pluviâ, unde facile & cito corrumpuntur, atque fqua-
lide rufefcunt.
TeCta hast,licet ex tenui hac prasparenturmatérie,
adeo tarnen funt claufa * ut nulla pluvias-gutta per-
tranfeat, licet maximi imbres ac procell« faspe obo-
riantur. Peffimum vero, e ft, quod 'v ix ultra.leptem
perdurare poffmt annos, e x c ep to ,fi duplicates alli-
gantur, quum per decern adhuc per-fiftunt annos: Sea-
las has primo eleganter fubfufcas fu n t, ultimo vero
fqualide cinereas, quum faspe adeo comminuuntur,
ut tamquam ex terra plurimas ex illis excrefcant plan-
t « : Aedes has ex tam levi conftruCtas m a t e r ie facile
quoque per paucos. homines translocari poflunt, nec
flamma itidem facile hafee confumit, niii extrema
Atap pars comburatur, turn enim chartaceas h « domus
cito comburuntur, damnum autem talis asdificu
non adeo magnum eft, inoolas enim parvo pretio novum
exftruere poffunt. Ut memorata Atap conficiatur, non
plures quam duas fimul ramificationes ex arbore avel-
lend« funt, alias enim nimis emaciatur ilia , unde &
incol« in fuis Sagu-filVis nolunt peregrinos veU alios
admittere, ut folia inde petant, quin ipfi prasfentes
adftare debeant, & invigilare', ne nimis a ramis de-
Updentur arbores, econtra, ft Gabba Gabba lint emar-
cidas as deciduas, unusquisque eas libere poteft pe-
tere.
Quum faspius hifee in infuiisbellageruntur , ac hofti-
bus non majus adferri damnum poteft, quam ft eorum
frugiferas perdantur arbores, fie quoque Sagu-filVa, quas
ipforumpanariumeft, primovaftatur, qüod fit, fiprofunda
fcilfura in trunco incidatur, ex quaintra tres
quatuorve dies omnis arboris fuccus exftillat, forma
mucofte Papëdae, atque ejus medulla exficcatur, unde
aftiiti incolas cito adcurrentes hoc vulnus curant ma-
nipulo luti feu nigrae terras imponendo, pöftea inde
in ufum venit totas excidere, ac per longitudi-
nem findefe arbores*: turn enim per pluvias ac folem
medulla brevi cómputrefcit tempore, hoeque difficil-
limum ab noxium eft opus, quod Europiani noftri
milites in Amboinenfibus bellis prasftare debent. Per-
errantes enim casnofas hafee Sagu - filvas vel fpinis
laeduntur ac vulnerantur in pedibus, vel incidunt in
paralyfin Indicam, Berbery diCtam, unde, quibus hicce
contingie labor , calceis bene firmandi funt, -ne in
-vulnera maligna per fpinas irruant.
en den regen daar in Jlaat: deze mrjl-fcbalien noemt men
in 't Maleyts Bombongan (o/ qualyk Bonga-Bonga) en
met dewelke men ook de heiningen ofte paggersdekt, op dutter
in de Jlaande Gabba Gabba geen regen zondevallen-, ddar-
ze anderzints baaft van bederven, en leelyk graauw werden.
Deze daaken r hoewel van zulken ligten Jloffe gemaakt,
zyn nogtans zoo digtt dat 'er geen droppel reegen iii of dóór
komt, Jcboon datze geweldige Jtorm?winden, en plas-regens
moeten uitfiaan, maar betjlmjbe is, datze niet bóven de zeven
Memoraturn eraffum - corticem, Coroerong diCtum,
compertum e ft, inpenetrabilem effe globo fclopeti,
vel faltem ejüs vim adeo imminuere, ut non mul-
tu.m nocere poflit: unde in Campis & caftris fubita-
he» inde poflunt fabricari lories : fervi quoque hoc
utuntur cortice, fi in echinis lapides, ealeem, tales- ?ue graves materias humeris luis gëftare debeant.
