magnitudinem Prunörum habent, fontque oblongo-
rotundi,. brevi obtufoque apice coronati, &ƒ adlatus
folco notati font, externe autem parum rugofi font
& granulofi : Putamen verp exterius durius eft quam-
quidem hérbacefe fubftantiæ , rieutiquaih tarnen li-
gnofom. Intus tria eontipencur pflicula plana, mu-
cofa obdudta carne, transv.erfalitèr pofita, & quadaiîl
parte pellicula feparata, quæ ëxtëriori adne&itur pu-
tamini. „ , . , -, ■ . .±
Quodvis vofficulum feu nucleus tettus eft dura &
fpadicea glùma ad oras rugofa, magisqüe fufco. coloré
diftinéta: Sub hac gluma reconditur fubftantia plan
a , colorem & formam frudtus Mufæ -emaradi refe-
rens i quodammodo gratum & aromaticum ipirans
odorem.
Trunci cortex eft cinereus inftar Champaccæ, fatis
craflus-, fique incidatur, vifeofus exftillat foccus, qui
in album exûccatur & condenfatur gummi, quod o-
doratum eft'inftar nuclei. Trunci lignum leve eft &
öiolle, ac quodammodo odoratum. Rami font breves
ac facile disrumpuntur. • - - -
Nomen. Latine Canangafilveftris trifolia. . Malaice
Cananga Oetan. Ab Amboinenfîbus varia ipfi inpöfita
font nomina, vulgo' autem. ipfis vocatur CoebanAbbtd
h. e. flos filveftris. Pèculiariter autem hæc prima fpe-
cies dicitUr Matta Auwe, h. e. ocuhis borti, ex qua-
nam vero ratione me latet, alii autem illam habent
pro Leyitir Poeti, h. e. albus Laurafter quo tarnen
nimium differt. Gaybobboenfes illam vocant Matta
Ayn feu Ay-Hoa-Maroea, Malaice vero Boa Djoedja,-_
roe, h. e.. femineus frudtus ob fubfequentem ejus u-
fum. , . . . . . t
Locus. Hinç inde in Amboina occurrit, led raro ,;
niinquam in aids montibus,. fed in defertis hortis fil-
veftribus, tam in planis quam in altioribus locis, unde
mémorata obtinüit nomina»..........._ . ■
XJfus. Hujus. arboris paucæ partes font in ufo, ex>
ceptis ejusnucleis feu officulis, quæ mulierculæcon-
terunt ad unguentum,oäoratum feu Boborri, quo inter
lavandum corpus inühgunt, ut bonum ipfi concilient
odorem ; compertum vero e f t , fi hifce frufti-
bus foils corpus illiniatur, illud dolore affici.
' Ejus lignum eft l@/e, ad- ædificia tarnen adhibetur,
hujus. emm tenues & ere£ti-trunci palis inféryiunt, ut
& ædium teftis, quod tarnen haud diu durabile eft,
quum non tantum cito, exficcetur, fed, etiam cito^cor-
TUSecundo, Cananga filvefiris fecunda, five angufti-
fd ia , Lôrma & nïoçÇo crefcéndi cum domeftica' convenir
ejus eriim folia irrëguîaris quoque font magni-
tudinis, a fex ad novem pollices longa, binos cqm
dimidiö & trës Tâté. Flores fob foliis progemiinant
xacemofi tarhd'n ipforum rachidibus quairi in fàmulis,;
ëxfexpëtaliffCônftrüfti, multo brevi oribus quam in
domeftiea, non ultra femi digitumlongis, quisque ve-
, ro trigoho' cdntinetur planoqué caliculo* qui longo
àdneaitûr'pèdunculo. ' Petala hæc circa piftUlum lo-
càntur, quöd • componitur ex obtufis tubis, in qua-
rUm centro granülofum continetur capitulum inftar
fruftuli Siriboæ. Poftdeciduum florem piftillum hoc
craffefcit, magisque lignofum e ft, ac memöratum crai-
fiuscülum capitulum’ fefe dividit in 13 & 14 minora
capitula, quæ in tbtidem excrefcunt fruftus , cujus
& 'exéffiplum in Europa proftat in cerafisrubns,quo-.
runi quätiior vel feptëm fæpë uno in pedünculo exr
crèfcuUtV puisque auteiiî frufïus magnitüdiiiem habet
Nücis ayëllàô* jdniôris, qui fob molli & tenui puta-
inine üiùltà- recondit plarfa -& tenüia feminâ fquamo-
fa , penetrantem fpifantia odorém- . . ' ' • '
T er tio , CqMngàfilvefiris tertia ûvé latifoha, folia
„efit illis Sjampacâoe magis’ aç'cedentia, fubt’us ïiempe
lanuginpfd, multo tarnen' majora & foperius fubrotun-
da oflö pollices loqga, qiiatuçfr lata. ,
• Fiores râcèm'oiî dependent plurimi, non in rachidi-;
bus fed ni famis,' qui ex fex pëtalis conftrüfti font
brëvioribüs quafninpræëëdêhte,quorum triaexterio-
ra in triangulo locata font, tria verb interiora apici
in fidén t-quæ in céntro ëajîitulum continent uti in
dntëçedënte. : Hic apex feu germeri mûlto majus eft ,-
ex'qüo viginti'vël Vigjnti quinque friiftus excrefcunt,
' brévibus infidentes- pedunculiè. arëteadunati, fed non-
ômhbs-àdolèfcunt. Hi magnitudiném hâberitperfedtæ
riucis Avellanæ, primo albentes-, dein rubentes, ad
• demum
in de grootte van Pruimen, lankvoerpig-ro^t met een
korte Jfompe fpits boven op, en aan de zyde jangS beenen
met een nddt, van buiten wat ruig, en korrelig. De
buitenjle fcbaal is barder dan kruidachtig, en echter niet
boutacbtig. Binnen vind men 3. vlakke korrels, meteen
fiypierig vleejcb omgpven, >dwers leggende, en een jluh?
weegs mei Jcbeyd-vèllekëm. van malkanderen gefckeideil,
die aan de buitenjle Jcb'adl vafi iyrt.
