CHE KRÜYDBOEK. '
f . Boek. XII. Hóofdft. AMB O I N S n
e x p l i c a t i o
, Tabula Duodecimo.
Qu® exhibet B or u s s u m foliis palmatis, in profondes pûmes.
laciniatis, fruûibus racemofis , oviformibus, quæ a Rumpbto
. L ont aru s Silveftris altera, Ihur diaa,vocatur.
A .Folium integrum exhibet cum appendice pedunculi fpinofi
rugofo. _
B. Racemum frugiferum jmioribus frtiûibus onuftunl.
C. Majorein fruSum Oviformetti.
O B S E R V A T ! O.
Lontarus hæc Silveftris, Ibur dicta, a Valent, in Àmboinæ
defcriptione pag. 184. obiter defcribitur , ejiisque Figura
juxta. Rumpbii fpecimen No. XXIV. èxhibetur.
CAPUT DUODECIMUM.
Palma Indica vinaria fecunda, S aguerris five
Gomutus : G o m u T o.
HAec vera ac-vinifera Palma e ft, quum fere nihil
aliud præbeat alicujus momenti præter potum,
ac pilofam exerefcentiam feu mafTam, ex qua
Sla conficiuntur. Eodem fere modo ac Calappus cre-
fcit. Ejus autem trancus craflior e ft, ac multo humi-
lio r ,& v ix altior Pinanga} ad radicem æqualis nec protuberans^,
cujus coma atro-viridis e ft , incompta, & ad-
fpeftu triftis, unde facile ab aliis diftinguitur arbori-
bus. Truncus in annulos itidem quodammodo eft di-
vifus inæqualeS i & hirfutos, qui per Mufcum, jilu-
refque Filicum & Polypodii fpecies ,adeo obfeffi &
concreti-funt ut v ix aignofci pollint, antequam a
Tiffadoribus depuretur truncus,- ita ut filveftri ae vili
forma haud male ebrium æmuletur rufticum, qualis
variis confutis ac pannoßs veftimentis evigilat incom-
ptis inGricatisque titubans capillis : immo foediflimæ
formæ inter omnes eft arbores. Rami in vertice fupra
fe invicem ac conjunfti locantur, uti in Calappo, atque
hinc. inde de trunco vetuftior emarcidus depen-
det : quindecim ac feptendecim pedes funt longi ,• fir-
miores ac pilofiores quam Calappi rami , atque majores
-, quatuor nempe digitos la d , ac quatuor pedes
longi, ad medium nempe rami ; ab utraque enim par-'
te lenfim anguftantur, atque.ad fuperiorem partem
obtufe definunt tanquam abrupti, vel in minores apices
divifi, ac fupremus eft breviffimus, latiffimus, &
triangularis. Margines petiolorum obfeffi funt paucis,
vagis, ac tenuibus fpinulis ad vetuftiora plerumque
fo lia, quæ plurima,dependent ad medium circiter ab-
rupta & intricata, fuperne glabra, obfcure viridia
feu nigricantia, inferne cinerea feu albicanda.
Inter ramificatioflum ortum excrefcit fpatha, uti in
Calappo , quæ dehifcens multos ac, longos producit
petiolosj omnes majori nexos feu ex- eo dependen-
tes : quifque vero petiolus très vel très ,eum dimidio
longus eft pedes, qui ubique continent capitula rotunda
feu nuces, quæ proprie funt frudtus, Mefpili
magnitudinis ex rotundo triangulares, ac fumma parte
plani, in calice fquanimofo contentif juntti majo-
ribus' petiolis immediate , feu fefliles , ex coeruleo
virides, màturi autem ex fufco lutefcentes, optime
referentes fafciculatos nodos pallii, qualis in .officinis
vénales fufpenduntur : talefque racemi aliquando très
quatuorve fimul ex arbore dependent eodem ex v.er-
tic e , quorum quifque tanti eft ponderis, ut unus vix
geftare poflit vir. Inutiles àc nullius funt ufùs-, atqué
decidunt, exceptis quibusdam femi-maturis, quos Si-
nenfes faccharo condiunt.
• Hi frattus duas aut plerumque tr.es continent par-
vas oblongas nuçes, paulo majorés Corylorum fl*u6ti-
bus, arftefibi junólas,unde trigonæ funt; fed Gerdt
. Tom. I'. " earum
U Y T L . E G G I N ö
Van de twaalfde Plaat,
Dewelke vertoont een Borussus met Palmsgéwyze hlaadeii, tri
diepe kamnien verdeelt, en de vrugten in troffen dragende
van een Eyformige' gedaante, van Rumphius tweede
wilde Lontar-boóm Ihur genaamt.