lujuS arbótis fo lia , ac prasfertim junioris feu frute-
feentis, numquam fere quiefeunt, fed continuo tre-
iiiunt, ac minimo moventur v ento, immo faepius duo
triave fefe allidunt, quum reliqua quiefcant, licet
aër ad oculum fit pacatiflimus: Ilia fubito iterum
fiftuntur , quum alia iterum agitentur, quod mirabi-
lem praebet adfpeCtum, ejufque proximam cauffam
puto effe minorem ac fiaccidum aëris mbtum, qui
in corpore noftro perfentiri nequit, quique contra
firma & femi-complicata folia tamquam ad fafti-
gium allidit, unde hasc moventur. Spinofas ramificationes
fepibus hortorum Baggers vocatorum impo-
nüntur, ne transvolent galli, vel circa arborum trun-
cos quoque colligantur, ne glires aliique peregrini
hofpites iilas adicendant. Gêrmen, quod quoque te-
lum ac cornu vocari po te ft, unde juniora explicaritur
fo lia , ante ejus aperturam ad tilnas longitudinem vel
paulo majorem UEpius abfeinditur, ex quo incolas
tenuia findere norunc fila,- quas nigra vel fufea tin-
guntur, unde contexunt certa lintea Gulit Sagu dióla,
quae funt firma ac glabra, Coloris pallide purpurei,
ac fatis durabilia & contra pluvias perdurant, inter
texendum autem admifeent plerumque aliquod Goffypii
filum, uti ex Baftas vel Caricams, quod eum in finem
prius in filamenta ducunt. Incölae vero infiilarum U-
liaftrenfium in hifee veftimentis contexendis funt ver-
fatifiimi
jaren kennen duuren, bet zy dan dat menze dubbelt op
malkander bindt, als wanneerze nog wel tien jaren goet
blyven; eerj\ zynze feboon bruin , maar in 't laaft e lelyk
graauw, en verbryzelen zomtyts zoodanig op malkander,
dat ’er , als uit de aarde , eehige planten opkomen te groeyen:
deze buizen, aldus■ van zodanigen ligten Jloffe gemaakt,
zyn dien volgende ook met weinig menfeben wel te verzetten,
en den brandt beeft ’er ook niet ligt vat aan, ’i en zy
dat by de eyndén van de qtap bereiken kan: want als dan
raaken deze pompier e huizen zeer ligt in brandt, dan de
febade van bet buis zelve is niet ' zeer groot , want den
Inlander kan met weinig kofien weder een ander oprigten:
Om bet voorn. Atap te maaken, moet men niet meer dan
een a twee takken teffens van de hoornen afnemen; want
anders wordenze te zeer onder de voet gehouden of uitge-
mergelt, en waarom de Inlanders ook niet lyden willen,
dat een ander of vreemde in baar-Sagu-bofcb-bladeren komt
te baaien, of zy moeten zelfs toezien, dat men de hoornen
niet té zeer van takken ontbloot , daar en tegen bet haaien
van Gabba Gabben, als zynde oude en afgevallene takken
, Jlaat een yder ® |||
Nadien nu ook veeltyts in deZe èylanden oorlog moet worden
gevoert, en men de vyahden niet beter plagen kan, als
met bet bederven van bare vrugtboomen, zomoet het Sagu*
bofcb (als zynde baar broodt-kamerj'zulksvooreerjl en voor.
al ontgelden, en 't welk gefebiét, als men een kerf of diepe
keepein den Jlamkapt, waar uit dan binnen drie a vier
dagen, alle bet zap van den boom loopt, in gedaante van fly-
merige Papeda, en bet merg droogt uit: maar om dat den
Jlimmen óf doozen Inlander , tydig daar bykomende, deze
quetzuure weet toe te heelen, met een handt vol Jlyk of
zwarte aarde daar op te fmeeren, zo is namaals in gebruik
gekomen, dat men deze boomengeheel omvellen, en in de lengte
fplyten moet: want als dan, door de regen en zon, zo
verrot hét binnenjle merg in korten tydt, en dit is een vati
de moeyelykjle en fchadelykjle werken, die onze Europiaan-
febe Soldaten in de Amboinjche oorlogen hebben uit tejlaan:
want zy moeten, met bet dóorkrutjfen van deze modderige
Sagu-bojfchen, of van doornen in de voeten gequetjl werden,
of aan de berbery en Indiaanze lammigbeit geraaken, en
daarom moet by geen geit aan fchoenen J'paafen, die zulken
arbeit te beur te valt, of by Zal bet hem beklagen.
