/. Soek. LXEI. Hoofdfl. AMBOINSCHE KRUYDBOEK. 19 3
CAPUT sexagesimum s ex tum . l x v i . h o o f d s t u k .
gins album infulare. Sajor Puti Pulo. . De TVitte M o e s - B o o m der Eilanden.
DEn wilden witten Sajor-boom wafcbt nefgens anders
> dan op kleine zandige Eilandjens, enmenvint-
ze veel meer dan de voorgaande Tamme; ook wort
by een veel grooter boom, doorgaans met verjcbeide {lammen,
dewelke bun t'zamenvoegen een weinig boven de wortel, al-
waar ook dezen boom zo dik is , dat bem twee mannen kwa-
lyk konnen omvademen: De fcborffe is medé wit, bros, en
week; bet bout infgelyks wit, week, zappig, en ook bros
De bladeren zyn als die van de tamme, dog wat langer en
fpitfer, ook nooit zo geel, maar blyven geheel groen: Aan
hunne korte troffen bangen digt by malkander veele fpitfe
beffen, gelykende wel na balf-rype Garyopbel-nagelen, en
welkers hoofden verdeelt zyn in vyf boeken, offpitfen, dragende
kleine, witte, en omgebogene bloempjes, met ügt d
tien dikke draatjes, en daar op volgen devrugten, niet on-
gelyk de alderkleinjte Canaris, die men Canarium minimum
noemt: dog zy zyn fpitfer en zagter, voorts met rib-
bekens , en uitflekende aderkens, mitsgaders ruig.
S Uveftris alba Sajor-ärbor nufquam crefcit, nifi in
parvis fabulôfisq'ue infulis, atque multo frequen-
tior OCcurrit, quam præcedens domeftica, eft-
oue longe altior arbor, variis fefc erigens truncis,qui
paulo lupra radicem conjünguntur, ubi arbor hæc
tantæ eft craflîtiei, ut duo homines ulnis completti
eam vix poflint,- ejus cortex quoque albicat, fragilis
eft & mollis ; lignum quoque eft album, molle, Tuc-
cofum, & fragile : Folia funt inftar domefticæ, fed
paülo longiora &acutiora,nunquam tarnen adeo flava
mnt, fed femper virent. Ex brevibus racemis plures
fimul junftæ & acuminatæ dependent baccæ, femuma-
turos referentes Caryophyllorum fruttus, quorum capitula
dividuntur in qumque apices, & pentagona apparent,
quæ aperiuntur in parvos flofculos albos atque
reflexos, otto decemve crafllusculis ftaminibus
gaudentes, quibus fuccrefcunt fruttus haud diflimi-
fes minimis Canarii fruttibus, quorum arbor Canarium
minimum vocatur , fed funt acutiores ac mol-
liores, plurimisque protuberantibus venulis atque e-
levatis quafi coftis aiftintti, & hirfuti.
Truncus plerumque in inferiore ejus parte quafdam
habet foveolas inftar crateris vel lebetis formatas, in
quibus piuvia quoque ftagnat, ex qua animalia & homines
fltim fedare poflunt, femper enim frigida &
lympidafatis e ft, 11 modo non moveatur fundus, vel
fihæ foveæ antea depuratæ fuerint, uti illi obfervant,
qui aliquod per tempus in talibus parvis infulis, in
quibus nulla alia potabilis ad manus eft aqua, de-
gunt. Immo tantæ fæpe occurrünt naturafes foveæ
atque cavitates, quæ plures amphoras aqua repletas
exnibere & continere poflunt, hæque foveæ menfibus
ficcis hac aqua etiam repletæ funt.
Nomen. Latine Olus album infulare. Malaice Sajor-
putj Pulok Ainhoinice Ay-putj , uti præcedeus dome-
ftiea.. f ! / I I " ’
Locus. In parvis defertisque tantum crefcit infulis ,
quales in Amboina funt Nuffa-Caffa, & Pulo-Anan, Am-
bæ dittæ infulæ columbinæ, Pulo-Swangi in Banda:
Nuffa-Pinjo, vulgo Luffapinjo ditta,binæ quafî cohortes
humilium ac fabulofarum infularum, quæ fitæ
îunt ad Zephyream Amboinæ partem : Nuffa-Lembu,
feu Salembo ante Bornei latus Zephyrèum. Günungapi
ante Bimam &c. Hæc tarnen arbor quoque in qui-
bufdam reperitur montibus (fi modo una eademque
fit fpecies} & ut puto in Leytimoræ montibus, in
ipecie autem hac montofa, quantum novi, nulli ob-
fervantur fruttus, ünde a domeftica nondiffert, nifi
viridi foliorum colore.