A. IVyJl aan een geheel bladt met een ruig aanhangzel van
den döörnagtigeh fteel. ' ,
B. Een vrugüdragende tros met jongere vrugten beladen.
C. De grootere vrugfi» de gedaante van een Ey.
A A N M E R K I N G .
Deze Lontar-Boom, Ihur genaamt, wert by Val ent. in zyn Be-
fchryving van Amboina ter loops pag. 184- befcbreven en nd
de Figuur van Rumphius No. XXIV. verbeeldt;
XII. H O O F D S T U K .
Tweede Wyn-dragende P d m -B o om :
G om u to .
Di t is een waaragtige en puur wyn-gevende Palm-
Boom, vermits menfcbier anders daar van niets en
heeft, dat van eenig belang z j j dan drank, en een
hairagtig gevoafcb, waar van men touwerk maakt: by wafi
op de manier als den Calappus^Boom3 dog denflam is wat
dikker, maar ook veel laager ,• en qualyk zoo boog, als een
Pinang-Boom, by de wortel effen, en geenfints uitpuilende,
zynde met zyn zwart-groen looff, wilt en droevig in
■ t aanzien, ook ligt van andere Boomen te onderkennen:
den ff am is mede eenigzints in trappen verdeelt j dog zeer
oneffen en ruig. van mofcb, als mede met veelderley zoorten
van Vaaren en Polypodium zoodanig bewaffchen en. bedekt,
dat men bem qualyk bekennen kan, voor en al eer by
van de Tieffadoors gezuivert wert; zoo dat by met zyn lee-
lyke en wilde geffalte niet qualyk een dronken Boer gelykt,
zoo als. die met zyn gelapte klederen, en verwarde hdireti
uit den flaap opfpringt; immers bet . is de leelykfte van gedaante
onder alle Boomen. De takken ftaan by malkander
boven in den top, gelyk die van den Calappus-Boom, dog
bier en düar bängter een oude by den ftani af: zy zyn vyf-
tbien en zeventbien voeten lank $ ftyver en ruiger dan de
Calappus-takken, niet uitgebolt, maar hoekig, en zonder
eenige doornen aan de kanten, te weder zyden met breede
bladeren bezet, gelyk die van de Calappus-Boom,- dog groo-
ter, te weten vier vingers breet, en vier voeten lank, wel
te verffaan omtrent bet midden van de tak’, want aan beide
eynden wordenze allengskens korter, voor met een breede
ffompe fpitfe, als afgebroökeri, of in mindere fpitzen verdeelt,
en bet aldervoorffe is bet alderkortfie, breetffe, en
driezydig; baare randen zyn bezet met weinige ydele en
fubtife doorntjes j doorgaans aan de oude bladeren, en bangen
de méeffe nederwaarts, omtrent de midden afgebrooken,
en door malkander verwert j aan de.bovenffe zyde glat,
donker of zwart-groen, van onderen grys of witagtig.
Tujfcben den oorfpronk der takken groeit de fcheede of
Spatha, gelyk aan den Calappus-Boom, dewelke gehör f f en
zynde, te voorfcbyn brengt veele en lange ffeeltn,al te zamen
aan een dikker fteel ofte tak bangende, want yder fteel
is lank drie en drie en een half voetlangs benen digt bezet
met ronde knoppen of moten, ' t ’welk eygentlyk de vrugten
zyn, omtrent zoo. groot als een Mifpeï, uit den ronden
wat driekantig, aan ’t voorfte eynd’ wat plat., en in een
fcbubbig kelkje , zonder voetjes1 i ‘aan de boöftfteelen va f t
zittende, van couleur blaauw-groen, maar de rype zyn uit
den-bruimn wat geelagtigzeer wel gelykende troffen van
groote mantelknoopen, gelyk menze in de winkels te koop
ziet: van dusdanige troffen hangen* er zomtyts vier. a.vyf
teffens aan eenen.boom, en alle uit deszelfs kruin, zynde
yder zoo zwaar , dat een man genoeg aart een te dragen
beeft: zy hangen daar ten onnutte, of voor niet met-al)
•want men heeft’er geen gébruik van, en zy vallen ook, als
onbequaam en nergens'toedienftig zynde, af-, behalven eenige
weinige bdlfrype, die de Sineefen nemen om te confyten.
. . Deze vrugten bebben van binnen twee, ofmeeft drie,
■ lankwerpige^nootjens, wat grooter dan ba/elnoten ,gefcbikt
L tekens malkander ßaande,- en zyn dierhalven ook driezydig
;.v , H ■ of
1 m