5 $ H E R B AR II AMBOI NENSI S Liber I. CapitXIL
earum pars rotunda eft. H® obteguntur nigro , ligneo, of driekant, dog de derde zyde ofte ruggeis ront, bedekt
ac fatisfirmo fed tenui putamine, quod continet me- met een zwarte dunne, boutagtige , enredelyk harde Jcbaai,
dullam albicantem, qu® in femi-matura eft mollis & van binnen hebbende een wit merg of beeft, 't welk in de
inftar glaciei pellucida, ex albo coer'ulefcens,- in a- - balfrype week i s , en doorfcbynend als ys, uit den witten
dultioribus au tem dura, alb a, & ad latera quoque wat blaauwagtig; maar in de oude ban, w it, en aan de
coerulefcens , edendo inepta. Nucis hujus exterior kanten nog wat blaauw, en onbequaamom te eeten : het
caro putamen ambiens eft fuccofa , atque calid® & buitenfte vleefcb, deze noot omgewende of omvangende, is
pernidofe qualitatis; ubi enim hominis carnem tan- zappig, en van een zeer branaende en Jcbadelyke eygen-
git vehementem ac dolentem excitat pruritum, at- fcbap; want overal daar bet des menfchenhuit raakt, verl
u i in ore tantum ardorem, ut labia intumefcant, ac oorzaakt bet een geweldig en pynelyk peuken, en inde mond
per tres continuos dbleant dies: fi totos in aqua fru- zoodanigen brant, dat de lippen daar van opjweUen, en wel
ttus tam diu maceremus , ut putrefcat eorum caro drie dagen daar na nogfmerten: als mende geheele vrug-
exterior atque liane aquam commotam in alterius ten in 't water laat, rotten, tot dat bet buitenfte yleys daar
•effundamus corpus, talem excitat ardorem atque do- afgaat, en daar nd bet water, £door malkander geroert
lorem, utfuribundus talis fieret: neque cito auxiliis zynde) ymandt over bet lyf giet, zo verwekt bet zo een
ardor hic etiam exftingui poteft, fed folummodo oleo hevige brant, enfmerte, dat men daar van zinneloos zou-
vel urina leniri quodammodo dolor. In anteeedenti- de komen werden, en men kan dezelve ook zo terftond met
bus bellis obfeffi, vel qui ab aliis infultabantur, hac- geen bulp-middelen bluffen, maar alleen, met olie of urine,
ce aqua in hoftes effufa arces in Moluccis per aliquod de pyne wat verzoeten. In de yoorige oorlogen hebben de
defenderunt tempus, quum magnam pr$parat$ hujus belegerde, of die be/prongen wierden, eenige Cafteelen in
de Mohiccps daar mede verweert, wannterfe , een groo-
te quantityt van dit toegemaakte water by baar hebbende,
‘t zelve de beftormers over het lyf gooten, en waar vandaan
bet bok den mam kreeg van bels-wqtér.
Deze knoppen worden mannetjes-vrugten genaamt,
zynde, als gezegt, de eygentlyke vrugten dezes Booms, en
ook doorgaans de eer ft e vrugten, hoewel daar ook Boomen
aqu® copiam in oppugnantium corpora effundebant,
unde hic liquor poltea aqua infernalis vocabatur.
