CAPUT QUADRAGESIMÜM
' Q U A R T UM.
Malum Indicum. Midara.
HÆc arbufçula in Amboina eft exotica, &,ahte
paucos modo annos ibi dedudla, frudtusque jam
incipit optime producere , non tarn alte vero .
excrefcit ac in Ocqidentalibus regionibus , arbufcula
enim hie tantum eft, in cur vo & obliquo ftipite , non
ultra crus çraffq, qui in plurimos dividitur ramos,
comamque format denfam.
Ramorum cortex eft g lab e r I ex flavo ruffefeens,
jn ftipite vero fcaber eff&fiifus.digitum craffus: Lignum
eft durum &;nodofum. Folia cum mali foliis
conveniunt, fed minora funt & rotundiora, binos vel
binos cum dimidio pollices longa, paulo minus lata,
fuperius obtüfa, apieequafl confradto,,acfi hie abfcilfus
vel abrafus foret,,tribus obliquis nervis pertexta,qui
prope petiolum concurrunt, & quasdam laterales
coftas nabent, ad oras vero tenuiter ferrata funt, in-
ferius mollia & àlbicàntia inftar Saïviæ, fapóris mucofi
cum levi amaritie', fere inftar Althææ, cum qua o-
dor etiam convenit ; Ore manducata vel manibus in
aqua contrita fpumam dant inftar Saponis, fed fine a-
crimonia, folitaria àutem in rotundis & firmis locan-
tur ramulis, & ad fingulorum ortum una alterave brevis
coiifpicitur ipinula,nunc refta,pliirimum incurva
inftar Rofæ Çaninæ retroflexa , quæ in inferioribus
etiam ramis apparet, ubi folia jam fuere prolapfa.
jn junioribus arbufciilis longitudinem Limonum fpi-
rarum obtinent, in aduitioribus vero breviores funt
hæ fpinæ „ ac plurimum decidunt.
Flores ex fpiiorum alis progerminant plures_.fimul
brevibus infidentes petiolis , qui primo grifea exhibent
capitula, quæ dein fefe aperiunt in flores ftellatos
feuröfaceos, ex qüinque albicantibus petalis confiantes
cum brevibus quibusdam ftaminibus, inodori ;
Frudtus bini temive fimul dependent forma Ovorum
Columbinoriim vel paulo majores’, inferius plani &
fovéola inprefli, in qua pedunculus infigitur, ipfique
adteeret, inmaturi optime référant femflcompletas
Olivas, quidam vero funt oblongi, alii fubrotundi
inftar. parvorum prunorum, externe viridis, coloris in-
ftaf pomoram* tandem vero flavefcunç, tenui pellicula
öbducti Tunt, inftar noftroram Europæoram
Mälorum. Sub hac diiriufcula,ièd fuccofa reconditur
Carô,quæ in Amboina nunquam fatisdulciseft,fedau-
ftera inftar Prunelloram, odoremque habet oleofum,
in ejus centro ofliculum durum invenitur non. ftria-
tum , fed granulätum vel rugofum, quodque plerum-
que liberum e ft, née circumjedtæ cam! adhæret: Hi
frudtus alfis in regionibus multo funt elegantiores &
majores quàm in Amboina, immo in ipft vieinis Ce-
lebe & ßaleya, ubi arbor magnitudinem Limonii ac-
quirit, frudtus vero eft täm magnus. & rqtundus
ac minor Limo Nipis, fi maturus, flavefeit, faporem
nabens dulciorem & fuccofiorem Amboinenfi, cum
parva tarnen adftridtiondi Optimus cenfetur Benga-
lenfis, Aracenfis, & qui in provincia Patina, in lu-
periore Ganges- fluvii parte nta, crefcit; licet Portu-
gaftici feriptores optimös dicant Èalaguattènfes, qui-
que circa. Malaccam CrefCunt, ibi enim tammagni funt
aefi mediocre effet pomum, fuccofi ibi quoque funt,
vinofi, ac dulcis faporis. Hie in Amboina lente flaps-
produçunt frudtus, ac hinas habui arbores femper flo-
rentes,nunquam vero frudtus gerentes usque in ofta-
vutn annum ,quum cædebantur, pofte a vero ab aliis
hominibus per n o va& exotica fèmina alias propagatæ
fuere arbores , quæ quarto jam anno copiofbs dabant
frudtus, fed multo viliöres ac minores quam in illis
regionibus, in quibus indigenæ funt, menfe Decern-,
bn florentes, frudtusque maturos Mar tip & April!
menfibus exhibentes.
• CBri/JopAi a Cofia Cap; 51. feribit, hafee arbores
libs in regionibus calidifllmis menfibus continuo per
volantes formicas quafi inhabitari, quæ in ipfarum
ramis Gummi Laccam præparant, quo gummi hi rami
penitus funt ohdudti.
ivoawn. Latine Malum Indicum juxta Poitugallicum
XLIV. H Ó O F T S T U K .
Indifcbe Appel-Boom.
