i6 o H E R B A R 11 A M B O
diverfis comperi datum fui (Te arboribus, in Oma enim
Namrium hoc vocatur nomine, & in Honunoa hoc quo-
que Canarium Odoriferum vocatur, oftendebanc enim
mihi nucem parvam, trieonam, & maculatam ; qualis
fupra defcripta e fl, atqueiquallide albicantenj fragilem
& odoratam Dammaram ex eadem collettam arbore.
Camalanan feu Camalme ex arbore co.nquiriçur in
Boernei ora Zephyrea crefcente , quæ forma foliis-
que Ganario filveftri fimilis eft. ; | j
Nuces autem funt minores quam Camacoan , tri-
gonæ quoque, fed rugofiqres, magisque ftriatæ : Ejus
refîna in majoribus colligitar „fruftis quam Camacoan,
cæterum ejusdem fere fubftantiæ & coloris,
excepto quod magis ruffefcat j primo liquida & len-
ta , led tempore i ta indurefcitj ac Dammara S élan,
cum qua odore etiam maxime convenit, vel paulo
inagis accedit ad Tacamabacàm occidentalem, quæ
adipofum fpirat odorem, quum Dammara Selan
herbaceum vel floriferum gerat odorem. In Boer-
nëo ad fuffitus^quoque adhib'etur, fed non magna oc-
currit copia. - •• ' .
Inde fimilis quoque allata fiait refîna nomme Çotoa-
ru s , veræ Dammaræ Selan fimilis, fed mollior &
lentior erat, fi mafticabatur. Dicebaturque elfe col-
ie&a ex arbore, quæ parvas trigonasque dat nuces
Canarias, unde pro una eademque tiaheo; refîna cum
proxime anteceaente Çamalamna: Igni injedta ftri-
dorem quoque dat ingentem, licet fatis fit inpura :
Raræ ejus occurrunt arbores, nec nifi in remotis
montibus.
Tabula Quinquagefmà
Ramum èxhibet Canarii Odoriferi lavis, quod Camacoan Lits*
j'mg vocatur.
Tabula Quinquagefima Prima
Ramum exhibet Canarii Odoriferi hhfiti , quod Camacoan
vocaturj ubi Zàtt. AA. Officula fcminaüa dénotant.
CAP U,T QU IN T U M.
Dammara Nigra.. Dammar Itam.
HÆc quoque ârbor de Canarii genere êft,fed noti
tam craifum gerit truncum, comamvë adeo èx-
tenfam: Folia duplicem habent formam,: in ju-
nioribus enim arboribus -funt pilofa & fîa c c id a in . a-
dultis funt minora, fcâbriora, & glabripra, atqiiè per
bina-, ternave paria in rachidelocata funt, ünoinpari
extremo j Vülgaris formæ funt, inferio'ra autem quin-
que pollices ,'fupériora novem vel decem lohga, quatuor
pollices lata 3 fuperne glabra ,& obfcure viridia,
inferne rugofa-, non autem pilofa, cum apice adüto,
illorum colbæ quoque flavéicunt, magisque oblique
decurruntj quam in vero Canario -, plurimis intèrme-
diis vendlis pertexta 3 quæ folia ab inferioré parte rugofa
efficiunt: Ad horum ortum tam ad rachidefn quant
ad petiolos genicula quoque obfervantur u'Ci iri Cana-
riis,; contrita autem non tam fortem ac penetiantem
fpirant odorem refmofum, fed ad acidulum hic magis
accedit. Foliomm vero rachides non craffas illas gérant
fquamas ad fuüm ortum ex ramis , quæ vera
Canaria habent, fed binas tantum p'arvas qUafî cellu-
las ipfarumloco. . . . . j
• Flores in ramorum fummo non p ro v e n iu n t fed
inter rachides foliofas ex lignofis pediincülis racemofî
plurimi fimul, qui primo parva- funt capitula àcuta,
fefe aperientia in flofculos ex tribus brevibùs Crafîis-
que petalis formâtos, quæ -non ample extenduntùr, ac
vix rpagnitudinem grani tritici habent.
Fruétus plurimi fimul dependent iisdem ex pe'tiolis
fpecie parvorum Cânafiorum, digiti ünguem cirCiter
longi, non vere rotundië fed per Iongitüdinem pa-
rum comprefli cum brevi apice in fummo , diu vire-
icentes, fed demum nigricaütes.