Fafciculati hi nodi fruEtus mar es dicuntur, qui pro-
p n e , 'uti diÊtüm fu it, hiijüs arboris funt fruÊtus, ac
plerumque primi; quamvis quoque occiirrantarbores, ............0- ........Q ,
rarifiïme tarnen, qua: primo alios, feufemineo's pro- gewonden worden ( dog zeer zelden) die baare andere, of
ducunt fruÊtus, de quo in Capite fubfequente ulterius de wyfjès-vrugten, eerft voortbrengen; waar van in'tnaaft-
agetur. Haacque arbor tantum femel fruÊtus mafculi- volgende Capittel wat naader gefprooken zal worden: en
nos diÊtos gerit, femininos autem dein ftepius, quo- dezen Boom krygt de voornoemde mannetjes-vrugten niet
rum flores ex trunco progerminant proxime fub maf- meer als eens van zyn leven, dog daar na nog veele wyf-
culinis, ac multo humiliores, qui etiam ex craffis de- jes, welkers bloeyzel.uit den ftam voortkomt, naaft onder
pendent pedunculis in duodecim vel quindecim mino- dat van de mannetjes, en ook Wel vry wat laager, zynde
res divifis, tres quatuorve pedes ïongis, quibus ali® insgelyks dikke af hangende fteélen, in 12, a 15. mindere
minores adcrefcunt bacc® inftar femimatürarum glan- verdeelt, en mede drie a vier voeten lank, waar aan waf-
dium feu olivarum, oblong®, primo fufc®, dein lu* zen andere kleender bezien,gelykbalf rypeEykelen of Oly-
teae • qu® in'tres fefe aperiunt partes, atque intus ven, wat lankwerpig, eerft bruin, en daar nageel, -de-
multa craffa habent ftamma, formam floris praeben- welke baar openen in drie deelen, en van binnen veele dik-
tia abundanti lutea farina teÊta, qua? in terram dela- ke draatjes vertoonen, uitmaakende de gedaante van een
bens eam quoque luteam redditatque hicce recemus bloem, meteen overvloedig geel ftof als meel bedekt , ' t welk
tamquam flos hujus. arboris habetür, qui femininos vallende op de aarde dezelve ook geel maakt: dezentros dan
fruÊtus vocatos producit, qui proprie potum elicien» wert voor 'ibloeyzel van dezen Boom gehouden, mitsgaders
do infervit: fi enim hae glandes fefe aperiunt, atque genaamt de wyfjes-vrugten, eygentlyk dienende om drank
iftam luteam farinam , quae flores dicuntur, dimit- daar uit te tappen', want als deze eykelen baar openen en
tunt turn racemus maturus ac-potui eliciendo aptus bet voornoemde geele meel,dat men ook bet bloeyzel noemt,
cenfetur, qui a Tiffadoribus itapraeparatur, ut in fub- laaien vallen, zo wert den fteel voor ryp, en tot bet tap•
fequente indicabitur Capite. Quo vëtuftior fit arbor, pen of teifferen bequaamgehouden, wordende door de Teif-
eo humilior hic racemus, Majang diótus, ex trunco fer aars daar toe zodanig bereit, als in ’tvnaaft volgende
excrefcit, donec tandem tres quaèuorve fupra radi- Capittel mede zal worden aatigebaalt. Hoe ouder de Boom
cem pedes progerminet, tumque arbor ad fummam wort, boe laager dezen bloeyende tros f die men Majang
putatur pervenifle feneÊlutem, liquore deftituta, ei- noemt) aan den ftam voortkomt, tot dat by eyndelyk
que emittendo inepta. maar drie a vier voeten boven de wortel gezien wort,
’ . : . en dan bout men den Boom te zyn gekomen tot zyn, boogde
„ ouderdom, ook van vogtigbeit berooft, en tot tappen on-
bequaam of onnut.
Inter ramos ad eorum ortum pilofa confpicitur Tujfcben de takken by baaren oorfpronk vintmen een
\textura, inftar Runut in Calappo, multo tarnen eraf- bairagtiggeweef ,gelyk bet Runut aan den Calappus-Boom,
flor intricatior, atque ex fimplicibus nigris concre- dog veel grover, verwerder, en van enkele zwarte bairen
ta pilis, qui feta equina naturaliter referunt, ac cir- gemaakt, die zeer natuurlyk bet pqards-bair gelyken, en
cumjeÊti funt multis parvis baCulis inftar telorum e- gewonden zyn om veele ftokjes, als pylen overeynd ftaande,
reftis , glumam ftramineam craffis , ulnam Ïongis, ongeveer een ftroo-halm dik, een elle lank, en in ’t breeken
qui fi frangantur, in plurima diffiliunt ramenta: at- zeer Splinterende: van deze bairen,wanneerze van de ftok-
que* ex hifce pilis fi a bacellis depurati fuerint, jes zyn gezuivert, wert alderbande grof en klein touwerk
omne durum ae minorum funium genus conficitur, gemaakt,'twelkmendagelyks, zo wel tot de buis-alsfebeeps-
quique quotidie sque ad res domefticas ae naviga- bouw, van noden beeft :-aan bet onderfte van dat geweef
torias adhibentur. Ad bafin hujus excrefcentiae atque en de dikke takken vint men ook nog een andere weeke en
cralïbrum ramorumalia quoque mollis ac tenera inye- teerefubftantie,dewelke zeerfpojigieus, droog, en zo ligt
nitur fubftantia, quseadmodum eft fpongiofa, fieca, is , als uitgebrande tontel, diergelyke bier boven in 't 10. •
eftque leviffima inftar exufti lintei , qualis fupra Ca- Capittel van de Lontarus filveftris mede befebreven ftaat,
pite X . de Lontaro fiiv.eftri defcribitur; quae tricolor zynde van driederley couleuren, als w it, lever-verwig, en
eft- eft enim alba, coïoris hepatici, ac nigricantis, zwartagtig, en bét laatft-genoemde ook bet oudfte, in'tge-
tumque vetuftiffima e ft ; vulgo Baru vel Barun , & meenBam ,of Barun, era by deonzeLiphpgenaamt, waar
noftratibus Liplap diÊta , de qua poftea'plura dicen- van bier na nog wat meerder zal gezegt worden: bet jonge
tur. Tenerum ac recens folium inftar longi cornu feu blad is mede, als een langen boom of pyl, boven aan de
teli ad verticem protuberans, fi expanditur feu explir kruin uitftekende, en als het zig opent ofuitbreidt, ligt-geel.
