LBoek. IV. Hoofdß. AMBOINSC
inftar Calappi junioris ,. excepto quod folia eflent
breviora & anguftiora. Cæteræ autem arbufculæ fen-
fim decrefcebant, ita ut quædam tantum ex germine
feu Majang protfenirent, quæ cum cæteris numeratæ,
numerum quinquagenarium coriftituebant : Sane non
fine fumma admiratione confpici poterat, quo modo
truncus.adeo gracilis, &,excavatus valeret tot ai bu
feulas in fua fuftinére coma atque nutrire ; hineque
concludi poflet, arbufculas has non omnes fimul, fed
fenfim unam po ll alteram natam fuifie. Primus eârum
ortus erat germen aliquod feu Majang, vulgaribus Calappi
arboribus quodammodo fimile, per longitudi-
'nem autem profundius ftriatum, antica parte inflexum,
& externe ex quatuor vel quinque planis ac fibi invi-
cem incumbentibus vaginis feu craflis foliis conftans,
quæ in nullas extendebantur ramificationes , neque
interne juli floriferi, feu fruftuum germina confpicie-
bantur, uti id in aliis obtinet Majangis. Horum cerebrum
Palmyt dibtum erat continuatum, album,- &
edendo apturn, ex quo veri foliorum rami propulMa-
bânt.Incolæ ex confueto more in trurico inciliones quas-
dam fecèrant, ut primos'inde poffent çarpere frublus,
harum verb quædam adeo compUtruerant, præfertim
inferiores, ita ut interne, quoufque rnanibus palpari
poflet, nùlla medulla, atqué externus tantum cortex
detegi p o fle t, medulla forte ab albis coméfta erat
formicis., quæque porro reftabat, itidem computru-
erat, excepta forte parte, quæ ad cerebrum feu Palmyt
erat loçata, illud enim integrum videbatur, fine
quo .arbor crefeere nec vivere poteft. Majorum plu-
rimæ detruncabantur arbufculæ, quas cùriofi tran-
fplantabant, ut tentarent, an hæc mira confervari
poflet fpecies, quæ per très quatuorve menfes vigue-
runt, pofteâ vero interierunt, argumento, naturam
monftra, feu abortus alere, ac propagare noluifle.
Hinc concluderem, rationes adduci p o lie , unde-
nam Calappus hæc multiceps fuam traxerit origi-
ilem, defebtu nempe meduliæ trunci, quæ vel a formicis
albis fuit confumpta, vel per cadentes pluviàs
computruit ; unde nec lufficiens nutrimentum ad Ma-
jàng adduci po tu it, ac proinde arbor nollos etiam
proferre fruétus, fed folummodo ramificationes folio-
fks explicare. Verum quidemeft, quod inveniantur Calappi
arbores, quæ in trunco obliquum habent foramen
unum alterumve perforatum, ac tarnen fuos pro-
ducunt fruétus , quamvis pauciores ; an autem cum
hac deferipta fînt comparandæ? quæ, uti dittum fuit,
inferius nullam habebat medullam, fed ex folo cortice
nutriri, ac vivere debuit.
Alter abortùs provenit in Tuttekorin, ubi folum efl
arenofum admoaum, ex nuce Calappa a Dom. Roberto
Padtbrugge plantata, quæ germina circa nucem io-
fleftebat, & in terram reclinabat, quo modo hæc nux
etiam verteretur, per terram traniire debebat & ad
aliud progerminare latus, antequam re£tum erigere
poflet truncum.
Tales degenerationes in arbore Zagou etiam obfer-
vantur, quæ aliquando humilis, ac tenuis eft trunci,
& fuperius in très plurefve dividitur comas, neque
umquam etiam dat frubtus , nec farinofam habet
medullam. Hæ dicuntur nanæ, & ortum ducunt,fi ju-
nipr Zagou truncus nimium foliis ac ramis orbetur,
quod nimium circa hanc faciunt urbem,ubi fervifine
diferiminé filvàs Zagou arboris detruncant, ac valiant.
Subfequente autem anno, quum ifta delinearetur
arbor i plurimos jam dimiferat ramos, unde modo
tribus quatuorve depingitur ramificationibus chm de-
pendentibus julis , ac germi’nibus, quorum quædam
in folia explicantur.
E X P L I C A T I O
Tabula Tenia,
Exhibent is C oc cum monftrofam frondibus proliferis.
