WBoek- VI. Hoçftjl. AMBOINSCHE KRUYDBOEK. 19
rbor craffiores, & magis pianos gerit ramos,quibus
melius infiftere potfunt, copioflfque gantlet lonejori-
has ramulis, qui facile adduci poliunt, avulfas & ca-
dentes nuces mb arbore inter herbas, quum terra ibi
nohita depuretur, ac fub.CaryophyllOrum arbore, pro-
"ciunt immo fæpe cficulus ex herbis conficitur fub
Una arboris parte, qua arbor ad déclives & præruptos
ndinat montes, ne nuces. nimis remote caaant. Col-
left® h® nuces p o x a fervis cultro aperiuntur , ex-
teriusquê putapen tollitur, quod acervatum in filvis
compatreicit ; novitianus autem,-qud maturas nuces ab
immaturis baud bene diftinguere novit,fiillas aperire
velit facile fefe lædere-poteft ,. cultrumque per im-
niaturam îmcem, quam maturam putat,iua? mfigere
manui., v,
pepuratas nuces domum reportant,&;cultello ftox
inacim abradupt, qua? tain integra fervatur, quantum
fieri poteft ; li.ujus autem operis fervi adeo .liint .pe-
rici . uc quam citiffipeperaftum lit. Sanguinea.bæc
macis aliquot per dies lole exficcatur, certis quibus-
dam quadratis exfiruftis. Joeis inftar magnorum lato-
rumque altarium , in q'uib.us Kermelinus feu fangui-
neus color in obfcure rubejitep tranlit, ac demum in
faccis vel vafis çroceunvvel aurantium induit colo-
rern, quails'ad nos transfertur;. puces vero, qua? ni-
gro cortice feu,pellicula obdudta? flint, folebant antea
per feptimanam in tigillatis tabulatis j ex filfis Bapbo-
lisconfeftis» qax Parre Parren vocantur , ad folem
exflccare, quod tamen poftea baud bonüm fuit com-
pertum,quum per fqlis ardorem diu exficc.atæ findan-
tur,feu rimas, cop trahant, atque nofte fiHuras pruina
penetret, utidéfacillime corrumpuntur. Hinc alii melius
id præâant, qui.nempe nuces, quam primum mads
fit lublata, non ultra très ad folem exjiccant dies,
illasque fub veip,er.am quotidie in ædesdeducüntfuas,
vel mox tabulatis feu Parre Parren inponunt,;quæ.lo-
cata funt.in a?dibus v el fub tegumentis opertis, atque
fub his fumeuni exftruunt ignem, ut fumus ipfas
penetret nuces. Si nunc per; quatuor feptimanas ita
fumo fuerint expolita?, ex Parre Parr en tolluntur, crafi
fisque pulfantur fuftibus, v el fupra illas faxum quod-
dam gravius füpervolvitur , donee oflea putamina
confringantur : nuces autem cariofa? vel corrupt® liac Se pulfatione vel evolutione diffringuntur:, unde
a pqnis diftingui poflunt nueibus, & tunc quoque
cadavera \Ra.',rompen didta,fefe aperiunt, qua? antea
dignofei non poteranfc
en vlakker takken, daar men beter op Jlaan kan, en is ook
overvloedig met lange ryskens behangen, die men gemak-
kelyk kan na zig baaien, de geplukte en afgewajfene Noo-
ten laatenzeJlegts onder deri boom nedervallen op de. laage
rUigte, dewelke men ook zoo precys niet feboon maakt,
als onder de Nagelboomen , jd men moet zomtyts voel een
kring van ruigte madken op de eere zyde van de hoornen
die aan % bangen van 't gebergte Jlaan, op dat de Nooten
niet te verre komen af te-vallen... De. geplukte Nooten
werden ‘flraks. van de Slaaven.met een mes geopenty en de
Imitenjle boljler daar af genomen, die ze dan in 't bos op
boopen laaten liggen verrotten, doch een Nieuweling, die
de rype Nooten van de onrype niet ter deegen kan onder-
fcbeiden, kan zig in ’t openen derzelver wel dapper bezeer
ren, en mes door de onrype noot , die by voor ryp aanziet,
i in zyn eygen bant Jlaan.
De feboongemaakte Nooten brengenze naar buis , en
kluiven met een mesje Jlraks de. Foely daar af , die ze zoo
beel moeten laaten als hét mogelykis; tot dit werk zyn
de Slaaven zoo afgerigt, dat bet. zeer behendig voortgaat;
deze bloet-roode Foely wert als dan eenige daagen in de
Sonne gedrooet , op zeekere vierkante gemetzelde plaatzen;
gelyk groote oreede Altaren, daar ze dan baar karmozyn
koleur vêrliejl en eerjl donker-root wert, ten laatjlen in
de Sockels boog-geel, of oranje-verwig, gelyk ze; tot ons
wert óvergebragt;maar de Nooten noch met b aar fwar te
fcbaal omvangen zynde plagt men voor dezen ook een week
lang op latteJolderingeni vangefpleten bamboezen gemaakti
( die men Parre Parren noemt ') in de Son te droogen j
doch ’t welk naderbandt niet goèt gevonden is , vermits
dezelve door de hitte der Sonne des daags gedr.oogt zynde j
beginnen te-fcbèuren, enj op de parre parren liggende 5
des nachts door de /deurtjes den dauw daar indringt, en.
dezelve zeer licht dopt bederven. En daarom doen anders
beter die baar Nootenzóodra de Foely daar af genomen
is , niet boven drie daagen in de Son;laaten droogen, en
dezelve telkens ’s nachts in de buizen bergen , - ofJtraks op.
