CAPUT QUINQUAGESIMUM LUI. H Ö O F T S T U K ;
T E R T IUM.
Capraria. Caju Cambing.
Rbor hæc hominis habet crafiîtiëm, paucos gërit
majores ramos, qui plurimum eriguntur , & in
eorum fommo fine ordine plurimæ excrefcunt
raches longæ quæ virides, ex rotundo ftriatæ, & ad ra-
morum ortum nodofæ lunej ubi facile rumpuntur;
Hifce folia infident per otto decemve paria, illis Boarau
Oetang adeo ümilia ■, ut vix ab iis dignofei poffint;
funt enim quoque quinque vel fexpollices longa, bi-
nos & binos cum dimidio lata, inferius rotunda, fo-
perius acuminata, multis parallelis coftis pertexta,&
pilofa inftar illorum Boar au, funt autem moÜiora, te-
nuiora, magisque ad tadlum lanuginofa, tam folia
quam-ramuli, rachesgue præfertim in junioribus ar-
boribiis, ita ut ex ferico videantur conftrufla ; Hujus
folia non funt acida, uti in Boarau,fed faporillorum
eft fatuus acficcus, cum parva adftri&ibne, ad oras
tenuilïïme ferrata funt, quod autem in vetuftioribus
vix apparet, • aliquando per paria tahtum locantur,
aliquando inpar extremum claudic: Major nervus non
direfte per medium tranfit, fed ad anteriores oras
magis accedit, unde pars inferior Temper eft latior,
ejusque nexus ad petiolûm rotundior eft magisque
protuberans, inftar foliorum Solani. Superiora folia
plerumque ad fuum ortum aliud minus, tamquam
auriculam leu laciniam gerunt, & juniora folia ru-
bent..
Nullos flores fruélusque ego nec alii umquam in hac
obfervavimus arbore, licet Hoehoenenfes prædieent,
infoapatria foonte crefcentem hanc aliquando fruftus
produxiffe inftar Gnemonis ; Rami ejus font fragiles,
mtusque repleti medulla ucca & fungofa: Trun-
ci cortex fatis craffus eft, externe rugoms ac feaber,
ex nigro viridis, foccofos admodum, & vifeofo re-
pletus liquido inftar Papedæ glutinolo, qui demum
m Gummi exfîccatur fine notabili odore , ac parum
modo refinam Nanarii fpirat. Hujus corticis fàpor eft
dulcis inftar mollis Junioris Calappæ putaminis : Lignum
eft album, molle, & inutile , orevique putre-
Icit, fi pluviæ exponatùr. Propagatur hæc arbor per
ramos, fed plurimi illorum marcefcunt, ac pereunt,
unde alii præferunt, non ita' recens cæfos terræ effe
committendos, fed per aliquot dies in umbrofo de-
ponendos loco, donee fponte gemmas emittant, ac
tum demum terræ elfe demandandos.
Nomen. Latine Capraria , Malaice Caju Cambing:
Amboinice Aybibi ; quidam autem putant tria hæc
nomma ipfi effe inpofita, quum capræ ejus folia tam
avide expetant.
Locus. In Amboina non multum obvia vel nota eft,
in quorundam enim hortis tantum occurrit circa ædes
plantata, ubi per ramos propagata eft & deduêta ex
rlo-Tiga, quæ très font parvæ infolæ fcopulofæ &
fitæ ante Hitoes oram , ubi hæ arbores Iponte cre-
feunt, ut & in Hoehoenenfium regione.
UfuS. Plurimum in hortis colitur, quum ejus cor
tex expertum fit remedium in Dyfenteria, in qua in-
teftina jam font exulcerata, qui fequenti præparatur
mbdo. Hujus corticis ex arboris trunco aesquamati
pars fomitur palmam longa & lata, cum quarta juniors
Calappæ parte, qui parum contunditur & aquæ
incoquitur cum manipulo Pangaga , paucisque foliis
Bann Cucuran, donee dimidiæ aquæ pars fuerit con-
fotnpta, quæ transcolatur, hujusque bis de die hau-
ftns fomitur, fed cavendum eft omnino tum temporis
a lardo : Quidam huic potioni admifeent faccharum,
fi nimis amara fit, qûod autem inprobo , quum tum
potùs eft magis nauleofos , meliusque eft, fi Cucuran
omnino omittatur. Idem hic cortex foius aquæ in-
coftus & propinatus , diffolvit, & tenacia pefroris
Phlegmata expeftorat : arbor hæc præterea afiis quoque
abdominis morbis infervit & conducit. Juniora
ajus folia cibo inferviunt & ad Sayor adhiberrtur, In-
lenpris trunci lignum eft fatis durum ac ftriatum, ope-
Tom. IL 0 ri
Geite Boom.