Nux eandem habet ’formam, parum comprefla &
plana
I N E N S I S Liber III. cap. IV.
ven te zyn, want op Oma noemenze de Nanari aldus:»
en op Honunoa dit Canarium Odoriferum , want zy
toonden een klein driekantig en gepuckelt nootjen, gelyk
bier boven befcbreeven, en een vuU-witte, bryzelige, en
welriekende Dammar uit deszelfs boom genoomen. ■
Camalanan; of Camalane komt van een boom op Boe-
roos Zuid-zyde waffcbende, aan gedaante en bladeren de
wildé Canary gelyk:
De nootjens zyn wat kleindeb dan die van Camacoan,
ook driekantig, doch ruiger, en gerimpelder van buiten.
Zyn bers beeft mqn met grooter Monters dan iê'Camacoany
anders meejl van dezelfde coleur en Jubftantie, bebalven
dat bet wat fojfer i s , in 't eerfle week en taai, mdarbe-
Jlerft metter tyd zo bard als Dammar Selan, die bet ook
aan reuk meejl gelyk is , of wat na den Wejl-lndifcben
Tacamahaca trekkende, die na dén vetten ruikt •, daar
de regte Dammar Selan wat bloemachtig rieken moét. Zy
wert op, Boero mede tot branden gebruikt, docb is in
geen overvloed te vinden.
. Nog is my van daar gebragt een diergelyk bers , onder
den naam van Cotóarus, de regte Dammar Selan gelyk^
maar weeker, en taayer in 't knawen. Hét wierüe mede
gezegt van den boom te komen, die kleine en driekante
Canaris draagt , dies ik ’t voor een en 't zelfde met de
naaftgenoemde Camalanan aanfie. In ’t vuur knerfize
ook zeer, boewelze redelyk vuil is. Men vind ’er weinige
boomen van, en dezelve verre in 't gebergte.
De vyftigjle Plaat
Vertoont een Tak van het gladde Canari, die de Camacoan
JJtsjmggenaamt wert.
De een-en-vyftigjle Plaat
Vertoont een Tak van de ruikende ruige. Canarie, die Camacoan
genaamt wert; alwaar de Lett. A A. de Zaat-kvrrek
aanwyzen.
V. HOOFDSTUK.
Swarte Dammar- ofte Canarie-Boom;
DEzen boom is ook uit de gejlagten der Canaris, maar
werd zo groot van fiam, nog; zo breed van kruin
niet. Dé bladéren hebben tvoèederlèi gedaante,
want aan de jonge boomen zynze baairig , enjlap, aan de
volwajfene zynze kleinder, Jlyver, en gladder ,zy ftaan
twee a dfiepadr aan een rysken,met een voor uit alleen,
van gemeène gedaante, de achterjle vyf duimen, de voor-
jle 9. én 10.' lank, vier duimen breet, koven glad en
fwart-groen, van onderen ruig, doch niet baaing, met
een Jlyve fpits voor uit, de ribben zyn geel, en loopen
vëel fcbuinzer dan aan-de Canari, met veele adertjes tuf-
fchen beiden, die ’t blad van onderen ruig maukéh: by
baren oorjprönk, zo wel aan den Jleel , als by de ryskens
bebbenze mede knietjes als aan de Canaris,'geweven zyn-
dè, bebbenze zo- flerken bertsacbtigen reuk niet, maar
trekken wat na den zuuren. De ryskens hebben de groene
fcbubben niet aan de takken, gelyk de regte Canaris,
maar omtrent baaren oorfpronk twee kleine celletjes.
Het bloeizel komt jü ijl niet aan ’t voorjle der takken
maar tujfcbén de ryskens voort , ■ aan boutacbtige Jleelen,
tros-gewys by malkander , zynde kleine fpitze knopjes,
die bun openen in zeer kleine bloempjes', 'van drie korte en
dikke blaadjes gemaakt, die niet wyd geopend werden, en
pas zo gróót zyn als een gerjien korrel. ■ . . •
De wucbten hangen by malkander aan dezelfde troffen,
in de gedaante van kleine Canary, omtrent een nagel van
een vinger lank, niet regt rond, maar in de lengte wat
gedrukt, met een kort fpits je voor u it, lang groenhovende,
ten laatjlen fwart werdende. ' t 1 . ;
Het Noótken is van dezelfde gedaante, een weinigpmK