14-6 H E R B A R. 11 AMBO
aut ratnis læfis ferofum effluit la c , verum ex ftipite
mule© -majori copia, & magis glutinofum. Singulis
peciofis irrfiftit magnum folium, palmæ humanas inftar
expaofüm & fere formam folii ficus referens,
five folji Riciniy fed roulto magis difleftum ; lingula
enim folia ferme unurh pe.dem cum dimidio longa
funt, ac divifa in feptem, novem, & aliquamdo un-
decim lacinias, quarum binæ pofteriores breviflimæ
funt, ac ,qu?eyis iterum lacinia in plurimas divifaeft
incifiones, inccgras, nec ,ad oras ferratas, folia hæc
coloris funt viridis, fyperius glabra, inferius autem
plurimis prpduberantibus .albicantibus coftis, ac
venis pertexta : Ex alis autem petiolorum alii proger-
minant longi, albicantes, & tenues pedunculi, qui
dependent, iuperius parum incurvati, très vel très
cum dimidio pedes longi, atque ex hifee propullu-
lant racemi floriferi, ex quibus plurimi oriuntur flor
es , primo oblonga albicantia capitula præbentes,
quæ poftea aperiuntur & excrefcunt in pallide al-
bentes flofculos , ex quinque craflis, extrorfum &
oblique joflexis petalis confiantes, quisque autem
flofculus oblongum gerk capitu.lum, quod erigitur.
Flores fii referont flores J^imonü vel jafmini , funt
yero mult© minores, jnque eorum centro ftamina
gerunt flavefeentia, ar£te u,bi junfba, odoremque dant
jucundum, fed debilem, Liliorum odorem references
, qujque -fortiffimus eft matutino tempore vel poft
piuvias tepidas : Deferiptis vero hifee floribus nulli
njfequuntur fru âu s , ita ut inutiliter décidant, ac tan-
tummodo,quamdiu arbor floret,hifee ornatur, ac proxi-
mum âerem ©dore lu© inplet, flores hi aliquando e-
tiam cplliguatur, ut aceto condiantur pro AatféM'ar.
Hujus arboris femina fimilem mari gerit truncum, &
fo lia, epdemque çrefeit modo, fed altior erigitur, cu-
jus folia in novem quoque vel undecim lacinias funt di-
vifa , ac quaevis iterum lacinia in minores incifiones,
fique ndcurate jadtendas, comperfes, hafee incifipnes
profundiores efle ac maris , hujusque folium etiam
magis viret. Duæ pofteriores laçiniæ fojii feminæ,
Litt. A A. ©otâtæ, lupra fe invieem locantur, quod
in maris non obtinet, cæterum utriufque folia vix
diftingui -poflunt: E x finguia folii ala, vel potius ex
ejus petioli finu flores proveniunt., qui multo majores
funt maris, quique adeo ara e trunco adcum-
bunt, ut eorum pedunculus vix obfervari poffit. Ad
lacera quoque -quæda-m propullulanc capitula, led
non omnia excrefcunt compléta , hæçque liliaceum
itidem.prae.beat odorem, .ac pnope fuperiores. rami-
ficationes très plerumque fimul ex uno dependent
pedunculo, .quæ omn.es plurimum .excrefcunt per-
fecta, in inferioribus vero ramis plerumque uno ex
pedunculo brevi,fed craffiorifolitarius provenit flos,
atque ex -hoc unicus tantum fruftus, qui major &
amplior eft fuperioribds, fi v.ero hæ arbores in pin-
gui crefcant fo lo , ubique per totum truncum atque
raperius ac inferius ex unico petiolorum finu très
(imul producunt fruftus, quorum médius plerumque
maxitnus,- ac primum maturus e ft, dein ceps duo reli-
qui. Flores hi liiiacei funt vel crateriformes, digiti
articuium longi, conftantes ex quinque craflis petalis,
quorum fupenor pars retrorfum eft inflexa, in quorum
medio craflus ac viridis erigitur conus inftar junioris
Ficus, huicque inponitur coronula compofita ex quinque
craflis, & flotefeentibusftaminibus, quæ formam
præbent coronuiæ Garyophyllorum j atque fingulum
ffcamen fefe iterum dividit in très pluresve partes,
hoeque eft fru&us rudimentum, Melonis formam referens
, fed luperius eft craflius ac magis protuberans
cum papilla, uti ilia mammae,exterius porro eftfulcâ-
tiim inftar, Pep.onum fed non adeo profunde, ac plerumque
craflius eft Melone, primo glauci coloris,
quumque maturefeunt fru&us, flavi inftar ceræ, fed
non ubique: Sub tenui pellicula flava reconditur fuc-
cofaque caro inftar Peponum, quæ pollicem craflaeft ,
mediaque©jus parspartim eft cava,partim r'epTeta ni-
gns , oblongis, &glabris ofliculis inftarfeminis Paeo-
riîæ, quæ in media mucofa locantur carne, atque hac
quafi obducuntur: Sapor camis horum fruftuum eft
fatue dulcis,- gravi mixeus©dore, internique nuclei,
qui faporem acrem habent, nullius funt ufus. f Tanta
copia ex arbore dependent, ut totum fere tegant truncum,
quod fiepe in caufla e ft, ut imbres earn deji-
ciant, unde quoque non nifi a parvis confeenditur
pueris, ac tantummodo vetuftiores trunci, quorum
enrrer
I N 'E N SIS Libtr I. Caput XhlV.
