96 H E R B A R I I A M B O I N E N S I S Liber. II. cap. XXXIV,
CAPUT TRIGE S IMUM
QUARTUM.
Limo Decumanus, P ompelmoes, Lomen.
Caffomba.
NÜnc enarràbimus Limonum cohortem, qui in
hac Orientali aquofæ Indiæ parte occurrunt, li-
mulque demonftrabimus, an & quanam in paree
ab Europæis différant: Prima itaque nobis in con-
fpedtum venit omnium maxima fpecies, Pomnm AJJy-
rium, Gallis Pom-Sires difta, quam ob ejus magmtu-
dinem Decnmarau» cognominavimus, ejusque quatuor
obférvavimus fpecies. . _ , , .. .
Prima itaque non altu.m habet truncum, fed latius
fefe extendit quam estera Limonia, quoque ejus ra
mi fint humilipres, eo meliores producit fruftus,un
de & aflerculis fæpe fuffulcienda eft, ejus folia com
munem cum omnibus Limoniorum foliis characterem
gerant, quod nempe in inferiore fua parte lint cor
data , acfi ibi alterum fuccrefceret folium, omnia au
tern âd iuüm ortum fpinam habent, ilia vero m a
dultióribus & junioribus différant arboribus,, in tu
énini ultra feptém pollices longa fupt, eorumque m
ferior cordata pars duos pollices, fupërior horum
pars painiam circiter lata e ft, ad oras àrciter mte
g ra, glabra, nec dentata, fi taies vero arbulculæ
umbrofo locatæ fuerint lo c o , Folia fpithamam long
font, fex digitos lata, eorumque cor tres transveric
les digitos longum ac latum, fupérius in rotundum défi
nens ac bifulcatüm apicem, ciiivis folio opponitur lpin
longa articulum pollicis, quoque arbores fint vetuftio
resTeo rariores font hæ fpinæ ; marbonbus adultis fo
lia quinque, fe x , immo feptem pollices funt longa,,1e
minus & tenuius font cordata , ad pollicis longitud
ném,& dimidium v ix digitum, in duibusdam y,erom
tegrum lata digitum , funtque divifa coftis parallelis
quæ in iuhióribuS foins interné,in âdùltionbus fuper
ne protubérant', vetufta itidem folia inferne flave
fount, & lanuginofa funt, ac provefta state fi fit arbor
fere nullas , vel faltem minimas gerit lpmas, ac bre
v e s , atque tantummódo in junioribus furculis vel ra
m Fibres racemofi funt éx amplis & albis prqpullu
lantes càpitibus, in latis & cohcavis'contenti calicibus
’ fefeque aperientes, ex quatuor, & raro ex quinque ob
lonmsLCraffiufculis conftant. petalis , . extrorfum re
flexis admodum fragilibus ac deciduis, fi tangantur
odorem autem habent penetrantem, & magis jucun
dum, quam' Liliofum alborum : In honim -centro ci
culus invenkur ex albis & ereftis ftammibus compo
fitiis,* quæ lüteas gerant antheras inftar Liliorum à
borum , inque/horum meditullio viridis locatur em-
brio"', qui in fraftüm excrefcit , in fummo gerens
piftillum viride , capitatum , liquore adfperfum muco-
fo': -Eruétus förmam habet pomi, magnitudine capitis
humani ex fotundo planus, feu compreflus, non autem
ita ac càfei' vulgaris , externe æqualem habens
fuperficiem, excepto quód hinc inde gibbofusfit: cæ-
terum totâ ëjus fuperficies maculata eft punctuhs leu
parvis foràfflinulis ; L color porro eft citrinus,fed non
ita glaber & yiva x, ac in ipfo malo Citnno, pallidiqr
