ter alias frugiferas arbores, uti inter Conarium, Ga-
jàngam, Calappum &c. quæ fi exftirpantur, Caryophyl-
lorum arbor ienfim marcefcit, & languet, pauciores-
queproducitfruftus: Atcendendum aiitem eft, ne taies
frugiferæ arbores umbra fua opprimant Caryophyllum,
fed Temper ita diftent,ne lefeinvicem tan-
gant: Obfervatum itidem eft, Caryophyllum plantatum,
vel terræ commiffum in altioribus incultis Silvis, ar-
borem hanc fatis excrefcere in altum, magnaque produ-
cere folia,paucos autem'gerere fruftus,immototam
degenerare in alteram fpeciem , quæ Silveftres Caryo-
phylli dicuntur , nec aromaticam habe.nt vim, quod
tamen rarô fit , & hinc parùm eft notum.
Si Caryophylli incipiant rubefcere vel florere, in-
falubre habetur diu in talibus ambulare Silvis, quum
Cephalalgiam caulfant ; hoc tamen m'agis ferventi-
bus menfibus Oftobri & Novembri adfcnbendum eft.
Arbores, quæ ex Anthophyllis progerminant, al-
tiflîmè, ac vegete crefcunt, plurimæque fimplici ere-
à o trunco, quum autem hæ difficillimæ fint adfcen-
fu i,a c plura producant folia,quam fruétus, hinc in-
colæ illas contemnunt, unde plurimurçi tranfplantantur
arbores , licet enim harum arbufcularum tranfplan-
tatio fit laboriofa, atque incerta,donee hominis alti-
tudinem acquifiverint,ramis tamen latiûs fefe exten-
dunt, fkcilioremque præbent adfcenfum, meliofesque
dant fru âu s ,& copiofiores: Non funbplantandæ in
folo fabulofo, vel auro argillofo, vel ubi carex ere-
fe it, fed in nigro læté crefcunt fo lo , fUb quo per
Palmæ latitudinem obfcure flavainvenitur terra, hmc
inde majoribus mixta lapillis, & uti diélum fu it, locus
ifte arbufeulis obumbratus fit, quales funt agreftes
arbores,fub quibus herba Ruttu Ruttu (certa Mufci ter-
reftris fpecies) copiofe crefcit. Quas porro incolæ cam
telas fpecificas circa plantationem harum arbulcula-
rum obfervent, ut rite has teneras colant Caryophyl-
leas arbores, non utile erit omnia ilia enarrare.
In infulis Môluccis junlores arbufculæ feptimo vel
ôftavo anno frudtus producere folebant,in Amboina
vero decimo vel duodecimo ætatis anno, tumque u-
tile foret,primos illos fruétus fponte prolabi, quum
multum faveret arboris hujus incremento. Anteaom-
hi triennio in Amboina, nunc autem plurimum omni
quadriennio copiofa eft horum frudtuum feges.
.. Immô in Hitoëæ ora copiofa ilia feges in fextûm vel
feptimum fæpe extenditur annum, cujus cauffa e ft,
quod incolæ arbores hafee inclementer, ac ruditer traitent
, quum colligant frudtus, tôt tantosque fæpe a-
vellentes ramos, ut longum requiratur tempus, an-
tequam acceptum refarcire valeant damnum. Minores
intervenientes fruges MoeJJon Salattam h. e. Ze-
phyreæ tempeftates vocantur, quum continui ZephVri
limitas adferânt pluviâs frigidas,quæ efficiunt-, ut loco
primorum ffuÊtuum germïnum, nil nili folia prô-
pullulent : Major autem îfta féges, feu uberior ifta tem-
peftas non. in omnibus locis æquàlis e ft, feu fimul eo-
dem.inGidit tempore,, ita ut una terræ plagaoptimam
producat frugem, altera autem ipfi vicina fere, nihil.
