«4
HERBARI I AMBOINENSIS . Liber I. Caput XIII.
lum alium ex Saguero arbore habent ufum quam me-
moracorum funium, quum ars elicicndi luccos ab uns
non exerceatur. Nigra ipBus grana bene depurata ac
polita fuperfufum recipiunt aurum æque ac lydius lapis
: In quibusdam ' Ehilippcnfibus. iniuhs , ac pluri-
mutn in longa infula Ciiiumiana, plures quoque crcl-
cunt Sagueri arbores, atque in ultima tanta copia', ut
incolæ hifcc Gaftilianeniibus., quorum fubditi lunt,
tributum folvere poffint, atque. illis offerunt nigros
earum pilas, ut rutlentcs indc nedant, atque ifonijUt
pulviharia illo impieanr. Goiiwro.omnium Saguerorum
arborum, fl çomburatur ,.haud ingrati elt .odqris,
proximo conveniens cum aduita Onyçe M&rim: No-
llrique Amboinenfes milites artem exedgitarunt, qua
ex ramorum hujus arboris corçicibus aflulas -formant
pro enfium fuorum vaginis, quas lupërduçunt pelle
ferpentina, vel jugulati Hirci. Nigri ejus plhteaui-
tcr péfldniti, atque in fàfciculo.s brachium çrailos col-
lieati & æqualiter diflefti bonas præbent feopas, quibus
pavimenta verront ac dépurant, e x usdem quo-
que fafcicuiis' Conficiunt penicillos teftonosot alla m-
ftrumenta, quibus' varia return genera dépurant, ta -
rinæ præparatio ex Sagueri medulla in Javæ parte y :
rientali quoquê nota e lt , fimili.quoque modo m Borneo
ex eadem conficiunt farina rotunda grana Lo-
riandrï femen magnitudine & forma referenua, qua?
natio noftra erronee putat tah ex Saguero .arbore
provenire forma , ex quibus granis grata coquitur
puis, quæ vulgo'Sagu Borneo vocatur.
e x p l i c a t i o
Tabula Decinice Tertioe.
bruik van den Sagueers-boom, als het maaken der voorn,
touwen, vermits dekonjlefóan tyfferen by baar luiden niet
geoeffent voert. De zwarte korrels, wel gezuivert en gepo-
lyji zynde, neemen bet opgeftreeken gout Zoo wel aan als
eenigen toet-Jleen : op zpmmige .Pbilippienze Eylunden, en
inzonderbeit op bet lange Eylandt Calamiana, waffen me•
de veele Sagueers-boomen, en op bet laajl-genoemdezulken
menigte, dat de inwoonders daar mede aan de Cajtilianen
[onder dewelke zy jlaunj baar tribuit konnen betalen, bun
lieden opbrengende 't zwarte bdir j om/ebeeps-t ouwen daar
af te vlegten, en bet Baru,.om in bun kujjens te vullen:
't Gomuto', van alderbande Sagueers-boomen, als men bet
brandt, is niet onlieffelyk vanreuk, zeer naa over een komende
met den gebranden QnyxMarina; en onze Amboin-
ze Soldaten hebben een konft, bedagt, om uit de.fchorffe van
de takken dezes booms /paanders te maaken tot febeedenvan
bare degens,, dieze dan overtrekken met een Jlange-vel, of
wel van een gejlagte bok. Het zwarte hair, zynde fynge-
bekelt ofte gekemt, \ in bosjes van een arm dik t'zomen gebonden,
en van voor en gelyk af'gekapt, geeft goede bezemen
, om de vloeren mede te veegen, en uit de, zelfde handeltjes
maakt men ook wit-quajlen, én borjieltjes ,om veel-
'derbande dingen mede te zuiveren. Het bereiden van meel
uit bet Sagueers-mèrg is mede op javaas-oojlkufi bekent,
en zoo makenze op Borneo. ook uit bet zelve meel .de ronde
korreltjes, An.de groote van Coriander-zaat, dewelke onze
natie abuzivelyk geloven zoodanig van den Sagu-boom te
komen-, en van welke korreltjes men een fmakélyken bry
kookt, werdende in 't gemeen Sagu Borneo gemwmf.
U Y T L E G G I N G
Van de Dertiende Plaat.
Quæ exhibet Palmam Vinariam fecündam, quæ S a G u e rus
& Gomuto a Rumpbio, a me autem Chamaerops frondibus
pinnatis, flore & fruftu racemofo, vinifera-vocatur. -
Lift. A. Racemum BoABATU diftum demonftrat, qui M as
dicitur. ■
B. B. Raçemum. Màjang diéhim, ex quo fuccus elicitur. ..
C. Fru6tum Beabatu integrum.
Z). D. D. Ejus ofllcula depurata. '
E. JFIos Majang ràcemi elt. ; ' . ...y „
F. Saccum dénotât Coeroerong didtum.m quem liquor deltillat.
G. G. G. Pilofa textura elt, Gomuto difta.
H. H. H. H. Pinnæ feu Bafelli ûmt, Fanfuri voçati.
O B S E R V A T I O.