enim eft & flaçcidus magis Cortex ejus exterior ultra
pöllicem craflus eft, fungolus, albicans , .ficcus,
amarüs, ac fulphureum fpirans odorem, carointerior
glob,iim efformat per membranofas pelliculas in varia
fegmentâ divifum , plerumque quindecim velfexdecim
tam majora quam minora, in circulo fibi nexa, uti in
Malis Àurantiis. Carô hæc ex rubro purpurafeit ^n-
ftar Granatorum, fuccofa e f t , faporem habens ex
acido vinofom, in maturifiimis autem fru«âibus. dul-
cefcit jnftar Ribefiorum. In fingulis majoribus le g men
tis. bina- ternave locantur ofiïcula , ultra minons
digiti articulum longa , ex piano rugofa & albican-
tia. In toto autem frudlu, • qui optimus cenietur,
fæpe ne Unicum tale reperitur officulum , vel rara
admodum & parvà ; Horum majorum fractuum îæpe
tres quatuorve fimul uno ex ramo dependent, qui
inde etiam inclinât, &fæpe frangitur , unde & lut-
XXXIV. H O O F T S T U K .
De Pompelmoes-Boom.
NU zullen wy aanroeren de Compagnie van de Lemen*
gejlagten, die men in dit Oojlerfcpedeèi van water-
Indien beeft, en aanwyzen, of,en waar inze van
de Europifche verfchilkn. Voor eerjl komt ons voor de
aldergrootjle zoorte, Fomüm Aflyrium, by de Franfcben
Pom-Sires genaamt, en dewelke wy om zyrie grootbeidt
Decumanum bygenaamt, midsgaders daar van ook vier
zoorten aangemerkt hebben.
. i . De eerfie gewint of krygt geen boogejlam, maqr
breidt zich verder uit dan andere Lemoen-boomen, en boe
lager zyn takken baar uitbreiden, boe by beter ’ vrvebien
draagt, moetende daarom ook dikwils met lattenpnderfiut
, worden. . Be bladeren hebben bun kenteeken mei alk Le-
moen-gejlagten gemeen: te weten, datze aan baar aster-
Jie. een bertie als een tweede bladt hebben, en yder bladt
by zyn oorjprónkeen doorn, doch die beide aan de oudeen
jonge‘hoornen verfcbillende , want aan de jonge boomen
zynze ruim zeven duimen lank, en daar van bet hertje of
agterjle bladt bykans, tfwee duimen: . Het, voorjie deel is
ongeveer, een bant breet, aan de kanten bykans geheel,
effen, en nietgetant: docb als, zoodanige boomkens aan ten
lommeracbtigeplaatsjiaan, dan zyn deze bladeren wel
een fpan lank,, zes vingers breet , en baar bert drie diners-
vingers lank en breedt, van, voor en ront toeloopende, en
meerendeels in tween geklooven, by yder bladt ftaat een
lange doorn, wel een lit van een duim lank,en boe ouder
de boomen werden, boe-meer deze doornen vertiijiideren;
aan de volwaffen boomen zyn dè bladeren wel v j f , zes, en
zeven duimen lank,. mar badr^pertji is veel kleipder en
fmalder; namentlyk een duim lanji enfebaars een Mve
vinger ,- doet dan zommige' p'ok wel eeft rgèbeele vinger
breet, én verdeélt meipafattelè ribben, die. dan,de jonge
bladeren beneden, en aan foMde, boven uitpuilen , ook
zyn de oude bladeren van onderen geel-groen, enmtml-
achtig in ’t aantajlen,en de oudehomen hebben gene doornen
, of immers dezelve zeer klein en kort, en dat nog alleen
maar aan bun jonge looien 'óf gakken.