Di t boompje is in Amboina uitlands»en eerfl voor weinige
jaar.en aldaar aangebragt, doch begint nu wel
te dragen, maar is in lang zo, groot, niet als in de
Wefierfcbe Landen; want bet biyft maar een klein boompj
e , met een krommefebeve fiam, niet.boven een Uye dik,
en die zig echter in vele takken verdeelt, midsgaders daar
mede een digte kruin maakt.
De fchorjje van de takken is effen., en üit den gelen ros,
maar aan de ftam isze zeer ruiggefpleten , en wel een vinger
dik: Hét bout is hart en quajtig. De bladeren gelyk
die van den Appèl-boom, doch eenigjints kleinder, en ronder^
2i en 2j. duimen lank , en wat minder breet, van voren
met een fiompe en gebrokene Jpits , als of ze afgefneden of
afgevreeten waren, met drie febuinfe fenüwen dóórtrokken,
die achter by'den jieel t’zamen floten, en noch eenigeribbetjes
, aan de kanten, klein en fyn gezaagt, van onderen
zagt, en witachtig.als Salie, vanjmaakfmerig, meteen
kleine bitterbeit, pykans als Althcea, waar mede den reuk
ook overeenkomt, in den mond gekannt, of met de banden
in water gevreven zynde zo febuimenze als Zeep, doch zon--
der feberpigbeit, iy ftaan enkel aan ronde en flyve tukje
s , en by ieder oórfpronk een of twee korte en ftyve doorentjes,
zommige regt, doch de rheefte krom., en als dé
Rofa Canirn achterwaarts gebogen, dewelke men nog ziet
aan ’i aebterfte dér takken, daar de bladeren al afgevallen.
zyn: Aan de jonge boompjes zynze zo lang ais Le-
pioen-doornen, maar aan de oude werdenze korter, en val*
Isn meeft af.
■ Het bloeizel komt voort’uit den feboot der bhiderèn
vele by malkander en, op' korte fteelties, zynde eerfl gry-
ze knopjes, dié daar na kleine gefternde bloempjes werden,
uit vyf witte blaadjes beftaande , met eenige korte
draatjes, zonder reuk, de vruchten bangen twee of drie
by malkander, in de gedaante van Duiven eyren: of een
weinig grooter : van achteren wat plat, en met'eenkuiltj
e , daar denfteél in floot of aan vaft is , onryp zynde i
gelykenze Zeer Wel balfwaffen Olyven, zommige blyv'en
lankwerpig, en zommige werden wat rond, als kleine
pruimen, van buiten .Appelgroen, en ten, laatften lichtgeel
, met een dun velletje bekleet, gelyk onze Èuropièffe
Appelen : Daar onder leid een batdacbüg doch zappig
vlees , bier in Amboina mit volkomen zoet, maar wrang,
gelyk fleen, daar by haat Olyacbtig van reuk, van binnen
in leid een baf dén fleen, gelyk een Olyven’fleen,
niet geflreept, maar gegranuleert of gerimpeit6 en die
van ’t omleggende vlees gemcnelyk los is, deze vruchten
vallen in andere Landen veel fchoonder en groter, daniti
Amboina, ja zelfs op bet naburige Celebes en B a h , daar
den-boom zo.groot werd als een Lemoen-boom , en A'e
vrucht by na zo groot en 'rond als een kleine Lemen N ipis
, liebt-geel in de rypbeit, van fmaak veel zoeter en
zappiger , dan de Amboinfe, doch noch al met een kleine
zamentrekking: De alderbefte acht men té groeyen in Bengale,
Aracan, en inde Provincie Patna, bovenaan de
Riviere Ganges gelegen, hoewel de Portugeefe Scbryvers
den prys geven om die van Balaguatte, en die ontrent
Malacca waffen, want zy werden aldaar zo groot, als
een middelmatig appeltje„ ook zappig en wynachtig zoet;
Hier in Amboina drdgenze langzaam, en wy bebben alhier
2. bpmen gehad, wat kleinder dan de vóórgaande,
éfi altyd bloeyende, rrnar geen vruchten dragende, • tot in
’t acbtfte jaar toe$ wanneerze omgekapt wier den, daar
na zynder door ändere luiden, van vreémi zaai weder
aangequeekt, die in ’t derde jaar overvloedig vruchten
droegen, doch veel flegter en kleinder dan in de Landen,
daarze van daan quamen, bloeiende in dé mand December,
én typende ih Maart en April,
ChriftopK. a Cofta, Cap. 51. fchryft dat men in
die voprnoèmde Landen dezen boom in de bete Moiiffon gedurig
ziet beladen met eenflag van vliegende Mieren, die
op deszelfs takken bet Gummilaeca prepareren, en dat
men bet zelve daar ziet ombangèti.