bands ;uyt deze gekwetfte Jleelen of takken vloeit een wey-
aebtige melk, dpcb overvloediger en meer kleverig uyt den
Jlami aan of op ieder Jteel Jiaat een groot blad, uitgebreid
als een vlakke band, en byna van gedaante als een l^ygt-
blad, ofte bet blad van Ricinus, maar veel meer gekerft;
voant ieder blad is omtrent anderhalve voet lang, en verdeelt
in zeven, negen, en zelden elf lappen, waar van de
twee acbterjle de kortjte zyn, en ieder lap is wederom verdeelt
in verfebeide Jhibbekn, doch zonder Jcbaaren aan de
kanten, van verwe zynze gras-groen, boven glat, »»aar
van onderen met veele uitpuylende witte ribben en aderen
doortoogen; en uyt den feboot der gem. bladjteelen, Jpruy-
ten noch andere lange, witte, en ranke Jleelen, dewelke
nederwaarts bangen, en van voor en een weinig krom,
mitsgaders drie en vierdehalf voeten 'lank zyn; en daar
aan Jiaan of bangen, met wyde tujjcben-plaatzen, deknop-
pige trosjes, en aan dezelve veele bloemen, eerjl vertoonen-
de lankwerpige witte knoppen, dewelke baar daarna openen
in vuyl-witte bloempjes, van vyf vette, uytwaarts en
Jcbeef-gebogene blaadjes, ieder bloem beeft een lange bals,
en zy jtaan met baare fieeltjes opwaarts geboogen: gelyken-
de wel wat. na bet Lemoen-bloeizel, of de Jasmynen, docb
zy zyn veel kleinder, en hebben in de midden eenige geel-
acbtïge draadjes, dicht op malkander gedrongen, zynde
van een lieffèlyken, docb zwakken reuk, wel wat na de
Leliën trekkende, en dié wel op 't JlerkJte is in de morgen-
Jlont , alsmede na een warmen reegen: maar na bet gem:
bloeizel en volgen geene vruchten, zoo dat bet ten onnutte
afvalt,■ en maar alleen, geduurende zyn bloey-tyd, den
boom ver giert, de naajie lugt met zyn reuk vervult, of
zomtyds nocb wel vergadert wert om aatebiaar van te maken
.H
et wyfje van dezen Boom is zoo van jlam als bladeren
en wasdom, bet gem: mannetje meejlgelyk, docb febkt
wat booger op, de bladeren zyn ook in negen of elf lappen,
en ieder lap in mindere fnibbelen verdeelt, en zoo-men 'er
mauw op let', dan zal men bepierken,' dat deze fnibbelen
dieper gekerft zyn, dan die van 't manneken; zynde bet
mannetjes-blad ook boog-groen: De'twee acbterjle lapjes
aan ’t wyfkens-blad, in de Figuure met A A . geteekent,
Jiaan over malkandermaar dat en doenze in 't manneken
niet, anders kan men beide die bladeren kwalyk onderjebei-
den: Uyt den feboot nu van ieder blad, of eygentlyk onder
aan den Jleel, komt de bloertie voort; zynde veelgtooter
dan de voorige, en zoo digt tegens den Jlam aanzittende,
dat men baar Jteeltje naauwelyks kan zien: Zy krygt ook
veeltyds nocb eenige knoppen ter zyden uyt, docb die en