. Het bloeizel komt trosgewys by malkander en voort, vit
groote en witte knopen, die in wy de kelkjes firnde,
baar openen.in witte bloemen, van vier, en zelden yjf
lankwerpige vette Maatjes’ meejl uitwaart s of na buiten
overgebogen, licht breekende of afvallende , als menze
aanraakt, zynde voorts vaneenJlerkenaangenamenreuk,
en liejlyker dan witte-Lelien: Baar hinnenjlaat een kring
van witte, en regte draaden gemaakt, dragendegeele noppen,
gèlyk de witte-Lelien, en befluiten in haar midden
een gras-groen heuveltje, daar de. vrucht uit voortkomt,
en op bet zelve jladt een pildartje , dragende een groen
knopje, me.t een kleverige vochtiebeit daar aan. Ve
v vrucht krygt de gedaante van een Appel , zo_groot als een
menfeben hooft, uit den ronden wat plat, docb zo zeer
niet als een Èdamfcbén kaas, van buiten met een gen
vlakte, of bier 'en daar een bultje vertoohende: zynde de
gantfebe vlakte als ofze geprikkelt was met kleine gaatjes
, óf kleine kuiltjes; Recht Citroen-verwig vancoleur,
docb.zo glat en levent niet, als de Citroenen, inaar wa
vuilder en dootzer’, de buitenjle fcbelle is ruim een.dum
dik, voos., w it, droog, bitter, en van een fwavem
reuk, bet binnenjle Vlees1 maakt nog al ben fome oot,
doof veelefcbey-velletjes , en vèrfcbeide fbukkengmeti
gemeenelyk in vyftbien, énzejtbien, zt é rf 0l ef . s^ , /,
in de ronte tegens malkmderen ftdande, gelyk die v
Orangie-Appelen:. B it vlees is root, na depurpefWrw
trekkende, gelyk.dpt van Granaten, zeer^amgi
den zuur en wynachtig vanfmaak, docb m de ë r e: \
meer naar den zoeten trekkende j,gelyk onze
yder van de groote ftukken leggen itooce o/rfne ’
ruim een lit van een kleine vinger lank j uit denptamn
pelig en wit: Bocb zomtyds is in degebeelevrucbt,
een korrel, of te eenige kleine, ( die men ook voorJ J L e
bout),en van deze groote vruchten bangen,en nog
of vier by malkander gedrongen aan een taksken, o ^
zy 'ook zodanig nederwaarts trekken, datze on ai
jj Boek. XXXIV. Hooftft. AMBOINS CHE KRUYDBOEK. 97
fulciendus eft , ût melius iftorum pondus foftineat:
Si autem unus alterve horum juniorum decerpatur,
reliqui majores funt & foccofiores. Altera hujus pri-
mæ majoris fpeciei varieras eft huic fimillima, vel
uio minor, quæ carnem habet internam albican-
tern ex acido fatuam atque aquofam, quæ vilior quo-
aue5 habetur, quum vero hæc varietas fubfequenti
tertiæfpeciei maxime fit affinis, pro una eademque
hanchabebimus.
breeken, zulks men deze takken onderjluttenmoet, om de
fwaarté der vruchten te beter te kénnen dragen: Ën als
men een of twee van de jonge Vruchten van de takken af-
breekti zo worden de hflefendè ïe grootèr, èn zappiger.
Baar is nog een tweede zoorte van dit eefjle Pompelmoes
gejlagte, de voorige mèefi-gelyk, of wel wat kleinder ,
hebbende binnen een wit merg, uit den rynfchen laf, eii
waterachtig,, doch bet vielk men ook voor Jlegter boud+
maar dewyl deze Zoorte, mét de volgende defdegroote
gemeenjebdp beeft, zé zullen wyze maar vóór een met de
zelve houden.
Arboris lignumeft pallidum, folidum, ac nodofum,
non facile fmuras agens, ficcumqüe aptum eft ad
manubria inftrumentorum lignariorum, præfertim éx
craflioritjus radicibus , quod ftriatum ac venis diftin-
ûum eft.
Ami tempus. Florent in Ottobri ao-fubfequentibus,
menfibus hæarbores, fru6tusquein Aprili& Majo maj
turefeunt,.
Nomen. Latine Limo Decumanus feu Malum Affy-
rium Decumanum : Malaice Lemon Cajfomba h. e. Limo
ruber ab incarnato co lo re , quidam Malaice vpcant
jamboa. juxta Portugallicum Samboa, quod proprie
Pomp-Sifes feu Adarni poma Hifpanis dénotât, a quo
tarnen hæc mala Indica multum différant ,* Javanis
dicitur JDjurfu feu Bjerru vel Djerru-Matsjang h. e.
limo tigrinus : .Macafiarenfibus Lemon Calucku h. e.