Caryophyllorum colle&io fequenti peragitur modo. Si
Caryophylliin corymbisrubri appareant,floresque hinç
inde fefe prodant,proximaquecorymbo folia plurima
décidant, turn omni ope colleétio fruétuum horum
eft inftituenda. Primum fub arboribus terra depu-
ratur, quæ feopis verritur, dein quidam, arborém con-
fcendunt, proximosque ramulos manibus attrahunt,
fruâuumque corymbos manibus diffringurit, refiiotjo-
resque ramos baculis hamatis adducunt, iterumque
corymbos dêcerpunt, quos corbibus imponunt, vel
plerumque in terram projiciunt : Àliiin terra IoCati ramos
fæpe totos difeerpunt, qua attraction e fæpe tôt
difrumpuntur rami, ut arbor dein per aliquot ànnoS
quiefcére debeat, antequam vires fuas recuperet. Ma-
gis ruditer autem illi agunt,qui laqueis ex Rottanghæ,
& Goemut filis. confeclis fuperiores ramos vi attrahunt,
feurlpngioribus baculis ramos decutiunt, quo
fit ,..ut: arbores quam maxime lædantiir, qui autem arbores
fuàs.in majori habent pretio, hune non inftituent
colllgéndi modum, ac non nifi fummos tantum lævi-
ie r deçerpent corymbos..
Virides hi avulfi Caryophylli quibusdam in locis,
præfertim in Larique, primum aquæ fervidæ immer-
guntur, -dein'amplis.obteguntur foliis, tigillifque iri-
"• ponundere
Frugtboomen, als Canaris, Gajang ,-Calappus ffc.
en zoo men deze daar uitkapt, dat den Nagelboom nier'.
kelykzal beginnen te treuren, en minder te dragen: Docb
dient gelet, dat zoodanige Vrugtboomen de Nagelen met
haare Jcbaduvoe niet moeten onderdrukken, maar altytm
ruim Jtaan, datje malkanderen niet en raaken: Insgelyks
is bevonden, dat zododen Nagel geplant, of gezaait wen
in booge wilde bojfcbèn, den Boom als dan wel boos op-
fibiet) en groote bladeren krygt, maar weinig vruchten
draagt: Jaa gebeel en al veraert in een ander-geßaebte
't welk men wilde Nagelboomen noemt, die gantjeh niet
fpeceryagtig zyn, doch ’t welk echter zelden’ gebeurt, en
daarom weinig bekent is.
Als de Nagelen beginnen rootte werden,en tebloeyen,
agt men bet voor ongezbnt, lang in die bojjehen te wandelen,
om datje booftpyn veroorzaaken, docb 't welk egter veel meelde
beete maanden ÖStober en November toe tejebryven is.
De Boomen, die van Moernagels opkopmen Jibietenzéer
weeldrig en boog op,meefl met een rechteJlam, maar vermits
deze zeer moeilyk zyn om té beklimmen, Ook meer
bladeren dan vrugten dragen, zoo bauten de Inlanders dezelve,
wesbalven bet meefle deel verplant wert , want al
is bet verplanten dezer boompjes veel moeite en zorgen onderworpen,
tot datje de boogte van een Man krygen, zoo
verbreiden zig echter deze boomen met de takken veel wy-
der uit, zyn gemakkelyker te beklimmen, en draagenook
beter vruchten: Zy moeten in geen zandige nocb barde
kleygront geplant werdennoch daar bet■ lange Jnygras
flaat, maat komen b'efl voort op Jwarte gront, daar em
bind diep onder bruine en donkere geele. aarde begint, bier
en daar vermengt met groote fleenen, en -, alsgezegt\de
plaats moet met eenige laage boompjes bejehaduwt wezen,
gelyk daar zyn de Landboomen, onder Welke bet hntyd
Kuttu Ruttu ( zynde een zoort van aart-mos ) Overvloedig
wafl. Wat naaukeurigheit de Inlanders verders
in 't aanplanten van de Nagelboompjes moeten agteml-
gen, om deeze teere Boomen op te brengen, zal niet modi^
zyn fiiptelyk op te baaien.