komen niet alle totpetfenïe, zy hebben mede een lelyacbti
gen reuk,en men zietzeaan de bovenfle takkengemeenelyk
drie op een Jleeltje by malkander, dewelke pok meed alle tot
perfectie komen, maar aan de onderfle takken komt doorgaans
op een kort, docb merkelyk dik Jleeltje, maar eene
bloem 'boort, en daar uyt ook maar tenen vrugt, dewelke
ook vry wat kloeker en grooter wert dan de bovenjle, maar
Wanneer deze boomen op of in een vette gront jiaan, zoo
draagenze overal, zoo wél onder, als boven, en dat uyt
eenen feboot der bladeren drie vrugten; waar van de mid-
deljle veeltyds eerjl groot en ryp wort, en dan Zoo vervolgens
de twee andere; hebbende dit bloeizel of deze bloem
de gedaante van een lelye of kelkje, een Ut van een vinger
lank, en gemaakt uyt vyf vette bladeren, welkers bovenjle
eynden krom en ofngeboogen zyn; in de midden beeftzt
een dikken groenen knop, van gedaante als een jonge vyge,
en daar op Jiaat een kroontje, gemaakt van vyf dikke en
ligt-geele draatjes, die bun vertoonen even als bet kroontje
van de Garyopbel-nagelen, yder draatje zieb weder uyt-
fpreidende in drie en ook wat meer deelen, en dit is dan
bet beginzel van de vrugt; hebbende byna de gedaante
van een Meloen, docb na vooren toe is ze wat dikker en
buykiger, met een tepel daar aan, gelyk als die van een
borjl of manme, van buyten een weinig gevóorent, gelyk
de Pompoenen, docb niet,zoo diep, vallende ook doorgaans
dikker dan een Meloen, eerjl hoog zee-groen, en alszeryp
worden een weinig wafch-geel, docb niet óveral: Onder
bet dunne velletje ziet men een geel zappig vleefcb, gelyk
dat van de Pompoenen, zynde maar een duym dik; en bet
middeljle is ten deele bol, en ten deelè gevult met zwarte,
lankwerpige, en gladde korrels, gelyk het Péöni-zaad,
dewelke in bet binnenjle jlymerig vleefcb leggen, en daar
■ mede als bekleed zyn; de/maak van 't vleefcb dezer vrugten
is laf-zoet, vermengt met een geile reuk, en de binnen-
Jle korrels, die wat feberp van fmaakzyn, hebben geen ge-
bruyk: Zy bangen zoo veel aan of om den boom, datzeaen
Jlam byna bedekken, en zyn dikwils oorzaak, dat by van
ten
I.Boek. XLIV. Hoofdfl. A M B OIN S C H E K R U Y D B O E K. u j
cortex lignofus eft faftus : alioquiri manui eïreum- tenjkrke wint moet omvallen: en waarom by ooi niet alt
ciduntur fruftus öpe longi fu flis , 1n cujus liimmo alleen door Heine Jongens te beklimmen is , en dan nocb
Gilleer eft alligatus,- fique truncus mclinat, fufful- maar de oude flammen, wiens fcborllb wat boutaebtig ee-
ciendus' eft. Vldi quoque arborem, ome in terram worden is: O f anders ftisimen de „ f L ,
VIS auluo' llcc j. ci'jjciy et. xpcvica p ic iu u iq u c .
