CAPUT T R I G E S I M U M
SEXTUM.
Limo T'tberofus. Lemon Martini
INter Limonum acidorum fpecies, qui per totani
Indiam majori occurrunt copia, quam dulces,ma-
gnitudine excellunt illi, qui plurimis gaudenc tuberculis,
quorum, maximi vulgo Lemon Martin vo-
cantur. Arbor hæ c, fi ad juftam pervenerit altitudi-
» nem, eft inftar Mali vulgaris, ejus autem rami funt
admodum incurvi, uti & ipfe quoque truncus. Folia
Citrii’ foliis funt fimillima , fed brevi'ora fu n t, nec
multura cordata, ita ut alata modo appareant, in ju-
nioribus vero foliis cordata hæc figura magis àpparet ;
I adoras aûtem parum funt ferrata; fortemque, fi fri-
[ centur, fpirant odorem, haud tarnen ingratum, nec
amarum dant faporem. Suntque très quatuoryè pol-
! lices longa, in junioribus ramis prope Folia brèvesac
I molles propullulant fipinæ , fed ad inferiorem magis
[ partem, ub.i folia deciaerunt, longiores funt & acutio-
I res fpin.æ , quæ adeo denfe ramum obfident & am-
| biunt, ut vix tangi poiïït, hæ autem in vetuftioribus
I ramis fenfim decidunt, ita ut tantum in ramulis ra-
[ riores confpiciantur fpimè ; Omnes Limonum flores-
I primum capita formant alba, atque ex iisflofçuli for-
■ mantur plurimum ex quinque,raro ex quatuor albis, I craffis, & oblongi s confiantes petalis, qui intus gerant
I ftamina quædam Creéla, & albicantia cum antheris lu-'/
! teis ,'inque horum centra embryo locatur, piftillum I fuftinens, ex quo fruftus formatur & excrefcit, illo- I rum verb odor eft debilis, fed gratus,ad Lilià alba aç-
* cedens. Flores, autem in hacTpecie vulgaribus majores
font, & ex quinque compofiti petalis, externa parte
purpurafcentibùs.
Fruftus ejus non funt uniformes, quidam enim bi-
nospugnôsniagni, pyriformës quodâmmodo funt, vel
inftarPyriCydonei,& ad petiolum tantum tuberculis
majoribits obfëfii, cætèra illorum pars dèpreflis tuberculis
inftar verrucarum obducitur, alii autem funt'
oblongi, Oviformes, feuab utraque/parte acuminati,.
per totam fuperficiem tuberculis aeprefiis feu majori-
bus yërrücis. obfefll. Maturi hi Limohes ex viridi
flavefèunt,, ac tandem luteum vel citrinum magis ge-
juiit côlbrëm fere inftar Limonum Hilpanicorum.
Hprum cortex eft fatis crafliis , fique decorticetur,1
fulphureos emittit- radios , qui olebfi. videntur, fed.
gratum ac citrinum penitus nabent odorem iaporem-
que, fimulque amarum ,& linguam véllicantem. Me-
aulla'interior eft inftar Eurapæorum Limonum, fapo-
ris acidi, fed debili«ris quam in ulla alia fpecie, undë
& crudus quoque editur, fed fi cum condimentis co-
quatur,nimis debiïis e ft, undealii àèidjorésLimoriés;
hune in fi.nem funt eligendi.
Anni tempus. Arbor hæc toto fere anno fuqs pro-
fertfruftus, fimul enim flores, ferai - pérfedtos , &
aduftos penitus dat Limpnes : diligenter autëra ampu-
tanda eft, quum alias nimis plures, ereftos., ac Ipirtofos
emittat furculos, qui illam emaciant, quod ae âliis
quoque obfervandum eft fpeciebus.
Nmen. Latine Limo Tuberojus , Martinicus : no-
tandum vero e f t , omnes Indicas Limonum fpediës
general! nomine Malaicenfi vocarï Lemoen, quod in
Europa vero unicæ tantum tribùitur fpeciei. Hæc autem
arbor Lemon Martin Malaice dicitur, unde vero
cognomen hoc ipfi fit datum, penitus me later, fed ve-
roumilë videtur, quod a certo quodam Portugallo,
Martin diélo, primum innotitiamvenerit, ac inae de-
nominata fuerit.
, Quum autem hi fru&us veteribus non diftinfte fue-
rint not!, hinc omnes horum fpecies generali nomine
Mali Citrii, Medici, vel Hefperidi denominarunt, fub-
leqùentibus vero temporibus accuratius illorum indâ-
garunt fpecies, unamque Latina dixerunt lingua Li-
vionium, & in Pharmacopæis Limonem, .quod ultimùm
herb1 no®en ret^nebinius, quum Limonium proprie fit
XXXVI . H O O F T S T U K .
Buik - Lemben.