In de Molucce Eilanden plagten de jonge boompjes op
bet zevenfte of agtfie jaar. vruchten te dragen, mar in
Amboina metenze al io a 12 jaar en out zyn, endanmjl
bet nocb al raatjaam, dat men de eerfte vrugten, von zelfs
liet ajvallen,naa dien bet tot de wasdom van dit boompje
veel zoude helpen. Foor dezen plagt alle \drie jam
in Amboina een groot Gewas te zyn, maar bet ismmeeftop
bet vierde jaar gekomni.. . . . . . ,
Jaa op de Kujh van Hitoe verjcbillen de groote Moei-
Tonnen zomtyts wel zes en zeven jaar en van malkander,
waar van de oorzaak is , dat de Inlanders deze boomen zeer
ongenadelyk bandelen, by bet iri-oegjlen zoo veel takken
Jcbeurende, enbreekende, datje een tätigen tyt ruftverey-
Jcben,om de gelederte jebaade wederom te- verzetten: bt
tujjcbenkomnde kleine Sayjoenen beet men Moeflbp Salat-
tan,.dab is Zuid-JayJoen, 'om dat de gedüurige zuidem-
demveele koude reegens bybrengen, dewelke veroorzaaken,
dat in plaats van deeerße Schepzelen of Gagans,niets dan
blaaderen voortkomen: Het groote Moeflon valt niet op
alle plaatzen te gelyk, zoo dat, de eenejlreeke des Lands
een groot gewas zul bebben, en de naafi daar aangelegen
niet: Het in-oegfien der Nagelen gejebiet aldus: Alsae
Nagelen maar aan de- kropntjès beginnen,root. te werden,
en bet bloeizel bem bier en daar vertoont, en de naajle
bladeren aan bet kroontje meeft af 'gevallen zyn, dan moe
. men de injameling met alle mögt Jpoeden: Vwreerjt zw:
vert men de gront onder de boomen , én voegt die met lil-
Jemen, daar naa klimmen eenige op. den boom, (Iß MW1
takjes baaienje met de bant naa haär , enbreeken de kroontjes
met baar banden af, de verdere takken moetenje me
Bamboezen, daar hauken aangebonden zyn J naa baar t
trekken, en de trosjes afbreeken, diefe dan in baar kofjes
fiéeken, ofmeeßendeel om laag lauten vallen: An
ren, die beneden flaan, hakken insgelyx de takken gebed h
en door dit rukken werdén zoo veel. takjes gebrooken,
den boom eenige jaar en daar na ruften moet, eer by
kragten wederom krygt: Nocb rouwer gaan zy te w >
. die met firoppen, vanRottang en Goemut-touwengdM >
de bovenfte takken met gewelt naa haar trekken y of me •
ge-ßokjes de takjes a f flaan, waar door de boomen zee s
jebonaen, en gekrenkt werden, maar die zyne l>oon!e ^{
waarde bout, zal deze manier nipt gebruykenenpy
in-oegfien niet meer als effen de trosjes afbfeeken..
De afgeplukte groene Nagelen werden op eenige y
. zen, inzonderheid opLarique, eerft in b e t .w a t e r (
•_ daar na mét breêde bladeren toegedekt, op fparre ni«
Snuntur, utfumo inprægnentur, atque flib his fumeus
•atur ignis, per aliquot dies itainfumigio relinquun-
; qUodùo/o dicitur, unde ruffum acquirunt colörem :
Plurimi autem incolæ ita fumo illos fuffocant, nepan-
tea in aqua illos immergunt, hique fuffuminati Caryo-
nhvlli ardenti tum foli exponüntur,&exficcantur, vel
nluviofo tempore fupra ignem in fumo, in foie autem
multo melius e f t , tumque nigrum mqx induunt co-
lorem, Laryxenfes autem Caryophylli non penitus atri
funt fed ruffi manent : Experimentum autem, an benè
fintèccati, in eo confiftit, quod unguibus abradi pof-
fit-miædam portio, atque intus læte purpureum præbeat
colorem, qualis eft Cerafi difleCbi. Tales autem Ca-
rvophylli, qui fine hac fuffocatione feu fufiumigio in
foie vel fumo tantum exfîccantur fquod fit cum iis,* qui
fponte decidunt, vel fi tarn parva fit portio, ut fufîo-
cationis labor ipfi non refpondéat, ) rugofi funt, levés
& fordidi, nique ab emptoribusacqueftoribusre-
eufantur,vel feliguntur, quos ut fallant, Incolæ foie-
bant illos tingere fumo Dammar , hoc autem detegi
potéftjfi manus commaculent : Ver a horum fruétuum
meffis eft ab OCtobri ufque in Decembrim, fubfe-
quentibus vero menfibus lanci inponuntur, fi a feftu-
cis aliisque fordibqs fuerint depurati, capitula Kobe-
Utters dicta remanent, fed hæc ienfim fponte decidunt,
unde femper in ingentibus Caryophyllorum acérvis
magna grumæ quantitas ex delapfis hifee capitibus flo-
ribusque emareidis apparet, & invenitur.
