1Ó8 H ERB AR II AM BOINENSIS LiberlW. cap. VIII.
turn arma prope conceptacula calefaciunt, quæ ma-
nubriis intruduntur, unde Dammara hæc liquefatta
illacontinet, quum fit admodum tenax, huicque.o-
peri qilam aptiiumai
Contra tonfillas turnen tes ac inflammatas ufurpan-
tur horum Canariorum putamina, cum aceto contrita
in pultem tenuem, quæ externe illinitur, cumque
pauxiÙo aquæ mixta pro gargarismate infervifc
Tibula Quiriquageßma Quinta
Ramum exhibet Canarü Decumani , quod Canary Befaatvo-
catur, ubiLitt. À. ejus frudtum majori forma exprcflum
. dénotât.
B. Frutium dijfeftum fiflit , ut tria ejus oflkulafeminalia in
telluliè trigonis locata confpiciäntur.
CAPUT OCTAVUM.
Dammara Selanica: Dammar Se/an.
HÆc vulgatifilmam ac ufitatiflimam per totam &
quofäm-Indiam præbet.refinam* atque a noftra
natiörie pro Ihdica Colophonia habetur, & no-
minatur, arbor vero ejus noftro populo fere ignota
e ft, quum in magnis infulis a mari & litore remotis
crefcat; Dividitur autem in marem & feminam,forma
trunci&fbliorum non multum differens , fed u-
tramqüe peculiariter defcribemüs.
Dammara itaqüe Selan feu mas difta, arbor eft crafla
& alta, plerumque erefta, aliquando autem incurva,
corticem.gerit crailum, ruffum, plerumque rügofum
& fiflurn, in junioribùs vero arboribus æqualem : Rami
ejus funt ampli &• extend, comam_ conftituentes
ievem & irreguläremypaucas ènim rachides gérant hi
rami, inqueiis folia funt rara,plurimumque perforata
ac lacera, ita ut arbor hæc confpe&um præbeat in-
gratum ac deformatürti.
Hic mäs folia gërit Ganangoe, vël paulo majora*
tenuîa,’ fîCca, & tremula, ôbfcure viridia, fuperius
glabrâ, -infërius rugofa , ,a qüinque ad ofto polliçes
longa, trfnos* binösve tum diinidio lata, obtufe de-
finentia, cum levi tarnen apice,mùltis coftis parallelis
ac transverfalibus pertexta. Altemata hæc locantur
in longis rachidibus, quæ lanuginofæ parum funt, atque
fex feptemve folia in uno îllarum latere inveniun-
tür. Ramorum cortex ex nigro fufcus eft, plurimis
nota tus punftulis, funt àutem multo graviores & fo-
îidiores qùam in Cananga, inque genicula quafi di-
vifi funt ni ràmi. - -,
Flores ex alis fuperiorum foliorum ut & ad ramo*
Tum . extremum progermiflant ih" racémis fpithamam
longis, inqüe brèves latérales ramulosdivifis, qui non
funt uniformes, vel æqualis longitudinis.-• -In nis primo.
apparent capitula acuta & flavefcentîa » qiiæ fefe
aperiiint iii flofculos êx quinqüe aâguftis & flavefcen-
tibus betaliS j apices referentibus, formatas * atque
:hi caliCi infident, qui in fuperiore ejus- parte ciftam
•quafi formât * cui infiguntur quinque ftamina_ inftar
•anguftorüm petalorüm 3 quæ occludunt capitülum
quoddam fubrôtdfldum, poil: primi hujus florislapfum
•ex cifta ifta alter omnino prodit flos, atque ex hoc
veruf fruttus, Flos äutem hic componituf éx tribus
angüftis pëtalis , digitum ihînorem circiter longis &
-lacis* infërius angüftis, fuperius lads , inftar fpathæ
Chirürgôrum, eftque primo pürpurafcëns & lanûgi-
nofus , dein autem fufcus marcefcit, per longitudi-
nem ftriatùs, plurimis aütèm venis lateralibus rugo-
fus: Inter hæc petala bina infuper, ràro autëm tria
alia-inveniuntür inftar liriguæ formata,-quæ in ipfo-
rum centîo nücëm continent parvam, inftar dimidiæ
' micis avellanæ, àb inferiore parte lacam, fuperius Ve-
; rö cito acuminatam' éüm obloiigo apice.
c Sùb fragili putamiiie viridis ac pinguis reconditur
nucleus amaricans, làpôris adftrihgënti$,plorimæ au
t’ern nucës funt corraptæ & inutiles cibo.