firaplicem tantum gerant truncum eredtur.., ................... ... ó_________.6 „
vatur tarnen , femins ftipitem aliquando etiam ra- den, maar by bad nocb een tak van tm wortel inde aard•
mos emittere, m Amboma quoque arbores cdnfpe- vajl : En alhoewel m beide deze gcjlacbtcn van Pataya
ximus, qute multo crafilorem reliquis gerebant trun- toornen doorgaans, en overal maar een enkelie rechte Ihm
cum, qute tarnen extendebantur m multos cxplica- hebben, zoo ziet men nochtans, dat den kam mn de W- f
tos & incurvos ramos, inftar Socci-arboris. Folia re- kens-boom zmtyis ook wel takken krygt; En men heeft oh
iiquis fimillima erant, fed in ramorum fummo mino- Amboina boomen gevonden met een veel dikker Ham dm
ra, uti quoque fruftus, qui etiam rotundiores ac de andere, dewelke zich ook verdeelden in veeleuiteebreiie
magis compreffi erant; hinc inde tres fimul depen- en kromme takken, gelyk een Soccus hoorn; de blader en wa
dentes ex craflis ramis, hiqut tam firmi erant, ut ren als de andere, docb aan 'tmteriiedertakkenwatkleen- ’
vit iis infiftere poffen dlciturque -arbores has effe der, gelyk mede de vrugten, dewelke daar benevens ook
arte ita fabneatas ex vulganbus feminte arbonbus, ronder, alsmede wat meer ingedrongen waren ■ en bieren
quarum coma, dum juniores effent, cum tota folia- daar met twee én drie by malkanderen aan de dikke takken
rura amputabatur, quo fenfim tot emittebant ra- hingen, dezelve takken sou kerk wande dat een man
mos: Hancque fententiam confirmatam reppen ex- daar op Unie Jiaan; en men zegt, dat deze hoornen door
penentia edoftus, Papajas arbores, qu$ fruflus jam kanji dusdanig wierien gemaakt van gemeens Wsfkcnr
gerebant, quarum coma: fomffimo vento disfrafta, boomen, die men in bare Jonkheid de kruvn met al bun hld
vel ex induftria amputats, ac dein cum Gomuto & deren quamafte/nyien,enWaardoorzymtlankbeidvantni
, Calappas putamme obtedfte erant, dein plurimos emi- weder zoo veel takken uytfclmten cn dit gevoelen beb ik ook
fiffe lignofos ramos, lrique lis , ut diflum eft, fra- moeten byvallen, als zynde dóór eigen bevinding beleert 'dat
£tas produxiffe. Fapaya-boomen, die al vrugten droegen, cn ,'l zy dan door
een Jurken w int, de kmyncn afgebroken, of met opzet door
menjeben afgefaeeden, mitsgaders daarna met Gomuto en een
talappus-dop bedekt waren , naderhand veele boutaglige tak-
t , n • £ a. „ . ken, en aan dezelve, alegezegt, ook vrugten gekregen hebben.
Inter Papaja: frudius quidam occurrant, qui to-' Men vind onder de Papanen eeiïire die mcefl gc
tl carnofi funt,' ac mterius parvam tantum ha- bed van vleefcb zyn, hebbende in de midden maar een
bent cavitatem cum pauciiümis oflïculis, inter hos kleine bolligheid met weinig korrels en daar onder
duo erant magni, molles, carnofi, ac M g ma- twee die kloek, week, vleejcbagtig ’ en van een reele
gmtndims circiter teftiunf gallinaceorum , ad quo- coleur zyn, omtrent zoo groot a l? bane-klooties ■ aan de
rum extremitates duo meurva oMervabantur capituia, eynden ziet men twee kromme hoofden, enalsze een w r irZ
qua:, fi paululum aperta fint, interius alba-apparent; ge:pent zyn, indemidden Wat wits,en men zegt ia t d f
atque hi plantatl fficuntur proferre arbores maxime ze,geplant wordende, zeef vruchtbare bdomenzoudenioori
fmgiferas: Arbor hmc terram amatfacilem, frugife- brengen: Dezen boom wil gaarne groeven bh of in Ten
ram, calidam, ac pinguem,in arenófo enimfoioplu- rmm, lojfe, in warme ?ront, alk medefn vette a Z T
nmum flores producit, ac paucös fruftus, in folo e, want in een zandige gront draagt by mcefl bloemen en
nam duro non tetecrofcit-; In Amboina nufquam ita weinig vrugten, en in een vajle grontwilInok nietv’oorf
vigent ac in hortis circa.fluvium Wcymtboe ,-ubifruftus kmen; Op AtMiiia betft riJnze nergens fclomier dan in
£ frv5 n!“ riaiS' “ °4locrls P ePonis, atque exterius * Ttmynm omtrent de Rivier Wevnithoë u W Se
“J s s jï“ !® > c° iorls ex ,fla™ virenns, ac fapons vrugten zoo groot zyn als een middelbare Pompoen en van
f a M u t . n i i c non ita bom funt ac minores: buyten ook byna zoo gekeept, van coleur lig’,groen m lat
‘ë w m n & ftmma: progermmant ac zoet varifmaak,zynde dierbahen zoo g o e ïn L d s i ^ Z
“ rmrque % -> i> »™ c em ta ifc e : ne-, uyt de korrels komen voort b,ide%mnmkens- enwyf.