De voornoemde dikke JchorJfe , Goroerong genaamt,
beeft men in de leegers bevonden, dat door een roer-kogel on-
doorboorlyk zyn, of immers, den Jlag der kogel zodanig komen
te breeken , datze geen groote febade kan doen:- en
dierbalven kan men in 't velt fchielyke óf fpoedïge borji-
weeringen daar van maaken: de Jldven gebruiken dezelve
ook, wanneerze in bakken Jteen, kalk, en diergelyke zwda-
re materie op- bare febouders moeten dragen. De bladeren
van deze boomen, en voornamentijk die van de jonge ef
Jiruik,Jiaan bykans noit Jiil, maar beweegen hun, en ratelen
met de minjle windt, tegen malkander, ja zomtyts
ziet men 'er twee a drie tegens mdlkanderen aanjlaan , en
de-andere Jiil Jlaan, al is de lugt, na oögenfcbyn, geheel
zonder wint: fcbielyk'Jiaan zy dan ook J iil, en verroeren
bun wederom andere f t welk wondcrlyk is om aan te zien,
en waar van ik de naajle oorzaak gijfe te zyn een kleine en
jlaauwe beweging des lugts, die men aan ons lichaam niet
voelen kan, en dewelke tegens de' jiyve en bqlf t'zamen ge-
boogen bladeren,. als tegens een zeyltje, aanjloot, en zoo
dezelve beweegt : de doornige takken legt men op heiningen
ofte Paggers der tuinen , voor het overvliegen der boenders,
ofte men bintze ook rondom de boomen tegens bet opklimmen
der ratten en vreemde gajlen. : ' de febeut, die men ook een
pyl of langen boorn noemen kan, en d'welke zig in jonge
bladeren verdeelt * wert, voor bet ópenen, zomtyts de lengte
van een elk of wat meer afgefneeden, daar dan de Inlanders
fyne draaden van weten te fplyten, en dezele
bruin of zwart te verwen, midsgaders daar van te weven
zeekere Jlofjes, Culit Sagu genaamt, zynde Jlyf en
gladt,en eenigzints bét grove greyn gelykende, van verwe
ligt-bruin of purper, en redelyk durabel tegens den regen,
dog in 't weeven mengenze gemeenelyk eenig kattoenegaa-
ren daar onder, als van Baftas of Caricams, dewelke. zy
. ' . - , ' •, - f dot
fatiffimi. Quum jam obfervetur Sagum fruftus fuos
orodituräin , quod eft cif ca fupfa notäcum fecun-
dum' H l tertium matüritatis gradum , üque per ali-
ouod tempus expetatur v e g e ta , prasdiftum tune
eermen disrumpendum eft j tum enim-aliquot per
menfes confervari poteft, donee occafio oboriatur
ejus contundendi meduUam. Cerammenfes vulnerä
atque exulcerationes curant manducato Sagu-pane,
quem forma emplaftri imponunt, vim enim exficcan-*
tem acque incarnantem habet,-nihil aliud addentes. Si
;ain memorata Sagu-farina feu Sagu* manta inveterata
fuerit, nulla bona Papeda puls inde eonfici poteft*
quia nimis fluida tum eft , ac maxima pultis virtus
in eo confiftit* ut tenax ac glutinofa fit, ingurgitari
enim * nön manducari deb et, prius etiäm tali aquas
incoquendi funt quidam cortices certarum arborum,
qua: Oebat-Papeda yócantur , uti funt Lingpó', A u l,
Aylauit Lap-pia, prasfertim autem arboris Taberu, ac
plures alii cortices, qui aquas vim confortantem ad-
dunt * quumque Sagu-farina.ei infundator, tum Papeda
juftam adquirit confiftentiam,
CÎoffos ôlïm apud Romands in deiiciis fuifle teftd-
tur Plinius lib. 17. 'Cap. 24. qui feribit arborum qua-
rundam Coffos, prasfertim autem Quercuum, farina
faginatos apud Romanos in deiiciis habitos fuiffe.