D Ezen boom beeft de dikte van een man, en weinig
hooft-takken,die ookmeejl overeindJlaan,en aan't
uitterjle der zelve, rondom en zonder order, veele
lange, groene, en regie ryskens, uit den rondéri wat gè-
ftreept, en met knietjes aan de takken fiaande, doch daar
ze licht af te breken zyh; Aan dezelve Jlaan de bladeren
regt tegen over maikanderen by 8. en io. paar, die van de
Boarau Oetang zo gelyk, datze daar van qualyk te onder
febeiden zyn, want zy zyn mede 5. a 6. duimen lonk,
2. en 2}. breet, achter rond , en in een lange Jpits uitlopende,
met veele parallele ribben doortogen, en-, baairig,
gelyk die van de Boarau, maar veel flapper, wolachtiger,
en 'zagter in 't aantajlen-, zo wel de bladeren, jlelen, als
ryskens, en inzonderbeit die van de jonge boomen, zo dat-.
ze als van laken fcbynen gemaakt te wezen: Ook en is in
deze bladeren geen zuurte, gelyk in de Boarau, maar wel
een laffe en droge f maak, met een kleine zamentrekJdng,
can de kanten zynze zeer fyn.gezaflgt , doch ’t welk men
echter.aan de oude beet qualyk bekennen kan, ftaandè
zomtyds met paren, en zomtyds een alleen voor uit. Be
groote zenuwe gaat niet regt door de midden, maar leid
de voorjle randen altyd wat nader, en waardoor de ach-
terfie helft altyd breder is , en baar bil loopt by; den Jleel
wat ronder, en verder uit j gelyk die van de Solaha
doen, de voorjle bladeren hebben ook gemenelyk by baren
oorfpronk nog een kleinder blaadje, als een lapje,'en de
jonge bladeren zyn rond, en licht bruin.
Geen bloeizel, nog vruchten beb ik,en andere metmy.
ooit aan dezen boomkunnen zien, hoewel de Hoeboenezen
voorgeven, dat by , op baar Land in ’t wild waffende:,
zomtyds vruchten als Gnemon voortbrengt. B e takken
zyn mede bros, en hebben van binnen een droog voos merg:
B e feborffe des Jlams is redelyk dik, van buiten ruig, eb
Jwart-groen, zeer zappig en vol lymachtige voebtigbeit -,
als Papeda vajl klevende, doch ten laat f f en-in een Gom
opdrogende, zonder merkelyken reuk, en die maar eeb
weinig na ’t bers van Nanari trekkende. Be Jmaak van
deze feborffe is zoetaebtig, gelyk de weke fcbaal van een
jonge Calappus. ’t Hout is wit, week, en ondeugende,
in verrot in 't kort, als 'l in dé regen lêid,men verplant
let met zyne takken, doch die gaan nog al mee f f uit ,wes-
. kalven tommige oordelen dat bet beter zy j dat men de
vers af gekapte zo datèlyk niet verplant, maar eenige dagen
aan een lommerachtige plaats op de aarde laat leggen,
tot datze van zelfs komen uit te botten, en als daneerff
in de aarde 'zet'
Naam. In 't Latyn Capraria, opMzfeyriCaju Cambing:
Op Amboins Aybibi, en zommige willen zeggen,
dat deze drie namen bem gegeven zyn, om dat'de Geiten
zyne bladeren zo gaarne eeten.
Plaats. In Amboina is by weinig bekent, en men
plant hem maar in zommige boven, omtrent de huizen:
Aldaar met fiokkèn of takken gebragt wordende, van Pló-
Tiga, 3- kleine en klippige Mandekens, voor de kuft
van Hitoè gelegen, alwaar die boomen van zelfs voortko.-
men, alsmede op 't Hoeboenezen Land.
Gebruik. Hy wert meeft in dé boven geplant, omdat
zyne feborffe een beweert of geprobeerd rèmedie is , in d'e
langdurige bloed-loop, en daar de darmen al verfwaren
zyn: wordende gebruikt en toebereit in manier e als volgt:
men neemt van deze febotffe dés fiams een f f uk van eeb
band lank en breet, met de 4 dé part van een jonge Calappus
, men kneüff bet wat en kookt bet in water j met een
land vol Pangaga, én eenige bladeren Van Daun Cucuran,
tot dat omtrent de helft van -t.water veifoden zy,
men zygt bet dan door een doek, en drinkt 'er 's daags 2,
maal een klein dronkje van, zig wel Wagtende vóorjpek
te eeten: Zommige aoeh daar ook wat tuiker by , als buk
dezen drank te bitter Valt , docb 't welk ik niet Veel pry-
zen kan: om dat bet dén drank walgelyk maakt, en men
doét ook beter, dat men de Cucuran daar gébè.el ende dl
uitlaat. Bezelfde febbrffe alleen gekookt én gedronken
maakt los , en trekt uit de taye jlym-, die op dè bof f f
z it, en daar en boven is dezen boom ook tot tneef andere
gebreken des buiks zeer nut in dienff ig: B e jöngè Uade