ll Boek. X LV l. Hooftjl. AMBOINS CHE K R U Y D B O EK . m
Bfumoendi: Altera yero fpecies, qua? rarioribus ar* de takken af breken zonder fyfer: Dé andere zoorte, die niet
nmr minis', & pauciores dat fru&us, non ita bona veele doornen beeft, en minder vruchten draagt > is zo
T r amaraeft. H | H ' goet, nog bitter niet.
‘feerftitiotëf'quoqub ars apud incolas prmvalet,& Daar is nog een fuperftitieus konflje, by den Inlan-
fanauam arcanum habetur ad Swangis féu Magos de- der voor eenfecreetgehouden, om defwangis of Tovenaari
P en do s : Radicem fumunt optimte feu fpinofae fpe- te leeren kennen. Zy neemen de wortel, van de befte, of
iff qua'm cum'aqua & calce conterunt, illamque doornacbiige zoorte , wryvenze met water, en een weifiribedtis
propinant hominibus, vel cum Pinangaoffe- nig kalk, geven zulks de Jufpecte perzoonen te drinken of
nine fi inde aegre fefe habeant, ‘‘pro Swangis & in Pinang te eeten, indienze haar qualyk daar van ge-
Mads habentur,e contra eadem htec radix ciiin aqua voelen, zo wer'denze voor Swangis gehouden, daar en te*
rontrita eft antidotum ilHs , qui putant fefe eife in- gen dezelfjle wortel in water gewreven, is eén ügenbaat,
cantatoS. wanneer iémant meent betovért te zyn-. '
Tabula Trigefma Septima
Rimum exhibet Jujubas lito rea , quæ Vidara Liftorea a Rum-
phh vocatur.
O B S E R V A T I O.
H*c convenit cum Jujuba Indica fpinofa folio & fru<ftu lon-
giore Plukn.Almag. p . 199- & R a y.tom .j, D en d r.p .^ . qu*
eft Prunus Zeylanica, fpinofa, folio longiore Herm. Par. B a t.
Pr. Pag. 367. Sc Prunus Zeylanica, fpinofa, longiore folio
viricu, fruâus officulo orbiculari fcrobiculis referto P lu kt,
fbyt. Tab. ti6. F/g. 6. quæ foliorum hirfutie & officulo ir-
regulari variât. -Vide in Thef.-Zeyl, pag. 131 Sc 131 alias hu-
jus fpccies & varietates.
Ambæ hæ arbores nomine Bidara arboris, Sc Bidara fa
Were a Valent, in Amboitue defeript. fa g . 191 occurrunt.
CAPUT QUADRAGESIMUM
S E X T UM .
Lignum Colubrinum: Caju - Ular.
IN India Orientali varia hujus nominis ligna occur*
runt, uti a Garzia libr. i . Arom. cap. 44'. tres ejus
enumeraritur fpecies: omnes in Zeylaria crefcentesj
tres itidem a Cbrifi. a Cofla cap, 33. Commemorantur
cum aliis quibusdam a Carolo Cliffio in fuis adnotatio-
■ nibus ad ilia capita additis, qua2 omnes a fefe invicem
differunt, quarum vero nullas fpecies in hifee Orien-
talibus .regionibus .reperire po tu i, unde earum loco
hie illam deferibam , qute hodie pro unico & vero
adhibetur Ligno Colubrino, vel hoc faltem nomine
notaeft., neque crefcit inZeylana, neque in Am-
boina,fed in Rotta, Timora, ac vicinis irimlis, unde
mihi quoque rami , foliis frudtibusque onufti, ut &
lignum transmifla funt auxilio & cura generofi D. An-
tonii Hurdt, Indias Senatoris Ordinarii , & Jacobi van
Wyckerfloot fupremi Capitis Timors (uti fupra in ca-
pite Sandali fuit memoratum) unde & fubjundta figura
delineata eft.
Arbor h s c vulgo altitudinem & craflitiem habet
Limonii Nipis, in quibusdam vero locis in fer Limonii
Items, qus truncum nempe gerit crafiltiei hominis,
vulgares vero non ultra crus funt craflfe , harumque
truncus non eft rotundus, fed angulofus ,& foveis in-
aratus inftar Limoniorum , illarumque lignum eft
- quoque durum, folidum,& flavefeens, quöd in inferiore
trunci parte ac radicibus magis flavefeit; Cortex
vero eft glaber, tenuis,& cinereqs, lignoque a-
deo firmiter adhaeret, ut decorticari nequeat, in radicibus
vero efttepuis, &ruffus, plurimis tenuibus
circülis bbdudtus, ■ '& variegatus.