DeSagus autem.teredine notandum e ft, quod fi fatis
diu in prasdidfca Ela fuerit faginatus , ilium quoque
inftar reliqubrum Cofforum mutari in aureliam, refe-
rentem infantem moftuum, feu necydalum in cellu-
la c'onclufum*quæ coofedla eft ex proxime adjacenti-
bus ftipulis, ex qua dein poft aliquod tempus nigricans
oritur Scarabasus: Crefcunt non tantum, uti dictum
fu it, in Ela, fed in media quoque Sagus medulla
tot dien eynde alvoorens onitornen’, zynde de Inwoonders
van'de Uliajierfcbe Èylanden in 't weven van deze klee-
den wel de gaduwjle. Wanneer men nu ziet, dat den Sagu-
boom zyne vrugten wil iiitfcbieten , 't welk dan is omtrent
de bier voor. genoemde tweedè of derde graat van rypbeit,
en dat men bem nog een tydt lank begeert Jlaande te bou- ■
den, zo moet men bet gem. uitfpruilzél of de Jcbeut afbreeu
ken', want als dan kan men dezelve nog eenige maanden
goet- bewaren, tot dat men gelegentbeit beeft, om bem te
kloppen: de Gerammers geneezen baar vltefcb-wonden. en
Ulcerdtien met bet gekauwde Sagu-broodt, 't zelve pley-
Jters-gewys daar op Jmeerende, want bet heeft een opdroo-
gende, en vetmaakende kragt, en vooris anders niet. Als
nu bet meer gem. Sagu-meel of de Sagu-mantaout is geworden
, fi vegeta fit ac crefcat, in qua laspe inveniuntur
adeo hi Coffi occlufi, ut nulla apettura, nuilus introitus
vel ejus veftigium appareat , per quod iiitroivere, quod
perferutandum relinquo neotericis Philofophis, qui ne-
gant infeCtum aliquod ex putrefaCtione generari; fed
confitmant cunCta ex prasgreffo oriri ovo ; de quo in
Amboinico libro de animalibus plura- commernora-
buntur: Si obferventur vefpertiliones ramis Sagu-ar-
boris appendere, tum credunt incolae, truncum farina
deftitui, v el arborem brevi perituram: Ex Sagu
farina alii quoque cibi feu bellaria prasparantuf, inter
ilia quoque Uba, qui funt bacelli ex Sagu-mantà
ConfeCti, & in Sagu-foliis tofti , paulo minores quam
Baggea: Cerainenfes autem -illos torrent in tenuibus
Bamboefis, quales bacelli hinc quoque majores funt,
& Tutupola vocantur , fi autem Sagu-mantas faccha-
rum, Aniium, & Piper admifeeatur, turn tenues-bacelli
ex iis prasparati1 in foliis torrentur, & Cana no-
minantur,inque epulis proponuntur. Nocabilequoque
e ft, ft aliquid Sagu-mantæ rafpato Calappas nucleo fit
■ immiftum , nullum inde elici pofle oleum, fed omnia
turn in pultem colliquefcere : fie quoque notatu dig-
num e f t , quod Ceramenfes faspius expert} fuerint,
malignas nempe pedum exulcerationes fé lic ite r . cu-
ratas fuiffe per Ceramenfem Sagum, cujuscunque etiam
fitpagi: Eum in finem tenuiter manducata hæc pa-
fta cum folio Daun Baru , quod non nimis tenèrum
effe debet', inftar Emplaftri craffioris ulcerationi in-
ponitur, ubi exfiGcationi porro relinquitur.