HE K BUY D BOEK. aj
kens kleender, zoo dat zommige eerjl uit het febeutje of
Majang quaamendewelke mede geteld zynie over de vyf-
tig Jluks' uitmaakten , zynde niet zonder verwonderinge
aan te jebotmen, boe die magere, en uitgebolde fiam
zoo veele boompies in zyn kruin dragen, 'ik zegge, voeden
kon: en men konde daar uit af nemen, dat deze zyne
boompjes niet teffens, maar met ’er tyt d'eèn na den anderen
voortgekomen zyn: baren eerjlen oorfpronk was een
Scheutje of Majang, dat van de gemeene Calappus-boomen
eenigzints gelyk , dog in de lengte dieper gejireept, van
voören met een krul, en van buiten uit vier of vyf platte,
en op malkander leggende- febeeden, of dikke bladeren gemaakt
, dewelke zig in geene takken openden, van binnen
zag men geen bloeizel of febepfel van vrugten, gelyk in
andere Majangs, maar een doorgaande wit Palmyt, goed
om te /eeten, en waar uit de regte ‘en geblade takken gemaakt
wier den, De Inlanders hadden, na gewoonte, in
den Jlameenige keepen gemaakt,- om de eerjle vrugten daar
af te balen , en waar van ’er zommige zoodanig ingerot
waren, inzonderheid de onder(le, dat men van binnen zoo
hoog men reiken konde', gantfeb geen hert en maar alleen
de enkelde buitenfie fchorjfe voelen konde, zynde miffebien
het hert, na gijjinge door de witte mieren uiigevreeten, en
die daar ook nog aanwar en,' bebalven aan de bovenjle'Palmyt,
bet welk mijfchien nog geheel was, zonder 't welke
de boom niet leven kan. Daar wier den veele van de grootjle
boompjes af gekapt, en uit nieusgierigbeii verplant, Om te
zien'of men dit wonderlyk geflagt onderhouden konde', en
dewelke ook wel dry en vier maanden in 't leven bleven,
maar daar na uitgingen , tot' een) bewys, dat de natuur
geen misgeboorten vöottteelen wil. ’
Hier uit zoud’ ik nu rheinen, dat men reden geven kan,,
waar door dezen veelboofdigeiï Calappus-bom veroorzaakt
zy , namentlyk door ’t gebrek van 't hert des fiams, 't
welk o f door witte mieren verteerd, of door 't indringende.
regenwater verrot is: en waar door dan gëengenoegzaam
voetzel in de Majangs komende gebragt wérden, dezelve
boom gevolgelyk gene vrugten, maar Wel tak-,
ken en bladeren beeft konnen voortbrengen. JVel is waar
dat men Calappus-boomen vind, dewelke in den jlam een
of twee doorgaande gaten hebben, en egter vrugten dragen,
hoewel weinige , dog zyn die egter met dezen boom'
niette vergélyken, dewelke, als gezegt, van onderen op
gantfeb geen hert beeft, maar op de enkelde JcborJfe beeft
moeten Teven. .
Een ander misgewas heeft men gehad op Tuttekorin, daar
een zeer zandig lant i s , van een Calappus-noot door de
beer Robertus Fadtbrugge geplant, dewelke haar febeutje
‘omboog over de noot been, en weder na de aarde toe,
men mogtze keer en, zoo men wilde, zy mojle een gebeden
Jlag maken onder dóór de aarde, en op de andere zyde weder
opkmen , wanneerze eer f t een regten ftam formeerde.
Diergelykën ontaardinge vind men ook aan den Zaguo-
boom, dewelke zmtyts laag en mager van ftam blyft, boven
in drie, of meer kruinen zig verdeelt,. en noit vrugten
of meeldragend merg voortbrengt: dezen noemd men
onderblyfzels, en werden veroorzaaktals men den jongen
Zagou-ftruik te zeer van takkenen bladeren berooft, ’t welk
al te veel gefebied rondom deze ftad, daar de Jlaven zonder
onderfebeid de naafte Zagoe-boffcben felsenden, en uitkappen.
In ’t volgende jaar, als de voornoemde boom uitgeteikent
wier de, badde hy zyn meefte takken verloeren, wesbalven
by maar met drie a vier af geheeld ftaat, nevens de afhangendefebeutjes,
waar van ’er zommige in bladeren zig
opendoen.
A A H W Y Z I N G
Van de Derde Plaat,
Verbeeldende een monftreufe Calappus-Boom met veele weelderige
Takken.
Tom. I. CAPUT D V. HOOFD