,
fed rotundi inftar Socci vel paulo minores, interne
inftar aliorum Tsjampadarum, ejusdemque faporis, lignum
eft intenfe luteum, aptum ædificiis & ciftis.
E X P L I C A T I O
Tabula Trigefimce Frima,
Quæ exhibet flipitem arboris , quæ Saccus arloreus minor a
Rwnpbio, vocacur.
A. Ejus Julum floriferum dénotât.
B. Quomodo fruttus ex ipfo, itideni progerminet.trunco.
C. FruSutn majori forma exprèffüm.,
O B S E R V A T I O.
‘wefterdeelen. van Indien wafjende yzynveel beeter dan ome
Amboinfcbë, ert diefhdlven kan bét wei zyh, datze die meerder
MirOr.Cl. Rumpbium in Appendice juo banc axbbrem xe-
ducere ad Ansjeli H.MalaU., quum eju?,'flores, fruftus, àe^fo-l
liatura quärn' maxime ab ipfa diffêfànt'; qùæ cürii fubfequénti
genere Socco ipfidiëto penitits eônveniunt, unde & meo ju-
dicio Ansjeli ëo përtinet , uti illùd ex figurarum coinpara-
tione quam evidentiffime confiât.
Hæc porro arbür a Paient, in Amboinæ defcript. pag. Î60.
nomine Tsjampadabe arboris defcribitur.
agtèn dan 4e ;Tsjampadaha; immers bierulande is men
van contrary - gevoelen menmdetze evenwel ook met geen
volle maage eeten, voantze bederven zeer ligt, en genex.ee-
ren galagtig voetzel • d’ Ambbineezen hebben doorgaans' de
korrels 'liever, dan bei vlees, dewyle die, 't zy gezooden af
gebradeii, bequamer zyn om baar buik-mede te vullen; zyn-
dè ook gézonp poor ]'die geene, die de buikloop hebben; van de
wildé of witte Tsjampadaha <tvort het vleefch om zyn laffe
/maak weinig gegeten 3 maar men laat. die boomen out worden
wegens het goede timmerhout , dat men daar van héb*
ben kan9,zeefgetykende na bet yzer-bout, zo van coleiir als.
vqfligbeit, bef alpen dat het zo bruin niet' en bejlerft, en
in de adrdè Zo ligt niet en vergaat gelyk ander bout,. De
vleermuizen zyn mede zeer graag en gretig na deze vrug-
ten, waar vanze de korrels doof dén afgank weder 'geheel
laaten vallen, en die dan bier en daar in ’t bojcb' óók ligt
opkomen, gelyk mede. als menze maar in de ruigte werpt:
by de wortelen van dezen Ts]ampa.dd.hd.-boom,'groeyenook.
onder de aarde, zeekere Tübera, óf aart-builen, dewelke
men uitgraaft en eet, gelyk óp bare plaats, Lib. 11. daar
van wat nader zal .gefproken Worden: op Mallabaar en
Ceylon vint men ook een kleene zoorte, die met de bovenftaan-
de derde zoorte'. wel is over. een komende, hebbendemede groo-
te ruige bladeren, en een zeer dikke Jlam , wel van twee
mannén omvaademens, de vrugt is ront,en van grootte als
een 'dubbelde vuijl, van binnen vól geel merg, en kléine korrels
, die,ook eetbaar zyn. Bet bout van de oude ftammen is
mede een kojlelyk timmerhout, uitleverende fcbóone planken
tot kiften , en men noemt bet aldaar Angelyquen-/;o.M|:
van de Paradys-vogels in de Popoeze Eylanden, midsgaders
baare graagte of gretigbeit na deze. vrugtén, én boeze dezelve
zodanig door boor en, datze met bun geheele lyf daar
door beenen fchieten; daar van kan by ’t Amboinfcbë Dier-
boek,parte 2. wat nader gezien en gelezen worden.
Pumphius voegt 'er dit verder by in zyn qanbangzel:
Breeder on nader befcbryving van deeze boom ziet in de
Hortus Malab. derde deel Figuur 32. onder den mam
van Ansjeli, alwaar by bef ebrenen wert een zeef grooten
en woeften boom te zyn, als hebbende zomtyts de dikte van
16. voeten., en dat men vaartuigen aldaar Mansjotis ge-
naamt, daar uit kan maaken 80. voeten lank en 9. dito
breedt. Ik beb verftaan dat deeze.boom mede pp Java groeit;,
ónder andere omtrent Batavia in 't bojcb, en wert aldaar
genamet in ’t Maleyts Caju BandaS, en de vrügten Boa
Bandaa, in 't Portugees. Angelika. De boom is ofdinaris
zo dik , dat bem een nian qualyk omvademen kan. f)e bladeren
verfcbillen niet veel van Tsjarnpaclaas bladeren , be-
balven dat ze aan de kanten.ydèl én niet diep getant zyn.
De vrugten zyn niet lankwérpig' maar ront,gelyk die van
So ccum, of wat klee'nder, van binnen gelyk andere Tsjam-
padaas, en 'van dezelfde J'maak. Het'bout is boog-geel, en
gebruikelyk tot den büis-bouw , en kiftemakers werk.
U Y T L E G G I N G
Van de een en Dertigfte Plaat,
Dewelke vertoont een ftronk van een boom, die Saccus -arboreus
- minor van Rumphius gendamt wert.
A. Wyft aan deszelfs bloeyzel.
B. Hoe de vrugt zelfs uit de ftam te voorfcbyn komt.
C. Vertoont een vrugt in grooter gedaante.
A A N M E R K I N G .
Ik verwondere my dat Rumphius in zyn Appendix deeze boom
tot de Ansjeli van de Hortus Malabaricus brengt, daar deszelfs
vrugten geheel en al van verfcbillen, als mede de bloemen en bladen,
die ten eenemaal met bet volgende geflagt van de Soccus overeenkomen
, waar-tpe die, myns oordeels behoort, zo als zulks klaar
blykt uit de vergelyking der Figmreti.
Deeze loom wert onder de mam van Tsjampadaha-Soom van
Valent. in de befchryving van Amboina pag. 160. vermeldt.
CAPUT o 3 X X V I I .