parre parren fmyten, die in de digt toegemaakte of gepag-
gerde huizen onder bet dak Jlaan , en daar fmokent vuur
onderJlooken * op dat de rook ter degen door de Nooten heen
dringei Alsze nu vier weeken aldus in den rook gelegen
hebben, neemt.men ze van de parre parren a f, enjlaatzé
of dorjlze met dikke Jlokken, of men rolt een jwaare fieen
daar over, tot dat alle de boute fcbaalen in ./ukken raar
ken: en welke Nooten als dan vermolmt, en vergaan zyn4
raakendoor dit Jlaan of rollen mede in (lukken, en zyn
gevolglyk te ligter van de goede te onderjeheiden, insgelyks
openbaaren baar dan ook de rompen,die men tevoorenniet
konde kennen-.
Depuratæ ha? nuces manibus feliguntiir, atque
in tres cumulantur acervps, quod Garbuleeren vp-
i caturi In primo vero acèrvo maxima? & optimæ
habentur, qua? in Europam trarisfetuntur : alter a-
cervus plerumque hie in India cohiumitur : in tertio
vero acervo cadavera illa deporiuntur, ' quæ licet
ingrati fint adlpettus’ , &rugofa, nihiloiminus tarnen
lunt dura, pinguia, & durabilia. Hifce autem
plurimum. utuntur incola? ad oleum exprimendum ,
[ ledraro vel nunquam in alias transferuntufregiones:
Depuratæ, autein nuces mox lanci inponendæ funt,
mercatorque, qui illas emit, curam gerere debet,
ne per oao dies in promptuariis nulla calce obdudta?
' deponantur ,■ quurri alias facile corrumpantur , præ-
fertirm II humido'yel óbfcurp deponantur lo c o , uti quoque,
fi in niidum projeftæ fuermt folum. Calcis ob-
duftio fequenti fit modo; ex tenai cribrata calce craf-
fior aqua- oaieis conficitur , quali utimurad muros deal-
bandos v hæcque lacùi vel cupæ infiinditur, cui nuces
corbülis inpofitæ bis vel tèr immerguntur , illasque
concutiunt, ut aqua calcis omnes tangatnucum partes,
tumque iri promptuariis in acervum effimduntur
nuces; Calx obdufta nuces confervat a putredine, nee
noxani ipu adfert, quum calx hæc exuratur ex mol-
libus albicantibusque corallii lapidibus ex mari ad-
auftis, qui paucqm habent acrimqniam, qualibus e-
ttam quotidie ad Pinangæ mafticatlönem utuntur.
oæpe çtiam « , ut hac calce obduûæ nuces , quum
Jn occlufo vel artto .locp fuerint fibi invicem inpofitæ
,leryorëm cpntrahant, lîqrne ignis fcintilla in ip-
Jas décidât,'cito in fumum agitentur , unde etiam m,
navibus, quibus transvehuntur, tegmina non penitùs
ocçlula lune, ut aëri fint expolitæ, quamvis illud pe-.
îcmum m navibus non tanti fit momenti, quum, fi
rom, IL navi
: De feboongemaakte Nooten werden dan met de banden
uitgezogt, en in drie boopen géforteert, 't welk men Gar-
buleeren noemt. In de eer/e boop zyn degroot/e enjeboon-
/ e Nooten, die men naa Europa voert: Demiddeljlezoor-
te van den tweeden bopp blyft mee/ bier in Indièn: in de
derde hoop zyn de voornoemde rompen, die, hoewel ongezien
en rimpelig, niet te min hart, vet, en dut abel z yn.
Deze werden mee/ gebruikt, om olye daar uit te Jlaan ;
maar weinig of niet omweg te voeren. De gezuiverde Nooten
móet men / r aks ter fcb.aale brengen, en dien Koop-
man, dieze ontfangt, moet ze niet boven de agt dagen ongekalkt
in de Pakhuizen laaten leggen: Want ze bederven
anderzints zeer ligt, en bezonderlyk als ze in een vochtige
en bedompte plaats of op de bloote gront leggen: Het kalken
gefebiet aldus: men maakt uit fyn gezifte, kalk een dik
kalk-water, . (gelyk men gebruikt om te Witten) in een
groote bak of kuipe, en dompelt de Nootenmet kleine mandekens,
twee a,drie maal daar in, dezelve Schuddende,
dat bet kalkwater aan alle kanten raake, en /ortze voorts
in de Pakhuizen op een hoop. De aanklevende kalk bewaart
de Nooten voor verrotten; by geeft ookganfebgeen
fcbadelykbeidt dan dezelve -, want by wert gebrant van
weeke witte koraal/eenen uit. de.zee, daar weinig Jcberp-
beidt by is , diergelyke men dagelyks tot bet Pinang eeteii
gebruikt. Het gebeurt zomtyds j dat deze gekalkte Nooten,
als ze in een toege/ooten en benaude plaats op malkander
leggen, in haar zelfs verbroeyen, en als 'er een vonx-
ken vuur opvalt, baa/ig beginnen te rooken en fmooken,
daarom men ook in de Schepen, waar mede men ze vervoert
, de luiken, niet al te digt moet toeleggen, op dat ze.
lucht mogen hebben •, hoewel ze van 't voorjebreve ongeval
in de Scbeepen zoogrooten noot niet hebben, vermits in 't
affebeepen de rnee/e kalk daar af valt; 't welk een moey-
lyk/uiven geeft, de oogen zeer fcbadelyk zynde, en die
G 2 ' tij