antur, quum radices quoque ita intncantur, ut dignofci kens-boomen, en bet gebeurt dikwils dat de k o r rZ n v L
nequeant. ac pro una eademque habeantur arbore , beide die fexen by malkander komen te vallen al e t l Z Z
tumque mirumprmbent adfpeftum, exhis enim duo pro- bun ook ie wortels zóódanig doormalkandérLmeZtêvlZ
germmant trunci, quorum unus mas alter femina eft. ten, dat menze voor eemaanziet m t o h Z l Z S '
vetbri “ -rcf V ia o i'ia vidi anno IS» ' ex te zien, dat daar uyt twee Jlammen voorthJn w Z r
Ia- . vri v? rat ™ur° > quorum autem radices van ie eerjle een manneken, en d’andere een w r f lm Z Z -
afvo'h-0 eXai? ‘?e d,S,Ilorcl Ppterant: In meo etiam Hoedanig een paar ik in 't Cajleel Vi&oria An sTfïm
arvo binas colui, quarum radices communi teftas e- boniert vier-en-vyftig, gevonden beb die . . . ‘ f
j y . ace: i-Iujqfi arboris radices odorem Raphani muur gewagen waren,en welkers wortelenmmbr nnmm
aüê m L l benH- f •?p0rem’ Uti radi,ces K‘ ‘ lor’ ■ »*■ koude önderfcbeideh : T a a ro p T y n ’e i Z T f
wmauet ï fiw m qUOqae Pra Jent ° doren' faP°- » * 'er ook gebod, wiens beide w one lenm e ie enm ie f
a.f ?.1'tem- Amba: hm arbores faucia- ne fcborjfe waren bedekt: De wortelen i» , dezen Z L
t a reHh,b“ SfS-en01S’ Vd tmncolac fundunt fer0' bMm ‘m Paiysagtigcn reuk en/maak, g ely k iTw ^ rZ
ï ï \ m a Z IoSfemume xmn co ’ nonacren,>fedi>a'
ruykenmede zoodanig, docb zmjlerk niet: Beide deze hoornen
gequetjl Wordende, 't z y dan in ie vrugten, Hielen
of jtam, geven een weyagtigc melk van zich, doch den Ham
wel de meejtc., zynde niet feberp, maar wat bitteragtig
bayzoen: Deze boomen hebben geen vajl Sayzorn Jtmar
bloeyen en draagen bet gebeele Jaar door, blyvende degroe-
ne vrugten lange aan de boomen bangen, en men houtze
voor ryp alsze aan de eene zyde maar geel zyn.
Naam: In 't Latyn Papaja rrias, & Femina- hv Hf
Anm-tempus : Arbores hænoncertum obfervant an-
nitempus, fed per totum annum floresfruftusquepro-
aucunt, ac Virides fruftus dm ex arbore dependent,
quimaturi cenfentur, li ab uno tantum latere flavefcant.
I S I P Pfpaja mas, & Femina : a Malai-
l lis p T i ’ J- ernatenfibus,s aliisque alllsque Moluccarum Moluccarum incoerefeit
inco- Maleyers,- Ternaianen, en meejl andere Moluveinwoot
N ? a S L , C“ ? ' cum cognomine mans ad ders, wortze mede Papaja genomt, metden tonZm Z i
uum'nomenTeDerir^inri.i08 ™'*UP Rr0Pn “ 'P.™dige- Manneken en WyfkenïSy andere natiën beb i S ê g e e l
ne dubio efle tth JucllF° exotieum fi- eigen Inlantfcbe naam kunnen vinden, myns oordeels een
confirmantfa -n0 7 * W j H f l H bet een ^ n tfe b e ’vn/gt Z t Tezenhafce
infulas efle f i S Ï Ï L ^ - 0 n e ntales gelyk de Inlanders ook eenparig verklaaren, datze door de
copiofi funt & c r e f e S ^ a ? i n T e r n a t ï PortU& ezen of Spanjaarden eerjlindeze Oojierfe Eylanden
hffic natio diu inhahitavk ^ am,u^ra(3ue overgebragt zyn , en dierbahen nergens zoo overvloed}
Brafilia & India O c c id e n t a l t r i f t ï f t " Copiofö enim ' g S n f l e l b e J ^ ^ «ï
n-pfnif ° . *1' - *
en die dezelve dan buyten tviyjfel uyt
Brazil