ONder de gejlagten van de zuure Lemoenen j die door
gantfeh Indiën in 'meerder rrtéenigte zyn, dan de
zoete, munten ingrootb'eit uit die gene, die met
veel bulten bezet zyn \ én daar onder men de grootfie in
't gemeen Lemon Martin noemt. Dezen boom beeft zyne
volkomen hoogte; als een gemeënën Appel-booni, en dè
takken Jlaan vry vaat krom, gelyk den ftam dok dikwils
Zelfs doet. De bladeren komen de Citroen bladeren wel ’t
naaft, doch zyn wat korter en zonder Vnerkelyk, hertje,
zynde wel deszelfs plaats te zien, mdar bet hertje zelfs
zo fmal, dat men *t pas bekennen kan ', doch in de jongë
bladeren is bet vry kennelykèr, aan de kanten zynze een
weinig gezaagt ■, van reuk fterk, als menze vryft, doch
niet onkeffelyk,of bitter vanfmadk, 3. en 4: auimlarik ',
aan de jonge takken f t aan by de'bladeren korte én weeks
' doornen, maar meer achterwaarts, daar de bladeren afgevallen
zyn, f t aan lange en felle doorens , zo' digt, en
rondom de takken, dat menze qualyk handelen kan, docb
deze vallen aan.de oude takken ook allenkskens a f, zodat
men alsdan , maar alleen aan det ryskens, weinig doornen
meer ziet; al bet Lemoen-bloeizel beeft eerft witte
knoppen, en daar uit werden, of komen voort de bloempje
s , meeft van 5. en zelden van 4. witte, vette, en lank-
achtige blaadjes gemaakt, hebbende van binnen zommigè
witte en regte draatjes met geelë noppen,en. in de midden
een groen heuveltje (daar een pyïaartje óp ftadi) daar de
vrucht uit geformeert werdt-, zynde Voorts, van eèn flappen
, docb lieflyken reuk, en wat na de Lelyen trekkende:
Docb in ’t byzonder is bet bloeizel van Lemoen Martin
grooter dan de andere, en, alsgezegt, van vyf' blaatjes'gemaakt,
die aan baar buitenfte zyde wat roofachtig of paars
zyn.
De vruchten zyn niet van eênderley gedaante, want zom-
mige zyn twee vuiften groot, eenigfints peers-gèwys, of
als een que-peere, en alleen by den fteel met zommigegroo-
te bobbelen bezet } de reft is meeft vol jqage viattenén bultjes
j andere weder zyn lankwerpig ; eys-gewys, ■ of van
agter en v.ooren wat fpits, en over ’t gebeele lyf metldage
bobbelen ofgrootevrattenbezet: Ryp zynde,wetdenzeuit
den groenen geel, en ten laatftev, ook wel wat hooger van
koleur, by na als de Spaanfcbe Lemoenen. Üe fcporffe is
redelyk dik* en als menze af breekt of buigt, fwdvelacb-
'tige ftraaltjes van zich gevende, die olyacbtig fchynen,
docb lieflyk en regt Citroen-acbtig van reuk enfinaak zyni
ook met venen wat bitter en feberp op de tpnge. Het bin-
nenjle merg is gelyk als dat van Onze Èuropifche L'emoe-
nen , van fmaak zuur, docb Jlappér dan eenigè anderen i
wesbalven menze ook raauw eeten kan, maar in. % kookeri
én by de faujfe, vallenze te flap, dies men daar toe 'andere
feberpè Lemoenen verkiezen moet1 '
Sayzoen. Deze boom draagt meeft beigëbeelejaar door}
ie gelyk bloeyende, balve, en volwaftene vruchten ver-
toonende: maar men moet bem naarftig befnoeyen, anders
krygt by te veel jonge, regte, én doornaebtige febeutjes 5
die hem uitinageren} en ’t welk men van andere Lemoenen
mede zal believen te Verftaan. .
Naam;- In ’t Latyn Limo Tuberöfus, fyjartinicus}
waar by nocb te weten ftaat, dat men in Indiën alle. dé
zoorten van deze boomen met een gemèene naam in 't Ma-
leyts Lemoen noemt, dóch dewelke in Europa alleen maar
een zeékere zporte gegevèn wort. Op 't Maleyis Lemoen
Martin, docb waar van ze deze bynaam gekregen hébben j.
kan ik tot nog toe niet randen, maar 'wel met fcbyn van
waarbeidt giffen, datze van de een of de ander Portugees}
wiens naam Martin vöas, eerft in kemiffe gebragt; ènna
hem genaamt zal zyn.
En dewyl hu deze vruchten de oiiden niet ten vollen.
zyn bekent gewe'eft , zoo bebbenze alle die zoorten onder
een gemeene naam mw Malum Citriuïn, Medicüm, en
Heipericum begreepen; maar .de navolgende eeuwen de.
zoorten naquwer ondèrfcbeidende, hebben èen zobfte daar
Van in 't Latyn Limohium, én in dè ApotbeekenlAmo-
nem genaamt, en welke laatfte haam men ook alleen
zal gebruiken, om dat LimoniUm eygentlyk ten kruidt