Limo Calapparius, ob magniçudinem & formam Calap-
pi. Belgice Pompelmoes vocatqr. Sinenfibus vpxo j u ,
Locus. Hæ arbores Iiidicis his Orientalibus regio-
nibus non funt familiäres i videnturque ex foperio'ri- '
bus regionibus quondam hue fuifle tranflatæ, quæ ab
amatoribùs in hortis tantüm co'luntur tarn, ob fruttus
quam fimul ob comæ umbram, amplumque circa arbores
fabricant pedem lapideum, majoresque rambs
aflerculis alligant, arbores enim,quæ comam habent
anguftam, ramosque ereftos , altumque & ereftum
truncum, non ita præftantes cenfentur iis, quæ humi-
lioresfunt, comamque gérant amplam & extenfam;
Amboinenles non magni illas faciunt, fru&usque in
frigidioribus ipforum montibus crefcentes funt parvi
& acidi, arbores enim hæ calidum atque planum a-
mant folum & locum, unde Bandenfes femper mejio-
reshabentur Amboinenfibus, quum folum ibi fit cali-
dius. .
Ufas. Fraftus hic tantummodo crudus editur, &
cum tragematibüs plurimum offertur, ejusque càro
vel fola vel cum Vino Hifpanico & faceharo præpara-
ta gratö infervit refrigerio calidioribus diebus;vinum
autem ipfi admiftum efficit, ut non ita facile tormina
abdominis foboriantur : Si fruftus hic confcindatur,
cavendiun eft, ne culter amarum penetrans cordcem
carnem ipfam tangat; vel ne manibus, quibus cortex
avulfus eft, traftetur, quum faporem inde acquirat a-
marum: Atque hinc, ut rite aperiaturfrudlus, abutra- ■
que ejus fuperiore & inferiore plana parte lamella
quædam abfeindenda eft, inftayntegumenti cruftuli,
ad pollicis craflitiem , donee rubra àppâreat caro,
tumejue melius attendi po te ft, qua ratione reliqua
corticis pars cultro prudënter fit auferenda vel abfeindenda,
ne caro ipfa lædatur. Nobilis quoque fru^
fois eft in itmeribus marinis , quum diu confervari
polît, & incorraptus fit, fi leniter traftetur, quum ex
ÿbore decerpatur, & cura geratur, ne in terrain décidât,
fed e rimiculis fufpendatur in navibus : fique
in maris itinere comedatur, ftomachum refocillat,
fitimqüefedat.
Secunda fpecies in Banda occurrit, quæ foliaturä
cum vülgari convenit, fed truncum habet altiorem,
ereftosque ramos, ejusque folia funt rotundiora, at-
que ad oras magis ferrata , inferior autem folii pars
cordata eft inftar foliorum Limonis Itam, vel paulo
, ctiam major. Ad horlim ortum fpinula exfurgit parva
ac brevis, non autem in omnibus, nec certain etiam
obfervant formam ; Ejus folia in totum feptem polli-
ce$ funt Ionga, eorumque inferior pars cordata fésqui,
vel binos.pollices longa e f t , fuperior autem folii
pars circiter quatuor digitos lata eft , craflior autem
eft quam in vulgari, neque laterales coftæ ita protuberant
, foliumque ipfom eft magis acuminatum, ac
param ftilcatum feu bifidum, alia infuper funt irregu-
lana, finuofa, orisque excavads, aefi aliud efformare
Tom, IL vellent
Het bout is bleek, digt, en warrig, niet licht fcbeu-
rende, en droég zynde bequaam tot fieelen voor allerlei
Timmermans gereetfchappen , inzonderbeit dat van dé
dikke wortelen, die wat geadert zyn.