catur, flavefcit. In fummö quoque cacumine charta- Ook beeft men inde opperfte kruin van den ftam dat papier-
cea illa medulla invenitur, quam omnes reliqurc ge- agtig merg, 't welk alle de andere Palm-gejlagten hebben,
runt Palm®, cerebrum diÊla: qu$ edulis quoque e ft, te weetèn bet Palmyts zynde insgelyks eetbaar, dog veel
fed multo aquofior ac vilior, quam Calappi arboris. wateragtigêr, en Jlegter, dan dat van den Calappus-Boom,
Sub extemo mufeofo hoe cortice truncilignum in hac onder de buitenfte mosagtige feborffe aan den ftam van de-.
\arbore occurrit tenue , - ultra pollicem vix craflum, zen Boom vint men mede een dun bout, 't welk niet boven
adeo tarnen durum ac corneum, u t , fi findatur, fecu- een duim dik, dog niet te min zo 'hart, en boornagtig is,
res reeufet; quod fufeum eft, ac craffis nigricantibus, & dat de bylen in ’t kappen daar van affpringen; zynde bruin
longï- . ' • ; n en
longitudinales confiât Abris: quantum autem riovi,
nulfius ufus. Reftans feu interna trunci fubftantia eft
medulla ficca ac fibrofa, ex qua farina quoque confici
poteft, æque ae ex Sagu arbore. Radices iddem funt
fibrofæ, uti Calappi, minores autem numéro aC craf-
fiores. In planis ac foli expofitis locis tarde crefeit
hæc arbor, umbrofis vero & aquofis convallibus cito
exfurgit. Quod Saguerum vero feminam attinet, quam
quidam div.erfam dicunt fpeciem , de ea poftea fe-
quenti Gapite, quum de ejus ufu agetur, necefiaria
indicabuntur.
Nomen. Lat inis Palma Vinaria fecunda, Saguefus five
Gomutus, Mafaicenfibus Gomuio & Gamuto -, quod dé-
riyari poteft àb Arabico Cbamuta, florehtiiim uvarum
odorem & vinum mufteum fignifieante. Hifce in re-
giohibus vulgo communi Portugallico nomine dicitur
Sagueiro & Sagueers-arbor) uti ee ejus potus quoque
Sagueer vocatur. Ternatenfibus, Sebo. Amboinice & in
Leytimora Nawa, in Hitoa Loejooe, & in vicinis Infu-
lis Macba & Maa. In Banda, Nawa. Java, Labang &
Aren. In Baleya,/<2èaca; Biinaa, Nam> InMacàflara,
arbor Juro , potus autem Ballo, In Mandera, arbor
Akel, & potds Kee; Nigra pilofa textura inter ramos
difperfa proprie Gomuto, unde, to ta arbor Malaicen-
fibus fic ruit dióta. In Amboina, Maccæ 5 Baleya Due;
Macaîîara, Montsjonna. Nigræ pinriæ feu bacelli, qui
pilofa obteguntur textura, Malaie e Panfuri vocantur,
ac tenera lana, uti fupra indicatum fu it, Baru & Ba-
run dicitur, idem forfitan cum Arabico Diffar, quod
Golius in fup Lexico interpretatur filaceum, quod e
trünco Palm®, .quo conftipantur rim® navis, qepen-
det. FruÊtus feu majores nodi Malaice Boa Batu dicuntur
, Balyê Biluloe. Àlii florentes racèmi j c quibus
fuccus elicitur, Majang Bonga vocantur, quos
Amboinenfes dividunt in Tema & Talæ; Tema fupre-
mus , longiffimqs, ac primo progerminans racemus ,
qui optimum etiam potum Sagueer diÊluni, exhibet;
Talæ autem omnes funt - fubfequentes minores co-
rymbi in trunco progerminantes.