Ieder korrel is omgeven met een harde en Gafianje-bnd-
ne Jbbaal, aan de kanten rimpelig, en ligt-bruin. Onder
deze fcbaal vind men 'een vlakke beeft., vapfubftantie
en coleuE als. oude Pinang, eenigzints welriekent en fpe-
ceryacbtig. .
De fchórffe des ftams i l tigi-gianuw, 'gelyk aan den
Tsjampacca-boom, redelyk d ik,Jen als men daar in,kaptl
loopt 'er eenjlymerige zap uit, dewelke tot een witacbti-
ge Gomftolt, en mede welriekende is als de beeft. Hel
bout des ftams is licht", en week, ook van eenigên reuk.
De takken zyn kort, en. breeken kort af.,
■ Naaih.,Jra :t Latyn Cananga' filvëftris trifolia: Op
Maleyts Cananga Oetan, by de Amboineezen beeft by
verfcbeide* namen, want in ’t gemeen noemt men'hem
Coeban Abbal, dat is wilde bloem. Iri-t byzonder biet
deze eerfte zoorte Matta A uw e, dat is , Oculus Horti,
oog of cieraat des Thüins, uit .wat: reden weet ik niet,
andere willen, bet houden voor een Leyitir Pöeti, dat is,
witte Laurafter, waar van het nqgtans te veel.verfcbilt.
Die van Caybobbo noemen AeiMatta Ayn,. of Ay-hoa-
maroea, en in 't Maleyts Boa Djoedjaroe , dat is ,
meysjes vrucht, om zyn volgende gebruik.
Plaats: Men vind-bet .bier en daar °P Amboina., doch
niet veel, ■ geenzints■ in 't booge Boftb, maar.altyd in verlatene
Tbumen, zo in de vlakte, als in 't boóger gebergte,
waar van bet de bovenftqmde namen heeft.
Gebruik. Van dezen boom werd weinig: gebruikt, be-
balven.de heeften uit de drie bovenftaande vlakke korrels,
dewelke de Inlandze. Vrouwtjèns wryven. tot een welrie-.
kende zalve, of Boborrifwaar mede zy onder 'twajfen't
iyf beftryhn, om een’goede geur te krygen,.doch men
beeft bevonden ■, als men deze vruchten alleen‘ op bet lyf
ftxykt, datze de-buit bef eer en.
Het bout is licht, werd. echter, tot den lMisbouw gebruikt
, te.weten, menneemt de dunne en regie f t ommen
tot.fparren van.daken, en bovenwerk va n b u iten d ié .
doch niet lang duuren komen, om dat bei niet alleen ligt
opdroogt, maar ook baaft bederft.
- 2. Cananga -filvëftris •fecunda fiye anguftifolia, is
aan wasdom en fatzoen de tamme naaftkómendewant dé
bladeren zyn mede van óngetyke grootte 3 van zes lot negen
dumpen Icink, twee en.epn half, en 3. dito breed. De
bloemen komen achter de bladeren voort , met bosjehf by.
malkander,' zo Wel aan de ryskens als aan de takskens,
gemaakt van 6. bladerèn, veel korter dan de tamme, té
weten, niet boven een. balpen vinger lonk, en ieder Jtant
op een driehoekig plat voetje, en 't zélve, opeen langefteel.
Zy ftaan rórldom een heuveltje , ' gemaakt van ftompe
ftyltjes, en in de midden van 't.zelve ziet men.een korrelig
knopje, als een ftukj.e van een Siriboa. Na t af val-’
ïen 'van de bloem Werd een lange fteel dikker., en. houtacb-
tiger, en 't voornoemde dikke middèlfte knopje vèrdeelt zig
in 13; en 14. andere knopjes]waar uit zo veel vruchten
werden , waar van men een exempel in Europa aan dé
roöde Karffen ziet, by
nidlkander zitten, op .één fteel, ieder vrucht is in degrooï-
té van een. jonge Hazelnoot, onder een weeke fcbaal verbergende
veele dunne platte zaad'en dls fchubben, enfterk
van Peuk.
3* Cananga filvëftris tertia five latifqlia, beeft bladeren
met dié Van Tsjampacda naarder overeenkomende,
tsweten, van onderen woiacbiig, doch veel grootter;, eri
Van voor en ronder, 8. duimen tank, 4 ..breed. .
Dé bloémen hangen in trosjens by maikahd’ér , niet aan
dè ryskens, maat aafi de takken, gemaakt pan 6. blaadjes
wat korter dan de kióofigt, waar Pan dè drie buitenjle iri
een Triangel ftaan, en de 3. binnèvfte opjen heuveltje
verbergende een knop gélyk de voorigè. Dit heuveltje,-
Wotd veel groötèr , Waar uit 20, en 25. vruchten waf-
fcbèn op korte dikkè voetjes in malkander gedrongen, doch
komen niet alle lot perfectie. Deze zyn m de, gr oblie van
een volkomen HaZënoot, eerft w i t , daar na root, ten
iadften blinkeM-fwart. Ónder eeït weeke Jlymértgè J'dhaal
ver-
A<*y- ‘9 9 'T ó i. I iX V T .