Sayföen. Zy bloeien in Oktober, en de volgende maan-
dén, én de vfücbtèn wefden typ. In April en May;
Naam.. In 't Latyn Limö Dëcumanus, o/ Malunl
Aflyrium Decumanum: In ’t MaléytsLemon CafTom-
ba , dat is , roode Limoen van de Vleejige coleur, zommige
noemenze' in 't Maleyts Jambóa ,. na H Portugeeze
Samboa, bet welk eigentlyk, de, Pomp-Sires, of Adarns
Appelen ,in Spangien beduit, doch waar van deze Indi-
aanfche al wat verfchülen: Op 't Javaans Djurru of Djëf-
ru-Matsjang, dat is Limo Tigririus: Op Macaffars Le-
mon CalucKU, dat is , Limo Calapparius, van baar
grootte, en gedaante als een Calappüs: In ’t Duits Pompelmoes;
Op ’tSinees Iu ,q f If'pay.
Plaats. Be Pompelmoes-boomefi zyn by dé,Indianen in
deze Oofterfcbë quartieren niét, gemeen, en bèt fchynt,
datze uit eenige van de bovenlanden- eertyds herwaarts
overgebragt zyn, en de liefhebbers queekenze maar inbaar
booven, om met een de febaduwe van baar kruin te hebben,
makende een breede voet daar rondom, én leidende
de fwaare takken op een Jlelling van latten: Werdende de
bosomen, dié baare kruin niet uiibfeiden, en meèft regte
takken, en een boogé jlambebben,zo goet niet geacht, als
fde lage en üitgebreide. J)e Aniboineezen maaken daar een Werk van, en ook dé vruebtén,. die in baare koudege-
ergte. waffen, zyn klein en zuur: Want 'deze boom. bemint
een vlakke, en warme plaats: Ëfi 'waarom de Bdn-
daze altyd voor beter gehouden wérden dan dé Ambóin-
febé , oni datze aldaar een warmer gfónt bébbèn. '
Gébruik. Deze vrucht dient maar alleen om raaüw
te eeten, en wert meejl by Bancquet-wèrk opgezet j' zó
wel bet vléés alleen, als tnèt opdhnfcbé Wyn en ziiiker
toebereid, ’t Welk een_aangëname véfkoeling geeft in de
beete dagen, èn de Wyn maakt, dat men aadf bo licht
geen fnyding in dé buik van krygti In ’t öpfnyd'èn moet
men wel toezien, dat men met bet mes, dat dóór de bittere
fcbelle gaat, niet te diép iti ’t vlees fnydèj ofte bet
zelve te veel aantafl met de banden, waar snede men de
fcbelle afgetfokkén beeft, tot voorkoming dat hét zélve
geen bittere ftndtik en krygt: En daarom, als menzé be-
boorlyk openen wil, zé moét men onder ën%évèn dé vlakke
zydén eerjl Wat affnyden, als eèn dekzel van eén paf-
tei, in de dikte van een duim, tot dat'het roode vlees gezien
wert, en dan zo kan mén beft merken,, boe men iri
’ t doorfnyden van de refterende fcbelle hei mei zat zetten.
Het is ook een bèerlyke vrucht op- Zee reizen, Want men
kanze lange bewarên, en onbedorven boudën, dis menze maat
in *t af nemen van den boom zagt handelt, en niet óp de
aarde laat plotzen: En dan Zo niét touwtjes opbangt, en
werdende dan op Zee gegeten, zo vefverjebenze de maag,
en verjlaan ook den dotft. ‘
a. In Bandu beeft men een byzondef zoorte van Pompelmoes
- boomen , Van bladeren de gemeène Wel gelyk,
docb met een hogere ftam, en fègté takken, de bladirert
van vooren wat ronder, en aan de kanten merkelykefge-
zaagt 'Zynde, dan de genteene, en niet een bert, als dat
van Lemoen Itam, of watgfootef: Èydènoorfpronkmet
een klein kort doorntje, dodo niet aan alle, en zy houden
ook geen vdft fatzoen, de bladefen in 't gebeel zyii 7.
duimen lank, en daar van bet hertje anderhalve, of twee
duim, bet bovenfte blad is in dé midden febaars Uier vingers
breet, wat dikker dan aan de gemeene, en de dwers-
ribben zyn Zo merkelyk of verhevén niet, van vooren waC
toegejpitft, of fpitzer toelopende, en een weinig geklooft,
andere zyn daar en boven ook nog met ongefchikte bogten,
en uitgebolde kanten , als ofze nog een bert wilden for- N mee