Arbor hæc Gomuto feu Sagtierifera breviter deferipta in-
venitur in Paient : Indice litter, epiß. XVII. png. 438. ut & in
Valent. Amboine defeript. p. 18r.,atq,ue ad illud Palmæ genus
perfinet, quod Chamaerops a Linnoeo in Muf. Cliff. pag._ 10.
vocatur , un'de Chamaerops frofidibü's pinnatis, flore & fru-
étu racemofo, vinifera. voeânda èft.
Dewelke vertoont de tweede Wyngevende Palm-boom , die
‘ S a o u e r u s en G o m o t p R u m p h i u s genaamt wert,
' dog'van my C h a m a e r o ï s frondibus pinnatis, flore &
• fruétü racemofo, vinifera.
■ Lett. A. tPyft nan den tros B 0 ab a t u genaamt.
B. B. De iros Majang, waar uit de drank vergadert wert.
C. De gebeele vrugt van de Boabacu.
D. D. D. Des zelfs gezuiverde korrels. .
E. De Bloem 'van de Majang-tros.
F. De zak Coefoerong genaamt, waar in bet. zap druipt.
G. G. G. Het bairig ge-wée/ Gomuto genaamt.
H. H. H. H. De Jlokjes, of pennen Fanfuri gebeeteri.
A A N M E R K I N G E.
Deze Sagueer of G</muto-Boom wert k'ortelyk mede befebre-
ven by ;Valent. in de XVII. brief van bet gelettert Indie pag.
438'. als mede in Valent., befchryving van A.mbon pag. 181.
en deze boom bebóort tot dat flag van Palm- Boomen het welk
Chamaerops by Linnaeus in Muf. Cliff, pag. 10. genaamt wert,
waarom deze Cbaniaèrops. met Finagtige takken , en ■trosagtige
bloemen en vrugten, wyngevende genaamt moet werden.
CAPUT DECIMUM QPARTUM.
Sägtiäjler Major. Nibm Befaar.
Q Uatnvis e x "Sagüafter0 nullus eliciatur potus,
prbxime tarnen poll Saguerum earn deferibe-
-miis, quum quandam cum ipfa habeat conve-
'nientiam, vel filveftris ejus fpecies habenda fit, earn
dividentes in majorem atque minorem. Majoris trun-:
cus eft reftus ac fere tarn altus, quam medioens Ca-
iap'pus, tequalis., neque in notabiles diftinftus arti-
culos, neque etiam.adeo pilofus quam Saguerus, dif-
ficilis quoque eft adfeendentibus ; quum glab e r fit,
fique piuviis madidus fit, dblorificum cuti pruntum
adfert: Rami ejus graciliores funt quam Sagueri, in
inferiore eorum parte ddrfo acuto, .margiries autem
zequales funt, in.vertice .extenduntur-fii.rafni, minon
tarnen numerb quam in quadam Palm® fpecie. Qui-
que ab ütraque par testendes, rectos äc firmos laterales
gerunt ramulos oppofitos, triangulares, quorum
pofteriores iongiffimi, anteriores vero fenfim decref-
cunt, quique iterum in alios minores dividuntur pe-
tiolo.s , quibus folia junguntur, qu® minora funt quam
in alioquovisPalm® genere,acpeculiaris quoquefor-
m®' itaut cum nullis aliis h®c compärare poffimfoliis,
- •? ’ ’ • '• •' ' tmum
XIV. H O O F D S T U L
Groote wilde Sagueer- of Nieboom.
H Oewel uit den Saguafter geen drank getapt .wert,
zo zullen wy bem egter naajl den Sagueer-boom Jje-
- febryven, om dat by eenige- gelykenijfe daar mede
beeft , of bok wel-een wilde zoorjte daar .van is , den zelven
verdelende in groote en kleine boomen. De Jjam van de
groote, is regt, en bykans zo boog’, als een middelbare Ca-
lappus-boom , effen , en in geen merkelyke trappen verdeelt,
ook zo veel niet met ruigte behangen als den Sagueer bomt
dog moeyelyk om te beklimmen, om dat by glat is , en, als
by door den regen is nat geworden, een pynelyk jeuken op
de buit veroorzaakt: de takken zyn ranker, dan die Van den
Sagueers-boom, van onderen met een feberpe rugge ,< en
voorts effene kanten, in den top uitgebreit, dog minder in
)t getal dan aan eenig Palnirgejlagt;hebbende aan weer-
zyaen dunne, regte , en ftyve zyde-takken , regt tegens
overmalkander en, en driekantig , waar van de agterjle
zeer lang, en die na voor en toe allengskens korter zyn ,bun
'ook verdelende in andere mindere Jleelen, daar de blaade-
ren dan Jlaan, zynde kleinder dan die van alle Palm-ge-
Jlagten, en opk van zodanig een byzonder fatzoen, dat ik
ze met geen andere bladeren vergelyken kan fwant ydér ge