Sin mercatoribus tradantur Caryophylli, nulli An-
thophylli j vel albi ifti Caryophylli admixti fint* quum
in utrisque nulla reperiatur aromatica v is : Silveftres
vero Caryophylli facillime dignofeendi funt, quum
multo fint majores , pallidiores , magisque inlipidi
quam vulgares feu veri, nec Incolæ facile illos admi-
feeburit, gnari fatis, quod hoc ob crimen pleCteren-
tur. Ex Ternafcenhum relatioiie. Caryophyllum ultra
centum annos vivere poteft, quum circa Aman
in regionC Hoeamobel Caryophyllum fuerit obfervatum,
quod M primis bellis cum Kimelaba Madyra fuerit
amputation., & ex incolarura computations tum
centum & triginta implebat ännos ; erat hæc arbor
tam vafta & crafla, ut duo ,vix viri illam brachiis ample-
ûi poffent; Unicâ hæc arbor vice gerebat duo Baha-
ia,h.e. ïiô o pondéra Caryophyllorum, & ante quin-
•quaginta annos, quum Hitöeenfes Belgâs in hanc
advocarent terram, ex eadem arboré unum Bahar h:
e. 550 pondéra Caryophyllorum decerpferunt, quos
Belms tanqùam fpeciem donarunt, Hodie autem non
ita fenefeunt,.. cujus cauffa putatur efle memorata ifta
radis fruftuum colleâ io , feu quod Amboinæ montes
funtfrigidiores, quam Moluccæ. Circa enim annum
1666 in Hitoaë variæ perierunt Caryophyllorum arbores
præ feneétute, quæ juxta incolarum relationë’m
plantatæ fuere fub imperio FredericiHoutmanni primi
Amboinæ gubematoris, h. e. ante fexagihta circiter
, annos: In alüs Leytâmoræ plagis quædam etiam jam
intereunt* quæ fub gubernatore Hermano Speultio h.:
e. ante quinquaginta annos plantatæ fuerunt ; Maximum
autem damnum patiuntur ex ingenti & infolito
tempore ficco, quod quibusdam annis hancce vexât
Provinciam; Caryophyllum enim natura fua eft fer-
vidum, humîdumque expetit aërem, unde modicas plu-
vias, folumque humidum defiderat,alioquin périt arbor.
Maxima autem harum arbörum peftis' eft vermis
quidam forma vulgarium alborum Cofforum, feu
Erucarum., durutn & ex nigio fufeum gerens caput:
Teredo hæc in • ipfo gignitur & crefcit ligno , unde
arbor brevi pent, quod dignofeitur, fl ejus trun-
cus nine inde laçhrymas emittat, atque ex hocce vi-
no annq 1667 & fubfequentibus multa milliaarborum
m Leytimora & Hitoënfi plaga perierunt.
Caryophylli, præterquam quod ab hominibus, aqua-
druphcimfuper avium generepropagantur, per virides
nempe & albas palumbas, per avem annuam diftam,
y .™ 31'® , uti in Banda per easdem palumbas'Nuces
Moichatæ propagantur,
U Jus. De Caryophyllorum ufu hoc in loco pauca
lji^eniu® » partim quum eorum ufus fatis per Ëuropæos
i,c.ros lic oivülgatus , partim quum in India parum
nvJ eiI | t : Videtur enim riaturæ Creator hofee
laru UX1^e non -tam u^us fei'orum horum ineb-
V...-? ?. Quam in Europæorum commodum , ac
fervir[timu“ ?rea^ P°PU1°- Quum enim Caryophylli
wam fiabeant effentiàm, lüperantcmfervore, non
autem
gelegt, en door onder eenjmokent vuur gefiooktMen
laatje eenige etmaalen,aldusJmooren, ‘t welk menSpffo
noemt, waar vanze een roffe koleur krygen: De meefle
Inlanders Jmoorenze alzoo in den r ook , zonder dezelve te
vooren in water te fieeken, en deze gefmoorde Nagelen
werden als dan in de beete Son:gedroogt, of by regenag-
tig weer boven ’t vuur in dén rook. maar in de Soiiis bet
veel beter, en krygen als dan eerfi baar Jwarte koleur,
docb de Laryxfe Nagelen worden niet regt Jwart, maar
blyven bruin: De proeve van wel gedroogt te zyn is , dat
menje met de Nagel kan afknippen, en binnen, een paars
purper als van een opengefneden Kerfje vertoonen: Die
gene, die zonder dit Jmoor en ßegts in de Sonne of rook
gedroogt werden (Jt welk gejcbiéd niét die van zelfs af*
vallen, of aljjé zoo we nig bebben} datje de moeite van
’t Jmoor en niet waard zyn) werden rimpelig, ligt, en ongezien
, en van de Öntfangers uitgefebooten, om welke
te bedriegen, plegen de Inlandeis die met den rook van
Dammar te verwen , docb dat gemerkt fian Werden,
als zy de handen befmetten: Den rechten Öegfi is van
October tot December , in de volgende maanden brengt
menje ter Jchaal,, alffe van Je firselen* en, andere vwilig-*.,
beden welscmivert zyn, maar de Koteletten kunnen zy
niet wel-af krygen, docbdievallen .metter tyd van zelfs
af, Wesbalven men onder alle Nagelboeken altyd een goede
party e gruis van deze 'afgevallene Koteletten, én droog
bloeizel vvnt.
