I. Boek. XXXV. Hoofdft. A M B OIN S C H Ë KRUIDBOEK. j
Jambofa Silvejlris Parvifolia; Caju M e r a . De kkinbladige ' wilde Jamboes-Botm van
Rampait. Xulfuar. Cap. 6. -Rumphiüs Auttuarium. Cap. 6.
Üxc arboris rubræ fpecies trancam gerit aTtum &
redtum, talibusque rubentfbus ac tenuibus obfitum
peiiiculis , ac aliæ Aycous. Rami minores funt breves
incurvi, ac nodôfi, fuperius in minores fefè dividendes
ramulos , qui ardfcis foliis gaudent oppofi-tis,
binisque paribus crucem ' cfformantibus : Hæc quo-
dammodo cum Caryophylli foliis conveniunt, fed
majora, paliidiora, & rugofiora funt, très, quatuor, im-
mo quinque polliçes longa, duos lata cum brevi acu-
mine. Inferius plures gerunt minores. coftas , quæ
oblique fuperius excurrunt, atque in arcus definunt:
Horum fapor eft acidus & filveftris: Poft folia ex
craflioribus ramulis progerminantflores,quisquevero
flos proprio infidet petiolo, ex iisdem partibus hi contan
t, quorum inferior pars feu centrum Caryophyl-
lum refert, in breve apertuni acumen. Superior pars
rotundum eft caput, quod aperitur in quatuor con-
cava ac læterubentiapetala, quæ mox decidunt: Centrum
huj.us floris conftat & inpletnr elegantiffimis ru-
bentibus pluribus ftaminibus artte junftis , uti reliqui
Jambofarum flores, fed funt brévia, nec ultra trans-
verfalem digitum longa, cum antheris plumbei coloris:
In horum medio longus apparet ftylus, qui poft.
decidua petalaac ftaminà perfiftit. Ex defcripto floris
centro leu infima parte oritur fruftus, qui parva eft
Tambofa inftar rofæ rubens, edendo inepta: Lignum
ex longitudinalibus conftat Abris, tenuioribus quam
inaliis^ycowj, ad oras albicans, i uteri us "læ te rubens,
recens eft gravfiîimum & humidum, fed facile ex-
ficcatur.
Nonïen. Latine Jambofa Silvejiris Parvifolia, Amboi-
nice A-ycou, Malaice commumi vocabulo Caju Mera,
■ cqjus quatuor fpeeies Libro quarto defcriptæ funt.
Locus. Invenitu» in rnontibus fîlvofis, fatisque fre-
quens eft in Amboina.
XJfus. Lignum infervit ædificationi, fed recens lîc-
catum in filva reponi deb et, quum alias nimis gravis
fit.oneris. Sed decorticatum ac detruncatum
non diu foil eft exponendum, quum facile per lon-
gitudinem findatur; Ex recentibus foliis cum aqua
contritis optimum fit gargarifma, ad os depurandum
laxasque corroborandas gingivas.
Alia quoque filveftrium Jambofarum occurrit Ipe-
des, quam nie fubjungam, quæ vocatur Jamboe Ayer
Utan : hæc eft arbor numilis ac incurva, foliis vulgaris
Jambofæ Ay er , fed quæ funt anguftiora magis-
queacuminata, duo femperoppblita,femliafere, acin
longumdefinentiaapicem, tria quatuorve in rachide locateur
paria. Ad horum fummum flores proveniunt, très
quinqueve limul in una extenfa limul corona, inftar
Caryophyllorum ex duabus confiantes partibus , inferior
harum eft fruftus rudimentum, quod calicu-
lum refert in quatuor divifum apices, primo viride,
huiç inponitur rotundus globus ex quatuor concavis
& albis petalis conftans, quæ fefe aperientia exhibent
plurima fordide albentia ftamina, eredto ftylo in centro,
quod diu frudlui infidet, hic autem magnitudi-
nem habet ovi'columbini, albidùs, &fuperiüs umbilic
u s : Sub alba carne locâtur magnus, angulofus, ad
parum fungofus nucleus , edendo ineptus. Sed ali-
quid in hac obfervatur arbore, nam poft folia in rachide
excrefeit verruca quæ quosdam lignofps emittit
petiolos, qui primo quædam parva & angufta conti-
•nent folia, hicque tuber niagnitudinis eft capitis in-
fantis, in tria quatuorve tubercuk divilus, ’ quorum
quodvis proprio infidet peduncuïo, quodque conftat
ex innumeris parvis ramulis., qui intricati ac granu-
loli funt coloris obfcuri, fufci feu nigricantis, præter
noc corpus autem nihil ulterius provenit. Guriofitati
mierviunt, referuntque haud male Cupreffum Mari-
nam: Arbor ipfa frigidis crefcit in. vallibus jux ta flu-
minum ripas. <îA. n-
Déze zoorte van Arbor-rubra gewint een - booge rente
Jbam , met diergelyke rojfe en dunne vellekens bekleed als
andere Aycoüs : de takjens zyn kort, krom, enknoeftig
aan 't uiterjte zig verdelende in korte ryskèns , dewelke
digt bezet zyn meibladeren tegens malkander en /taande en
met hun vter in t kruis. Deze-Zyn de Nagel-bladeren
eemgzints gelyk, dog grooter, weeker, enrimpeliger, 3.4.
en 5. duimen Icmk, 2. duimen breed, met een korte Jpits.
