I. Boek. I Hoofdft. AMBOINSCHE
O B S E R V A T I O.
KRUYDBOEK.
A AN M E R K 1 N G Ë .
C o c c u s foliis pinnatis, flore & f ruftu race*
mofo & angulofo.
C o c c u s met gevleugelde Bladeren, trosagtige
Bloemen, en hoekige,Vrugten.
' Prlmaria base, atquepraä reliquis zeftimanda arbor opdinid
»Rumphio Tabula Prima exhibetur, ubi integra occurrit Coe-
Cüs , feu Calappus arbor > cujus truncus ob altitudinera in bi-
nas divifus eft partes a a. b Vero demonftrat racemum florife-
rum Majang diftum, cum cymba fixppöfita c c , qu» ipfi fuc-
crefcit. i Siitit autem unicam racemi quafi fpicam, feu ari-
'flam, cum occlußs fioribus majori forma expreffam. e Racemum
frugiferum confpiciendum prsbet junioribus frutlibus onuftum,
qui vero provedtioris funt ajtatis illis , qui in racemo f obfer-
vantur, unde & figura rotunda ab aliis oblongis differunt;
g Vero oftendit hujus arboris adfeenförem Tiffadorem didtum,
quo modo altiflimas häfc'e confcendeie foletr arbores , qui
gladio b armatus eft , quo räcemos frugiferos detruncat, &
funiculo i , cui racemum alligat, ne juniores frudhis, i% terram
per altum lapfum decidentes, dehifeant & pereant.
A pluribus porro, prater itineraries, feriptoribus hac arbor
etiam exprefla occurrit, prafertim vero in Horto Malab.
Tom. i. Tab. 1 , 2,3,4. fplendida ejus invenitur Figura, & a-
pud Frey er. in hin. Indite Orient, pag. 9 & 10. Nieubov. China
p. 142. in Valent. Ambon, p. 178. Kalappa arbor dicitur, & de-
feribitur, ut & apud Pifonem pag. 130. ubi Inaia Guacuba,
vulgo Cocos dicitur: & apud Clus. lib. 1. arom. cap. 26. pag. 191.
fub nomine Coccus defc'ribitur, nec non in Eufebii Nieremberg,
biß or. natur. p. 246. & Pomet biß. de drogues p. 214. Plures alii
feriptores, majori copia, quam ut hicenumerari poffint,hanc
denominaverunt, vel deferipferunt arborem, quos omnes col-
legit & adnotavit D. Sloane in Catal. pl. Jarnaic. p. 132 & feq. quo-
lum principes, atque optimi in Tbejauro meo Zeylanico pag.
J82. recementur, ubi & peculiares quzedam virtutes & hujus
arboris operationes tarn externe quam interne, h. e. tarn in
Medicina, quam Chirurgia deferibuntur juxta teftimönium
celeberrimi Grimmii in laborat. fuo Ceylon, pag. 101, qui ipfe
audtor non tantum operationes Mas inftituit, fed ojitimam
etiam illarum nadhis fuit experientiam. Apud Carolum Lin-
nteum in traSatu de Mufa Cliffortiana pag. ix. naturales inve-
nies tarn florum ac frudtuum, quam aliarum hujus arboris
partium charadteres; Coccus eft officin. in Sam. DalePbar-
mac. Supp. p. 258- & novas edit, in 4to. pag. 294. ubi varii
audtores & ejus vires commemörantur; a Linnteo vero in Hort.
Cliffort. p. 483. vocatur Coccus frondibus jsinnatis, foliolis
enfiformibus, petiolis margine villöfis , ut & a Cl.Royeno in
Flora Leydens. Prodr. pag. 5 Zeylonice autem Polgbaba veca-
Deze edele, en boven alle andere hoornen te febatten Gocos'
Boom is zeer wel van RuMphius in de eerfte Plaat verbeeldt, en
van my genaamt Coccus met gevleugelde bladeren, trosagtü
ge bloemen, en hoekige vrugten; Van defe boom wert de ftam
om zyn hoogte in tween verdeelt door de letters a a aangetoont:
letter b geef't te kennen zyn bloeytros Majanggenaamt, met bet
fchuytje c c daar onder groeiende ; d vertoont een erikelde'
bloem-aair wat grooier getekent; e een trös met jonge vrug-
teh, dog ouder als aan de tros f , waarom de vrugten ook in
gedaante van elkander verfcbillen; g toont op wat wyfe defe boom
behendig door de Teyfferaar beklommen wert, die met zyn fwaart
h gewapent is, waar mede by in den top gekomen zynde de trotf
met vrugten affnydt, en i geeft te kennen bet touw, bei geen
by om den tros' eerfi bindt, wanneer by die aflaat, op dat de
jongere en weeke vrugten door de boogte op de aarde ter neder
vallende niet zouden gequetft werden, of ie door bet vallen openbarften’,
Deze boom is verder van veele , fo Reis befebryvers , als andere
befebreven, en verbeeldt; voornamentlyk is ze zeer beer-
Iyk vertoont in de Hortus Malabar. Tab. 1 , 2 ,3 ,4 . mede
by Freyer in zyn Reize door Indien in quarto pag. 9 en 10.
