Ö2Ó H E R B A R 1 1 A M B Q I N E N S I S L ib e rlll cap.XXX I.
■ - Fufëum hoe cor diligenter a reliquo albo adjedto Dit bruin, hert moet men ter degen van al bet witte
ïigno,intèrnaque corrupta parte' depurandum éft, ac fe- /pint, en bet binnenfie verbotte, fuiveren, eens of tweeinel
bifve falf® inmergereoportetaqu®, ad fblem exfic- maal in zoutwater dompelen, in. de Zonne droogen en
care, ac dein confervare,unde vires fuas ufque in deci- dan bewaren, zo kan bet zyne kragten behouden tot in
mum confervat annum, fi modo aliquando in aqua falfa bet tiende jaar, als men bet altemets maar Jlegts inzout-
xnmergatur; falfedoenimhujus ligni effervefcentem in- water legt, want de zütigbeid in dit bout is inzonder-
primis fedat bilem, ut in pluribus falfis obfervavi. beid hetjgene, dat de woedende galle nederzetten kan
lignis. Qimmverotalecormuvétuftis arboribusnun- gelyk ik aan meer brakke bouten bevonden hebbe. Om
quam cralTum reperiatur, quum plerumque fit conca- dat men nu dit hert aan de oude boomen nooit dik kan vin-
Vum, hinc nulla ex hoe' fabrieafi feré poffunt ópe- den, als'zynde meefi ból , zo kan men geen bequamere
ra, nifi:longi®eorona£,fclopetorumquefifl:ulcê,próhifce werken daar van maken, air lange lyflen en laden tot
veró operibüs partes fumunturfuperioris trunci, qu® roers, maar tot dit werk neemt men de fiukken uit de boremotius
diftant,&ab aqua falfa fiber® funt, in qui- ven-ftam, en die wat verre van bet zoutwater af/taan,
bus nulla Vel-pauca falfedo apparet. ■ daar in men geene of weinig brakkigbeid proeven kan. *
Recentia folia haud ingrata funt, fi cum Siri Pinang De groene bladeren zyn ook niet onaangenaam byden
mafticentur, totumque replent os grato fuo odore & $iri Pinang te kauwen, vervullende den iriond met een
acidulö fapore. v * góeden reuk, en een rynfcbenfmaak.
In Rumphii Appendice hæc adduntur.
Quidam pifeatores manubria formant màjorum cul-
tróram Parrangbs diétorum ex fufco & mediçato hu-
jus arboris meditullio, in hunc ipaxime finèm, ut fi
noxium quendam pifcemper infortunium comederint,*
ac ægre. fefe inde.hab.eant, tum Hæc manubria fupra
porphyritim cum äqiia cohterunt, quam tanquam antidotum
fuperbibunt.
E X P L I C A T I O
5Tabula Septuagefim* Ouarta,
Quæ ramum ëxhibet Novelke Utoreeè, uti a Rumphio voca-
tur. qüs verp mihi dicitur Sid a foliis cordato-acuminatis,
integerrimïs,
A . Fjus fruftvm dénotât.
B. Ojficula ejus femmali«.
C A P U T T R I G E S IM UM
S E C U N D U M .
Novella Nigra : Salimoeri.
HÆ c quoque arbor'ad Caju Baru fpecies refertur,
licet maxime ab iis différât, nitulominus. tarnen-
vulgärem feCuti- fumus opinionem : Excrefcit
alitèih ’fiùnc fimplici nunc pluribus fimül truncis, non
efeétis -fed incurvis, & ad unaminclinantibuspartem:
Ratas gerit ramos ac foliôrum rachides, quæ ex ipfis.
ôrtum fuum habent fine ordine flavis infidentia petio-'
fis mon Cordiformia utiilla Daun Baru, fed lanceolata
inft^-lati apicis ha ftæ'i'& in obtufum magis -apicëm
dëfinèntia,; feX feptemve pollices longa, quatuor &
qüinqüe'»lpngà, lâéte viridia, intem-a, necferrata.,.paur.
d s '& obliquis pertexta venis.- Decidua, vero nigre-
fcuiit, &' contrita ingratum magis fpirant odorem fa-:
poremque-quam Dawn Baru.