Notandüm vèro eft genuinis- hifce floribuS fpiirios
quafi præcedere flores, quam diu nempe arbores fint
junio»
men ’t geweer by de Jleel warm, en Jloót ’t daar in,
zynde deze Dammar tot dit werk alderbequaamjl, omdat-
ze zo vaft boud.
Tegen gefwolle Amandelen neemt de fcbaale van deze
Canaris, wryftze met Azyn tot een dun papje, enfmeert
bet van buiten op, doet ook wat water daar by, en gorgelt
daar mede.
De vyf-en-vyftigjie Plaat
Vertoont een Tak van de grootfte Canari, die de Cnnary
. Bejaar genaamt weit. alwaar door de Lett, A. een vrucht
in grooter gedaante vertoont wert.
B. Dezelve geopent, op dat dcszelfs drie vakken,waar in de
Zaat-korrels leggen, vertoont werden.
VIII. HOOFTSTUK.
De Danmar Selan-Boom.
Dit is bet gmeenfte en gebruikelykjie bets door gants
Water-Indiën, en word by onze Natie voor Indi/cb
Harpuys gehouden en genaamt, docb de'boomen
zyn ons volk meeft onbekent , om datze op gr oote 'Eilanden
wat verre van Jlrand wajfeben. Zy zyn verdeelt in
Manneken en Wyfken, in fatzoen van Jlam en'blader en
niet veel van malkander verfcbillende, docb wy zullen
ieder in ’t byzonder befebryven.
Eerjlelyk , • Dammar Selan bet Manneken * zyn boom
is dik en bo'og, meeft regb, en zonityds wat . bochtig, de
fcborjfe dik', ros, doorgaans ruig engèfcbeurt, dóch aan
de jonge boomen effen. De takken wyd, mèt een ydele
onfatzoenlyke kruin, want men'ziet weinige ryskens aan
de takken, en daar aan de bladeren ieder of meefi. door-
wreeten, zo dat bet een.lelyke, boom van aanzién is*
Het Manneken beeft bladeren als die van Cananga, of
wel zo groot, dun, droog, en rammelende, döödSrgroen,
boven glad', en onder ruig j ban vyftot acbt duimen lank,
twee en twee en eèrt-balf breid, vartvoorenfiomp, meteen
kórte fpitze, en veeleevenwydige dwers-tibben: Zyfiaan
verwijfelt tegens malkander aan lange ryskens-, die wat
wolaebtig zyn, met zes of zeven bladeren aan eene zyde.
De fcborjfe dan de takken is fwdrt-bruin, met veele puntjes
bezet, en zyn veel fwaarder en ftyver dan die van
Cananga, gelyk als in heden verdeelt*
Het bloeizel komt uit den fchoot der voorjle bladeren,
en bet 'einde der takken' zelfs voort, een fpan tank, en in
korte zyde-takjes verdeelt, dewelke niet eenparig van
f t and en lengte zyn: Hier aan ziet meneer f t fpitze en
gedachtige knopjes ■, dewelke Veranderen in kleine bloem-
kens, van kiyffmalle en blee'k-geelé blaadjes, ' of veel meer
fpitzen, dewelke een voetje' maken, dragende boven op een
kelkje of potje, daar in ïiién vy f andere draadjes offmal-
le bladeren' ziet, verbergendé een klein knopje1,'als een
fpelde-boofd. Na bet af vallen van dit eeffie Moeizelkomt
uit bet voornoemde potje eeri gébeele andere bloem, en de
regte vruóbt voort. Deze bloem is gemaakt van driefmal-
lé -bladdjèi, omtrent een pink lank en breed, ■ achter fmal,
en'voórenfreedjgelyk een 'CbiYUfgynsfpadel, eèrft bruin•
rood, en Wolacbtig, maar beftèrft vaal,'dn do'lengtege-
ribt, en met veele dwérs-adertjes gerimpdt, daar tuf
feben ftqan nog twee, en zelden drie andere blaadjes,
mede als tongskeris geformeeft, en befluiten in dé midden
een klein nootken, als-een halve Hafel-noot , onder breet,
en febielyk toegefpitfi, met een lankacbtig Jpitsken boven
op.-
Onder een breekzame fcbaal leid èen gfofindebtigt en
toette beeft * bitter achtig, en t’zarhéntfekkende van frnaak,
docb de meefte nootjens zyn wrang * en onbequaam te ee-
ien.Z
o ftaat ook te merken, dat voor dit regte nog èen ander
valfcb bloeizel voorgaat,zo lang de boomen jong- zyn,
want
'laA.JLV.
'Z&77V.H.