Locut. Saguerus h®c arbor invenitur in Jav® ora
Orientali circa Griifecam & Samarangham , etiam in
Baleya’, ac porro per omnes Infulas, qu® in Archipelago
Moluccano funt fit®, in.uno tamen.loco frequen-
tio r , quam in altero. Amboina copiofe hanc producit,
ac præcipue'ad utramque ejus. Sinus partem.- Um-
brofas & humidas amat valles', per quas plurimi de-
currunt rivuli ; ut & folum humidum, quod lapillis
commixtum e ft, -atque etiam ad pedesmontium tali
crefcit folo. In Celebe plurii^um invenitur in Mana-
do proyincia, ubi incblæ ex hacpræfertim vivunt arbore
, uti Rotthonenfes ex Lontaro.
CAPUT DECIMUM TERTIUM,
Ufus Sdgueri Arboris.
PLurimus hujus arboris, ufus, uti jam diÊtam fuit,
e f t , ut vinum feu potus inde eliciatur, qui e-
tiam Sagueiro vocatur, ac fequenti comparatur
modo. Si racemus florens (quem præcedenti Capite
femininum diximus) baccas aperire incipiat, craflus
ejus caulis,, ex quo dependet, per très eontinubs
dies levi baculo feritur, ut mollefcat ; fed fimul,-
ne cadat, fqniculo arboris ramo alligatur, qui tamen
dependens tenetur; atque hac pulfatione fuccus, qui
ad - læfam fluic partem , allicitur : caulis hic porro
proxime poft racemum abfcinditur, atque ipfi alligatur
faccus, qui ex inferioribus Sagu ramis confutus
eft, Coroerong nominatus, vel alias ex magna arundi-
nis nodo Bamboes Indie® diÊlæ, cui fupernec-folium
feu pannus alligatur, ne confpurcaretur liquor de-
ftillans. Saccus hic bis de die aufertur, atque eva-
cuatur, mane nempe ac vefperi. Arbores autem in®-
qualiter hune çffundunt liquorem, recentes enim a-
pert® -tarn abundanter eum exhibent, ùt du® trefve
arbores per diem unam implere poffint ollam Tapa-
' jang diÊlam. Opus ipfum atque ars, qua liquorem ex
arbore norunt elicere , Portugallico vocabulo. Tifar
vocatur,.