Aan ’t onderjle bebbenze veel ribbekens, dewelke fcbüvns* na
voren lopen, en met bogen fluiten; baar fmaak is zwragtig
en wild, agter de bladeren aan de dikkere ryskens komt bet
bloeyzel voort, ieder bloem op een byzbhdere fteel, dezè zyn
gemaakt van twee deelen, bet onderjle is de Voet gèlykende
een GaryoffeUnageltje in een 'kort fpitsje geopend, bet bo-
venjte deel is een rónde knop, dewelke zig opênd in vier
bolle en ligt-rode blaadjes, die kort daar na a f vatten. De midden
is digt uitgevuld met febohe rozen-rode draden gelyk
alle bloeyende Jamboezen, dog korter, en.niet boven een
dwers-vinger lank, dragende lootverwige noppen: in de midden
ftaat een bloot Jiyltje, 't 'Welkjiaan blyft na 't afvullen
der draden, uit voorfebrevè voetje wert de Vrïigt, dewélke >
is een kleine Jamboes mede rooZe-rood en onbequaam om te
eeteti: bet bout is langdradig, fynder, dan aan andere Ay-
cou s , aan de kanten witagtig en na binnen toe ligt-rood;
het verfche zeer fwaar en vol vogtigbeit ,'dog droogt ligt op.
Naam. In ’t Latyn Jambofa Silveftris Parvifolia, in
*t Amb. A ycou, en in ’ t Maleytsmet een gemeènenaam Caju
Mera,'Kiaar van vier zoorten in 't vierde boek befebreven zyn.
Plaats. Men vind bet op de bergen in ligte boffen en is
redelyk gemeen in Amboina.
Gebruik. Het hout dient tot den buisbouw, maar men
moet bet versgekaptè in 't b'öfcb laten léggen, want bet anders
.te fwaar valt om te dragen. Men moet bét géfcbeUe
en gekapte niet lang in de Zon laten leggen, vermits het
ligt Jcbeufd in de lengte, en daar en boven genleene bért-
Jcbeurig is'. Uit de verfche bladeren in water gewreven,
maakt men een goet gorgel-wqter om den mondt te zuiveren,
en bet Waggelende tandvlees te bevejligen.
Daar is;nog een ander zoorte van wilde Jamboezen, dewelke
ik bier mede zal byvoeger, génaamt Jamboe Ayer
Utan; dit is een laage kromme boom met bladeren als de gemeend
Jamboe Ayer, dog fmalder en voren fpitzer, twee en
twee regt tegens malkander en J'cbiër zonder voetjes, en met
ben lange fpits 3 en 4. paar en aan een rysken. Aan ’tvöor-
Jte der zelve komt bet bloeyzel voort, geraeenelyk 3 of 5. in
een wyd kroontje gelyk de nagelen, gemaakt van twee deelen,
het onderjle is het beginzelvaii de vrugt, te weet en
een kelkje boven in vier Jpitzen verdeelt, in ’téerjl groen,
en daar boven is een ronden bol uit vier hotte en witteMaad-
jes gemaakt, die baar openende vertoonen veele vuilwitte
draden, met een regt Jiyltje in de midden, bet welk lang
op de vrügt blyft fa a n , dezelve is in Se grootte van eendm-
ven ey, vuil-wit, en boven op met een geflote navelt j e ; onder
bet witte vlees leid een groope hoekige en Wat vooze korrel
, en toorts öHbequaüm om te eeten. Maar daar is nog
een anderè rariteit aan dezen boom, want agter de blader en
aan de takjens gr beid, een Wratie, dewelke benige boute Jlee-
len uitgeeft , dqar aan men eerjtelyk eenige kleine en/malle
blaadjes ziet, en dit bywas is in de grootte van een kinder-
kop, dog in 304. klompen verdeelt, ieder op, een byzondere
fieel, en gemqakt van ontelbare kleine takjens, die in malkander
verwen en korrelig zyn, van koleur donker-bruin, en
daar komt anders niet aan. Zy dienen tot een rariteyt
wantze verbeelden niet qualykeen Zee-boompje , genaamt
CupreiTus Marina. Den boom groeid in koude volleyen
langs de oevers van rivieren.
' Tabula Quadragefima De Veertigjie Plaat
Silvcjiris parvifolia, <p» O ju M r a Wilde kleinbladige Jamboes-Boom, .ƒ«.
ilmipsio vocatur m cjus A O m m Cafiufixn. * Caju Mera „on Rumphius in ajn Aüânarium Capin. «.
Tom. I. O B S E R - -AAN.