G fus. Hujus folia non, vel raro adhibentur ad ci-
borum præparationem ; lunt enim amariora domefticæ
foliis, licet quidam juniora fo lia , femel bisve
aqua ebullita adSayor feu Olus adhibent, montofæ
vero fpeciei nullius funt ufus, licet quidam pro cer-
to affirment, domefticam ex hac filveftri per multi-
plicem transplantationem pröpagatam fuifle, quod mihi
• verofimile etiam videtur,: In Moluccis enim ac præ*
fertim inBatsjana, uti & in Manado, quemadmodum
fupra dittum fu it, incolæ vallos clauftrorum formant
ex hifce arboribus, quas in moncibus excidunt &
præparant, ubi frequentes funt, quæque amputatæ
arbores, feu earum rami transplanta«, elegantia ac
flava gerunt fo lia, a domeftica non differentia. In
Baleya quoque hujus arboris fpecies crefcit, ipfis
nigra Sel difta , quæ parvos gerit albentes flores,
fruftusque inftar Caryophyllorum, quam puto unam
eandemque cum fuperiore ; ejus enim folia icidem
ad cibos non ufurpantur.
Tabula Scptuagefima Nona
De {lam beeft gemeenelyk na onderen eenige kuilen, als een
bak of ketel geformeert, daar ook bet teegeri-Water in Jlaan
blyft, en waar uit dieren en menfcben baren dorjl konnen ver-
Jlaan; want bet blyft altyd koel, en redelyk klaar, als men de
gront maar niet 'en roert, of wanneer men deze bakken van
te voren wel fcboon gemaakt beeft, gelyk de gene doen, die
bun een tyd lang op kleine Eilandekens, daar geen ander
drinkwater en is , willen blyven ophouden: Ja men vind
zomtyds zulke groote bakken, of natuurlyke bolligheden',
daar wel een aam vol water in Jlaan blyft, en die ook in
de drooge maanden daar van nog al voorzien zyn.
* Naam. In ’t Latyn Olus album Infulare: op Maleyts
Sajor-putj Pulo :en Amboitis Ay-putj, gelyk de voorgaande
tamme."
.Plaats. Hy wafcbt maar op kleine verlatene Eilandjes,
gelyk in Amboina zyn Nuffa-Cafla en Pülo-Anan,; beide
genaamt de Duiven-eilanden: Pulo-Swangi in Banda:
Nufla-Pinjo , in 't gemeen Luflapinjo genaamt ,tweè'troe-
pen laage zandige Eilanden, gelegen bezuiden Amboina,
Nufla-Lembu, of Salembo, libor Borneos zuid-zyde ge-
leegen; Gunungapi voor Bima &c. evenwel vind men deze
boom mede op zommige bergen, (zo bet maar een en dezelfde
zoorte is) en zo myvoorjlaat, ook in ’t gebergte
van Leytimor , dog aan dit berg-gejlagt vind nien, myns
wetens, geene vrugten, verfcbülende dienvólgende van
bet tamme niet meer, dan in de groens coleur der bladeren.
Gebruik. Deze bladeren werden niet, of zelden gebruikt
tot bet toebereiden van fpyze; want zy zyn bitterder
dan de Tamme; hoewel zommige de jonge bladeren,
eens of tweemaal in water opgekookt zynde, nogal tot Sajor
komen te gebruiken: Maar die van bet bétg-gejlagt zyn
nergens toe nut; fcboon bet eenige voor vajl en zeker houden
, dat de tamme van deze wilde, door meerder verplanting,
voortgekomen zyn, en bet welk my ook al vry wat waar:
fcbynelyk voorkomt: want in de Moluccos , en inzonderheid
op Bats jan, als mede in de Manado, als bier voor is
gezegt, maken de Inlanders de Palliffaden baf er Fortreffen
van zodanige bomen, dezelve kappende in ’t gebergte, al-
waarze overvloedig te bekomen zyn: en welke af gebouwen
boomen of takken, dan zo verplant zynde,fcboone engeele
bladeren voortbrengen, van de tamme niet Verfcbülende.
Op Baley groeit mede een gejlagt van deze boomen, by baar
het zwarte Sel genaamt, hebbende klein wit bloeizel, en
vrugten als nageltjes, zullende mynes oordeels, een én bet
zelfde wezen met de voorgaande: want ook zyrie bladeren
en werden niet tot fpyze gebruikt.
De Negen• en Seventigfle Plaat
Binas Sajor exhibet fpecies, quarum Figura Prima lllâm de- Vertoont twee zoorten van Saj'ors, viaar van de eerfte Figuur
notât, quæ Olus Album infulare vocatur, ubi Litt, aamoyft bet Witte Sajor der Eilànden, waar van Lett.
A. Ejus fruSum demonftrat. A. De vrugt annwyft.
Mera Figura ramum Mit Sajor volubilis fruBilus corniculatis, De Tweede Figuur vertoont een flingerende Sajor, met gehoorn-
quæ Sajor Baguala incolis dicitur. de vrugten, die Sajor Baguala by de inlanders genaamt wert.
H 1- ' ‘ in IS b In