en met eenige gropte zwarte aderen in de lengte doorwee-
ven, dog', voor zoveel my bekent is, van geen gebruik; bet
réfterende of binnenfte des gemelde Jtams is niet anders als
een droog en draadig merg, waar uit men ook meel bereiden
kan , zo vóel als uit de Sagu-Boom; de wortelen zyn insgelyks
vezelig, gelyk die van den Calappus-Boom, dog wei-
niger in ’t getal, en wat dik. Op vlakke plaatzen en die
wel ter zonne ftaan groeit dezen Boom zeer langzaam^ maar
in donkere, en vogtige valeyen Jcbiet by haaftig op: IVat
nu aangaat de Saguerus Femina, waar van zommige eèri
byzondere zoort willen maaken, dien aangaande zal bier
na, in 't volgende Capittel van ’t gebruik, bet nodige werden
aangebaalt,
Naam. In 't Latyn Palma vinaria fecunda, Saguerus,
fivé Gomutus, Maleyts Gomuto , en Gamuto, bet geen
afgeleidt kan werden van bet Arabifche Chamuta , bet geen
betekent de reuk van den bloeyende wynftok, ofte nieuwe
mpft. In 't gemeen biet men hem in deze Landen met een
generale Portugeefcbe maw Sagueiro, en Sagueefs-Boom,
gelykook den drank zelfs Sagueer: op Ternaats, Seho: Am-
bons, op Leytimor, Nawa, op Hitoe , Loehoe, en de omleggende
Eylanden, Makka, en Maa; Bardaas, Nawa:
Javaans, Lahang, en Aren: Balys, Jahaca: Bimaas,
Naun: MacaJTers., den Boom Juro, den drank B allo; Ma-
nadees, den Boom A k e l, en den'drank Ke e ; het zwarte
bairige geweef tujfcben de takken biet eygentlyk Gomuto,
waar van den gebeden Boom in'tMaleyts zynnaam beeft:
ïn ’t Ambons Maceae: Balys, Duc: Macajfers, _Mónts-
jonna; de zwarte pinnen, die als kammen daar in fteeken;
bieten in ’t Maleyts Panfuri,- en de teere wolle, als boven
is gezegt, biet Baru of Barun, bet geen bet zelfde moge-
lyk is met bet Arabifche Difiar, het geen Golius in zyn
Lexicon overzet, touwagtig, bet welk uit den ftam van
den Palmrrboom vergaart wert, waar mede de Schepen digt
gemaakt werden, zo als by ons met dé Mofcb gefebiet. De
groote knoppen of vrugten noemt men in 't Maleyts Boa
Batu: in 't Amboins Balys, Biluloe: de andere
bloeyende, troffen, die men tèiffert, biet men Majang Bonga
, dewelke de Amboinefen verdelen in T ema, en Talaë :
Tema is de bovenfte, langfte en eerft uitkomende tros, dié
ook de befte Sagueer geeft;.en Talaë zyn alle de volgende
kleindere troffen langs of aan dien ftam uitkomende.'
Plaats. Deezen Sagueers-Boom wort gevonden op Ja-
vaas Ooftkuft, omtrent Griffek en Samarang , ook op Baly,
en voorts door meeft alle de Eylanden, die in den Arcfiipe-
iagusMpluccanus ge/egen zyn:dog in de eene plaats overvloediger
dan in den anderen: Amboina is daar mede ryke-
lykvq/n voorzien, en inzonderbeit fe weder-zyden van des-
zelfs inham: by bemint donkere en koele valeyen f en daar
de meefte riviertjes doorlopen, als mede een vogtige grond,
die met kleine fteentjes vermengt is, en groeyt zoo’tot in 't
bangen van 't gebergte toe. Op Celebes beeft men hem in
de Provincie van Manado fykelyk, daar de Inlanders ook
van deze Boom mee f t leven, gelyk de RottboneeJ'en van den
Lontar-Boom. _
XIII.' H O O F D S T U . K .
Gebruik van den Sagueer s-Boom.
HEt meefte gebruik van dezen Boom is , als gezegt,
om Wyn of -Drank daar uit te tappen, die ook Sa-
gueiro genoemt, en op de navolgende manier verkregen
werti Als den bloeyenden tros (die wy in 't voorgaande
Capittel bet wyfken genaamt hebben) zyne bezien begint
te openen, zff Wert den dikken fteel, daar by van afhangt,
drie dagen lankmet een ligt bout zodanig gebeukt of geklopt,
dat by wat week en murw wert, dog al met eenen, voor
bet af vallen, niet een touwtje aan een boveh-tak vaftge■>
bonden, blyvende egter nog wat afhangen; endoor dit kneuzen
of kloppen wert het zap, dat na de gequetfte partye toeloopt,
daar uitgelokt: wyders wert daar na den fteel korf
agter den tros afge/neden? en daar'aangebonden een zak of
bot fter, die van de onderfte feborffe der Sqgoe- takken t'zar
men genaayt , én Coroerong genaamt wort, of dnders een
groot Ui van bet Indiaqnfehe riet, Bamboe, waar bovenop
Jlegis een blat , of diergelyk lapje wert gebonden-, op datter
geen vuiligpeit in zoude vallen; deze zakken neemt men V
daags twee reizen af, en maakt ze ledig, te weten 's ogtens
en 's avonts; dog de Boomen geven den drank wat ongétyki
want- dé nieuwe, die eerft geopent worden, druipen zoo
overvloedig, dat twee of drie boomen des daags een groote
. : H 2 pot*