IR Bock-Vl. Hooftß. AMBO INS CHE KRUYDBOEK. 165
media etiam fæpe regione effodi aeque in Boruflia ac
in Sinenfibus provintiis Succhuena & Junpama cen-
tenis aliquot milliaribus a mari Eöo fitis, in quibus
plurimae etiam crefcunt Pini, uti videre eft in Sinenji
Atlante pag. 65. ubi Pater Martinus teftatur, fefe non
iolum rubrum & album Succinum ( flavum autem ibi
non occurriO ibi vidiffe ex terra erutum, fed Sinen-
fes uno quail ore dicere ac credere , ortum fuum
habere ex pinguibus pellucidisque Pini fegmentis,
per longam annorum ieriem in fuccinum rubrum mu-
tatis vel degeneratis, dicitque porro, Sinenfes inge-
niofe Succinum rubrum componere ac imitari quafi
polie ex pura 'Pini refîna, quam ebulliendo ita no-
runt præparare, ut non tantum colorem fuccini
fubftantiam gerat, fed qUoque leviores attrahat fco-
riàs. Magna tarnen invenitur differentia intér fuccinum
&Pini reiinam, licet arte fit præparatum : Idem
hocce de Ambra intelligendum e ft, naturalem maris
elfe projedhim , attamen fieri poffe , eundem
huncce luccum in quasdam attraftum arbores , in
iisdem Ambræ quoque odorem generare.
Siccam Nanarü minimi refinam diu habui pro qua-
dam ficca & nigra refîna, Macaffarenfibus Galedupa
vocata, dein autem comperi, ex alia hanc provenire
arbore, fupra libr. 2. cap. 20. defcripta, quum vero ejus
Oleum Macaffarenfibus obferebam , vocabant hoc
Tin-Jo, quod ipfis infervit ’ac neceffarium eft ad
Dupæcompofitionem,eftqu£ duplex ,fed ex una pro-
fluens arbore. Primum vero eff Oleum flavum inftar
Olei Calappi, fponte fua ex arbore efiluens, fed fen-
fim rufefcit-& vifcofum e f t , diciturque ipfis Tinjo-
Calau. Alterum vero nigrefcit & duriusculum ma-
gis e ft, inque arundine Bambu didta colledtum vénale
proftat, uti Galedupa. Utrumque adhibetur ad
Dupam, ut vifcofitate Üua reliqua ficca ingredientia
combinet. Ex arboribus vero colliguntur ignotis,
auæ in infulis crefcunt Salayera & Calaua, ad Macaf-
faræ partem Auftralem fitis, ipfis Silayer & Calautoa
didtis, h. e. magna Calaua ad differentiam alterius
minoris infulæ.
Tabula Quinquageßma Quarta
Ramum exhibet Canarii minim ieu Olcofi, quod Nanari Min-
jak vulgo vocatur, ubi per Litt. A. racemus frugifer majori
forma expreffus denotatur.
OBSERVATIO.
. Canarium hoc minimum Oleofum a Valent, p. m . obi>
ter defcribitur, & in Tabula fub No. XXXIX. delineatur.
leen in Zee en op Jlrant gevonden, maar ook Landwaart
in uitgegraven werden , zo wel in PruiJJen, als in de
Sineejje Provintien. Succbüen en Jwinam eenige bonden
mylen van den Oojlelyken Oceaan gelegen , daar meede
veele Pyn-boomen groeyen, gelyk te zien is in den Sineef-
fen Atlas pag. 65. alwaar Pater Martinus getuigt t niet
alleen roode en witte bernjleen (de geele wert daar niet
gevonden) aldaar gezien te hebben, die men uit de aarde
graaft, en eenparig van de SineeJJen gelooft wert, dat
bet zynen oorfpronk bebbe uit de vette en klareJlukken des
Pyn-booms, door lankbeit van jaaren in rooden bernjleen
verandert, maar zegt ook , dat de SineeJJen den rooden
bernjleen aardig weten na te bootzen uit puur Pyn-bers,
• 't welk. zy door 't kooken zoodanig weten te bereiden, dat
bet niet alleen de coleur en fubjlantie van bernjleen versbeeld
, maar ook Jloppelen aantrekt. Egter blyft noch al
een groot verfchil tujfcben bernjleen en pyn-bers, men mag
bet ook door konjl bereiden, zoo men wil. Dit zelve moet
men ook. van den Ambar grys verjlaan, dat bet oorfpron-
kelyk een uitwerpzel der Zee is, en evenwel zyn kan, dat
dezelve zap iri eenige boomen opgetrokken word, en daar
in eenen Amber-achUgen reuk genereert.
Het uitgedroogde bers van 't Nanarium minimum,
beb ik lang gehouden voor een zeekere drooge en fwarte
Refina, by de Macajfarén Galedupa genaamt, doch na-
maals bevonden, dat bet van een andere boom komt, bier
boven lib. 2. cap. 20. befcbreven; maar als ik de voornoemde
Oly aan de Macajfarén toonde, noemdenze dezel-
ve Tin-Jo ,- bet welk zylieden noodig hebben tot ‘t imkert
van de Dupa , en is tweederley, docb van eenen boom
komende. Het eerjle is een geele oly, air Calappus-olye,- •
van zelfs uit den boom druipende, docb Wert metter tyt
ros en kleverig, en biet eygentlyk Tiajo Calau. Het andere
isfwart en bartacbtig, 't welk men in Bamboesies
te koop brengt, gelyk Galedupa. Beide wordenze gebruikt
tot de Dupa, om met bare kleverigbeit alle dè andere
drooge aan imlkander te houden, en komen vanoribe-
kende boomen, wajfende op de Eilanden Salayer en Calau,
bezuiden MacaJJer gelegen, by hunlieden Silayer en
Calautoa genaamt, dat is groot Calau , tot onder fcbeidi
van een ander kleinder.
De vier-en-vyftigjle Plaat
Vertoont een Tak van de kleinfle ofte de OSeachtire Caitary.
Boom, Nanari Minjak genaamt,- alwaar door Lett.A. een
vrugt-tros in grooter gedaante aangewezen wert.
AANMERKINGE.
Deze kleine ofte Olieachtige Canari wert by Valent. p u u
vermeldt, en op de Plaat onder No. XXXDC. aangewezen.