. I n 't leveren aan dé Koopluiden moeten ’er gene begint
nende Moernagels, of voorfebreve witte Nagelen onderlopen
j want in die beide geen Jpeceryagtigbeit én is. Dé
wilde Nagelen kan men zeer ligt keimen, want die Veel
grooter * bleeker ,en onfmaakelyket zyn als de regte , dé
Inwoonders zullenfe niet ligt daar onder mengen, vermits
ze wel weten, datje daar over ge f ir aft worden: Folgens
bet zeggen der Tèrnatanen zoo kun de Nagelboom over de
100 jaar out worden, hebbende omtrent Amen, op ’t Land
Hoeamohel, een Nagelboom gefiaan, die in de jOngjie.
Oorloogen met Kimelana Madyra omgekapt i s , na ree-
kening der Inlanders, doenmaals 130 jaren out zynde:
by was zoo groot en dik, dat bem pas twee mannen omarmen
konden: by droeg in een vol Sayzoen twee Babaren,
(dat is 1 100 ponden Nagels) en vyftig jaren te vooren,
wanneer de Hitoeefen de-Nederlanders in dit Land wilden
roepen, bebbenfe van denzelven Boom een Babar dat
is 550 ponden Nagelen geplukt, om die aan dezelve tot
een monfter te ver eer en: Hedensdaags werdènje zoo out
niet meer, waar af de oorzaak is, zoo men g ift, de voornoemde
rouwe bandelinge, of dat Amboina kouder bergen
beeft dan de Mokuccos: Want omtrent het jaar 1666, zyn
op Hitoe uitgegaan eenige Nógelboomen alleen van ouderdom,
dewelke na 't zeggen der Inlanders geplant zyn Onder
de Regeering van Fredrik Houtman, eerfte Gouverneur
van Amboina,- dat is omtrent voor 60 jaren; Op
andere plaatzen van Leytimor beginnen mede al eenige uit
te gaan, dewelke onder den Gouverneur Herman Speült,
dat is voor 50 jarengeplant zyn; bet meefle perykel ly-
dende van de groote ongewoone droogte, die zommige jaren
deze Provincie quelt: Want de Nagel is Van natuu-
ren beet , en vochtgierig, en wil derbalven een matigen
reegen en vochtige gront bebben, of ander zints gaat by uit;
Ddn de gtootfte pefi van alle is een zèeker gewormte
; in de gedaante van de gemeene witte houtwormen, ofte
Rüpfe, mot een hart en Jwart bruin booft: dewelke
binnen in ’t bo'iit groéidt, en den boom in korten tyt doet
f t erven, waar van de teykenen zyn, als den f t cm bier
en duur begint ie traanen, en zyn van deze quaale Aoó
1667 en de volgende jaren veéle 1000 boomen op Leytimor
, en de kiift van Hitoe uitgegaan.
De Nagelen werden behalven door de Menfcben, nocb
door vieraerley Fogéls voortgeplant, te weten door de
groene en wilde witte Duiven, door denbaar-vogel, en
de Cafuaris, gelyk in Banda doof dezelffte Duiven de
Nooten-mujfcbaten voortgeplaht werden.
Gebruik : Fm 'tgebruik der Nagelen zullen wy op deze
plaats weinig, fpreeken, ten deele om dat bet zelve al
genoegzaam in de Europiaanfcbe Kruydboeken bekent is:
Ten deele dewylze in Indien weinig gébruikt werden:
Want bet fcbynt, dat den Schepper der natuur eygent-
lyk die gefebapen beeft, nief zoo teer voor deze wilde
Inwoonders, als Voor dé Europifcbe en noorder werelt:
want alzoo de Nagelen een beete boedanigbeit bebben, over-
treft
\