Rami in minores & firmos dividuntur laterales ra-
mulosfqui folia fuftinent, bina femper oppofita,quas
cum.fublequenti pari cruciformia funt, uti in Limone
Nipis, fed funt breviora nec cordata, binos pollices
longa,unum lata,cum apice obtufo & orisaequalibus
feuintegris: Ad petiolum vero tres concurrunt nervi,
uti in vera Vidor a , ab utraque parte folia funt viridia
& firma, inferiora autem-funt minora j ac plurimum
’ Tom. i l . cpn-
De zeven-en-dertigjie Plaat
Vertoont een Tak van de Strant Jujube, welke Vidara L it-
torea by Rumphius genaamt werti
A A N M E R K I N G .
: -Deze komt over eén met de Indifche doomachtige Jujuba,
met langer bladt en vruchten , z© als ze by P lu b iet. in zyn
Almag. p. 199. en by Ray in het derde deel in de Dendr. p .
44 genaamt weit. welke is de Prunus Zeylanica, fp ittofa , Ion.
giore fo lio van Herman in zyn Parad. B a t. P r. p. 367. en Prunus
Zeylanica, fpinofa, longiore folio viridi, fruflus officulo orbiculari
fcrobiculis referto van P lu kt, in zynPhytogr.Tab.116.
Fig. 6 . dewelke van de voorgaande verfchilt door ruige bladen
, en zyn irreguliere Zaat-kern: de andere zoorten en ver-
anderingeri hiervan zie in myn Thef. Zeylan.p. 131 en 131.
Deze twee boomen werden onder de naam van Bidarct-
boom, en Strand-Bidora by Valent.pag. 191 bcfchrcven.
XLVi. HOOFDSTUK.
Slangenhout.
MÊn beeft in Oofl-Indien verfebeide bouten van dien
‘naam, als by Garzias, lib. 1. Arom. cap. 44.,
drie zoorten, alle op Ceylonwajfcbende i Ook drie
Poorten by Chrift. a Cofta Cap. 3 3., met nóg eenigé andere
, die Carol. Cius., in zyne aantekening op dezelfjle
Kapittelen, daar by doet; alle van malkander en verfcbiU
lende, en waar van ik nog gene in deze Ooflerze gewef-
ten bebbe kunnen vinden, en zal daarom in derzelverplaat-
ze alhier alleen befebryven bet ,gene men bedensdadgs
voor bet èénigfle en öptegtflé Slangenhout gebruikt, of
met dien naam meejl bekend is, niet vattendè of groeyen-
de op Ceylon, nog iiiyAmboina: Maar op T ö t te , T i-
iïiof, en de bygélègene Eilanden , en van waar aan my
ook de takken, met bare bladeren, vruchten, en, blókken
door de bülpe en gunjlige bezorging van de Heer Antoni
Hurdt Raad Ordinaaris van Indiën, en Jacob van
Wvekerftoot, Opperboofdt op Timóf, (gelyk boven in
’t Cap, van Sandel-bout vermeit Jlaat j zyn tóegekomen;
en waar na ook de nevenflaande figuur is opgemaakt.
Dezen boom is irt ’t genteen zo boog en dik, als een Le-
moen Nipis-boom, doch op zommige plaatzen, als eenLe-
moen Itamnamentlyk met een ftam zo dik als eén man,
, dadr de gemene niet boven een dye dik zyti, niet rond ,
maat hoekig, en met kuilen, als de Lemoen - boom, hebbende
ook een diergelyke bard, vafl, èn bleek-gëél-bout,
’t Welk aan de omerfle Jlam, en dé wortelen wat meer
na den gelen is trekkende: Zyride de feborffe effen, dun ,
en graaudv, en zo dist aan 't bout vafl leggende, dat
'menze daaf niet affibellen kan, voorts dan de wortelen
dun en ros, met veelè fyne éirculen omvangen of omlopen.
De takken ’Oerdelen bun Weder in Jlyve. zydë-tdkjes,
daar de bladeren aan Jlaati, twee en twee tegens mal-
kdnder over, en in een febuin krüis zynde, gelyk die
van de Lemoen Nipis, of Wel wat korter, en zonder
hertje, twee duimen lank, en een breet, met een Jlompe
fpits, en effene kanten i By den fleel lópen drie zenuwen
t’zamen, gelyk die van de fëgte Vidara , aan weder "zy-
den groen en J lyf, maar de Scbtërfle zyn noch klein'der,
\ * Q 1