by Nieubofmzy« gezantfehap na China p. en by Valent. in
de befebry ving van Amboina pag. 158 komt ze onderden naant
van Kalappe-boom te vooren; als ook by Pifo pag. 130, al-
waarzè Inaia Guacuba genaamt wert, en by Clufius libr. 1. aro-
mat: cap. 26 pag. 191 wert ze onder den naam van Coccus befebreven
: als mede in Eufebii Nieremberg. hiftor. der natuur*
pag. 296. en Pomet Hiftoire des drogues p. 214. Zeer veele
andere.Scbryvers, te veel in getal om bier te melden, hebben dezen
boom mede bennamt ofte befebreven, welke aangetekent en opgetelt
werden in de Catalogus plantar. Jamaic. van Sloan. pag. 132 ende
volgende, waar van de befte en voornaamfte in myn Thefaurus
Zeylancius pag. 182. zyn aangebaalt, alwaar eenige by zonder e
kragten en werkingen van deze boom zo inwendig als uytwendig,
dat i s , zo in de Medicynen als Chirurgie vermeldt werden volgens bet
getuygenis van den beroemden Grimmius in zyn Laborat,Ceylon*
pag. ïoï.diedaar zelf de beproeving en onderyindinge van genomen
beeft: By Carolus Linnasus in zyn traSlaat over de Mufa
ClifFortiana pag. 11. vindt gy de natuurlyke kentekenen van de.
bloemen, vrugten, en andere deelen defes booms, en by Samuel
Dale in de nieuwe editie van fyn Pharmacologia in 4to de by-
fondere kragten en werkingen van defen boom onder de naam van
Coccus, nevens eenige aangebaalde Scbryvers j van Carol. Lin-
nasus in Hort. Cliffort. p. 483. wértfe genaamt Coccus fron-
dibus,pinnatis , foliolis enfiformibus, petiolis margine villo*
fis, als mede van de Profefib.r van Royen in fyn Prodr. van de
Flora Leydenf. pag. 5. Op Zeylon wert defe boom Polghaha genaamt
Êfc*
C A P U T S E C U N D U M . II. H O O F D S T U K .
De Sfeciebtts , Loco, Solo, ac Propagations Van de Soorten .Plaats, Grond, mVoortplan-
C oc corum . ting der Calappns-Boomen.
PAlmæ Indiern, five Calappi arboris plurimæ funt
lpecies, inter quas multæ jllarum tantum modo
funt varietätes, qUarum tot jam deferibemus, quot
nobis funt notæ, illarumque diferimen plurimum in
frudHbus, eorumqué nucibus confiftit, quædam enim
funt majores, quædam minores, aliæ vero rotundiores,
aliæ autem magis oblongæ.
Plinius lib. 13. Hifl. not. Cap. 4. Quadràginta no-
vem Palmarum enumerat fpecies, inter quas forte &
Indicæ quædàm Occurrent: Cafpar, Baubinus in Pinace
lib. 12. feft. 6. tria Palmarum habet genera, primo
nempe Palmam proprie didfcam, five Majorent, 2. Pal-
mam Minorent, 3. Palmam nucem fezentem, quæ qua-
draginta fex continent fpecies, quarum ultima, quam
Palmam Indicam & Cocciferam vocat, in feptendêcim
fola dividitur fpecies. V erum,fi omnes has enumera-
'tas fpecies accuratius examinemus , apparebit, plu-
rimas earum cum Palma Indica five Minore neutiquam
convenire, atque, é contra plurimas elfe omilfas, qüæ
révéra ad illud pertinent genus,. immo impoflibile vi*
detur, meo quidem judicio,omnes Palmarum fpecies, in
Afia, A frica, & America crefcentes, in unum redigere
genus:. iContentus itaque ero , fi illas, quæ in Orien-
talibus hifee infulis Indicis crefcunt, & vel a me
Ipfo obfervatæ, vel per aliorum relationem adnotatæ
iu n t, deferipfero , quæ, in tredecim Majoris Palmæ
Indicæ fpecies dividuntur.
Tôm.' l. • " " ' Prjmo^
DE Indiaanfcbe Palma , ofte CALApvus-BöOM, beeft
veele zoorten, waar onder ook flegts eenige veranderingen
van de booft-zoorten zyn y en waar vast
wy 'er nu zoo veel befebryven zullen, als ons bekent zyn ;
beftaande bet onderfebeyt meejl in de vrugten of nooten;
want zommige zyn grooter, zommige kleynder, andere zyn
ronder, en andere weder lankwerpiger.
Plihius, lib. 13. hiftor.' natur. Cap. 4. teld 49 zoorten
van de Palmen op, waar onder dezelndifcbe ookmif-
febien zullen fcbüilen: Cafpar Bauhinus, in Pinace, lib,
12. fe£t. 6. fielt drie booft-geflagtenvan de Palma, te weien
i.Palmam proprié di&am lïveMajorem, 2. Palmam
Minorem, 3. Palmam hucem f eren tem, t'zamen 46
zoorten uitmakende, waar onder de laafte, die by Indicam
& Cocciferam noemt, alleen in 17 zoorten verdeelt is;
maar als men dat mengelmoes nader inziet, zoo zalmen
bevinden, dat daar onder veele fcbüilen, die met de Palma
IndiCa, five minore, geen gemeenfebap hebben, en
daar en tegen veele uitgelaten zyn, die daar onder beboo-
ren, zynde myns oordeels., onmogelyk alle de medezoor-
ten van deze Palma, in Afia, Africa, en America waf-
fende, by een te brengen. Derhalven ik my vergenoegen zal
met die geene, die in deze oojierte Èylanden wafjen , en
‘ban my zelfs gezien, of door ’ t verbaal van andere aange-
toekent, zyn,. beftaande in de volgende 13 zoorten van de
Paliiia ïndiea Major.
B I. Ca