, dan en kan men geen goede Papeda daar van maaken,
om datze te vloeyende wort, en de meejle deugt van deze
pap daar in bejlaatjdat by Jlyf en taay is, want by wil
maar ingejporpt, en niet gekaauwt worden; ook moet men
te voor en in 't water kooken eenige feborjfen van zeekere
boomen, die mén Oebat-Papeda noemt, als van Lingoo *
A u l, Aylaun Lap-pia , dog voornamentlyk die van den
boomTahem, en nog meer andere, dewelke bet Water een
t'zamentrekkende kragt g ev en en wanneer men dan bet
Sagu-meel daar in Jlrooyt, zo krygt de Papeda baar behoor•»
lyke dikte;
Dat nu de Cojft, ofte bout-wormen eertyts by de Romey-
nen voor een lekkerny zyn gehouden, getuigt Plinius lib«
i7.Cap. 24. febryvende dien aangaande, dat de bout-wormen
van zommige boomen, dog meejl van de Eyke-boomen,
met meel gemejl, en by de Romeinen voor lekkerny gehouden
wier den; zynde wyders van de voorn. Sagu-wormen
aan te merken, dat wanneerze baar lang genoeg in de voor-
noemde Ela gemeft hebben, zy ook, gelyk alle. andere houtwormen
veranderen in een poppe , gelykende wel wat na
een doodt-kint , ' t welk bejlooten is in een huisken of zakken
van de naajlaangelegem Jloppelen gemaakt, en waar uit
dan mede na zeekere tydt een zwarte keever of torre voortkomt:
zy groeyen niet alleen, als gezegt, in de E la, maar
ook midden in 't merg van den Sagu-boom, zoo als by nog
Jlaat en groeyt, en daar in menze dikwils zodanig vint bejlooten,
dat men daar aan geen opening, ingang, of voet-
Jlappen befpeuren kan, boeze daar in mogen gekomen zyn ,
dog 't welk ik geerne wil laaten onderzoeken.de nieuwe Pbi-
lozopben , dewelke ontkennen , dat eenige infeElen uit verrotting
zouden werden gegenereert; maar vajl Jlellen, datze
alle uit een voorbeen gelegt. ey baar oorfpronk moeten hebben;
en waar van in 't Amboinjche .dierboek nog wat meer
zal worden gezegt: wanneer men ziet en gewaar wort, dat
baar de vteermuyzen aan de takken des Sagu-booms hangen,
zoo gelooven de Inlanders, dat de Jlam geen meel meer en
beeft, ofte dat de boom in korten tydt zal uitgaan. h it bet
Sagu-meel werden nog al eenige andere fpyzen of tafel-ge-
regten toebereit, en daar onder ook Uha, zynde Jlokjes uit
Sagu-mantd gemaakt, en in SaguT blaaderen gebakken, wat
kleender als de Baggea ; dan de Gerammers bakkenze in
dunne Bamboezen , welkers Jlokj es.dien volgende ook wat
grooter zyn, en werden Tutupola genaamt,maar als men
onder de Sagu-manta zuiker, anys, en peper doet,. dan
werden de dunne Jlokjes daar van gemaakt in bladeren gebakken,
ewCana genaamt, midsgaders tot banket opgedijl:
bet is ook aanmerkelyk, dat zoo wanneer yets van de Sagu-
manta onder het gerafpte pit van de Gahppus-noót komt ,■
men geen oly daar van krygen kan, maar dat bet alles tot
een pap wert; en zoo mede is bet wel noterens waardig 't
geen.de Cerammers dikrnaals hebben geprobeert, namentlyk
dat quade Ulceratien aan de beenen gelukkig zyn genezen
met een Ceramze Sagu, van wat Negory die ook mag wezen
:• werdende ten dien einde klein gekaauwt met een bladt
WW Daun Baru, 't welk niet al te jonk is, en dan als een
dikke pleyjler op de Ulceratien gefmeert , daar men bet dan
voorts zo laat op drogen«
CAPUT XIX.