K Flôrës facemofi plurimi dependent, fed non om-
lies firriul fefe apénunt, flores Stramonia referentes*'
fed niulto minofés funt magnitudine Mirabilis Mexi-
carice/'tënxCx ac longo confiantes infundibulb , qui fe-'
fe fupêrjus'âperiunt in quinque fexve rugofa petala, .
a'deo 'àréte fibi junâa;, ut ex uno conftrüôta vidéan-
tiîf p é ta lo , coloris àurantii vel inftar Calendulas, in--
odori Sprout autem petalprum numerus eft-, tot quo- -
que'ftamina flkva'intus lôcantür-, aliis bfèvioribus &
àbicantibus intermixtis. Elurima quidem florum ca-
jgèula ex ünôTatôqüé "dependent râcemo , ünum au-
tèm‘ altërumvè fèie tantum finiul apèrit. Hofce in-
fëquuntùr ' frutfius feu.baecæ ràræ fimul ex parvo de-
pendentes racemo , funtque ex rotundo acuminatæ
inftar obtufî con i, brevi duroque apiçe coronat®,
v ïx articuium digiti long®, externe glâbræ ac-pïe-
rumqùe viridës, fenfim vëro nigrefeunt, ac propëapi-
cem fëfe âperiunt. Quæ in tus continent Officulum
pyramidalë, fûpèriüs acuminatum -, inferius latum, iibi &
excavatum ëft quafi foveola, • àd latera autem quam
maxime angulofum ë f t , & acutis obfitum quafi ver-'
-- rucis
Inde Appendix ^«Rumphius werd dit ’er bfgedaan.
Zommige Vi/cbers maken de begten van baare Par-
rangb’s of bouwmejfen uit bet bruine medicynale hert dezes,
booms tot dien einde ■, wanneer ze van een opbldzer ofander1
fcbadelyke vifcb eeten, en zig qiialyli daar van gevoelen,
zo wryvenze deze begten met water opeen f t een, en drinken
zulks tot een tegenbaat.
U Y T L E G G I N G
Van de vier-en-zeventigfte Plaat,
Dewelke vertoont een Tak van de Nove/la Utorea ofte de
Sida foliis cordato-acuminatis integerrimis, zo als ik die liever
noem volgens zyn gedaante.
A. Wyft aan deszelfs Vrucht.
B. De Zaatkorrels.
XXXII. H O O F T S T U K.
De jwarte Nieu^blad-Boom.
DEzen boom werd ook onder 'de geßagieh van Cajii
Baru gereekent, boewéfby merkelyk daar van.ver-
febilt, ’t welk onaangezien hebben wy 't gemeens
gevoelen willen volgen: Hy febiet op met ëen ërikeld,,
Zómtyds met ver/cheide'fbammen, niet regt., maar bogtig,
en naar eene zyde bellende: Hy beeft weinige takken en
ryskens, daar dan flaan-dé bladeren zonder order,opgëele
fieelèn, geen/ints bertformig, gelyk die van Daim Baru,
maar als 't bfeede y/er van. een/peer-, geforyneert, meefi
met-een fiompe /pits , ‘ zes eri zeven duimen lank ,- vier en
vyf breed-, ligt-groen, '-zonden;eenige ruigte,'of'.tandem
met weinige'en febuinze aderen doortogen. De. afgevallene
werden/wart, gevre&ven veel viezer van/maak en
reuk dan 't-Daim Baru. ; ’
• De bloemen bangen in troffen by malkander, maar gaan
niet te gelyk open, gelykende. dé, bloemen van .Stramonia,
doch veel kleindér, in de'groÓtë ‘uaraMirabilisMexicäna
of Mervilje, te wepeti jnet een langen'dunnen,bals, en
vooren geopent in vyf a.zes ^rimpelige: blaadjes, zodigt oP
malkanderen leggende , datze; een fchynen, van coleur O?
ranje, of als Göuds-bloemen, -zonder, reuk, na ’t getal
der bladeren fiüanzö veel:geele. draden van binnen, met
nóg andeiè korter en witachtige. Daar. hingen wel veel
knoppen by malkander aan een wydelros,, maar,gaan maar
een' of twee teffens' open: Daar op volgen de vruebten of
bezien, Weinig by malkander hangende;, in een kleine tros,
pit den ronden toegefpitfi p .als een fionïpe keegel, liieteen
kort en hart /pitsje voor op^febaars eßn Md tank,- buiten
effen, meefi groen blyvende, doch mettér tyd werdenze.
róokvèrwig of fwartacbtig , ën feheuren. by . de /pilzen.
Binnen leid, een pyramidale korteï.:of ftém:,' boven fpits,
onder breed, en .aldaar, wat; uiige bolt,,: als met een kuiltj
e , 'aan de zyden zeer hoekige "■ en mët.fcberpe vratten of
kuiltjes iïezet,' als, opby 'door een meefiérs banduitgefnee-
den was, bleek, boutverwigalle.de kuiltjes zyn uitge,-